Meteen naar de inhoud

Dwangsom opleggen bij veroordeling tot zekerheidstelling?

Dwangsom en de verplichting tot zekerheidsstelling

In een recent arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat een voorwaarde tot zekerheidstelling niet kan worden aangemerkt als een hoofdveroordeling in de zin van artikel 611a Rv. Dat betekent tot de kern teruggebracht dat een dwangsom opleggen bij een veroordeling tot zekerheidstelling niet past in het wettelijk stelsel. Als advocaat procesrecht zou dat niet langer mogen worden gevorderd en een (kort geding) rechter kan dat – zeker indachtig deze uitspraak – niet (meer) toewijzen. In artikel 611a Rv is bepaald dat de rechter op vordering van een der partijen de wederpartij kan veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan. Dat geldt dan onverminderd het recht op schadevergoeding wanneer daartoe gronden bestaan. Een dwangsom kan verder niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom. Hier speelde aldus de vraag of een verplichting tot zekerheidstelling een hoofdveroordeling betreft. Onze advocaat contractenrecht en procesrecht Remko Roosjen en Sabine Vletter gaan in op de feiten van deze zaak.

Wat is de definitie van een dwangsom?

Een dwangsom kan worden gedefinieerd als de verplichting aan een procespartij om een bepaalde geldsom te betalen wanneer niet volgens een bepaalde gerechtelijke of bestuurlijke beslissing wordt gehandeld. De geldsom zelf wordt ook gekwalificeerd als de dwangsom. In Nederland onderscheidt men de bestuursrechtelijke dwangsom en de civielrechtelijke dwangsom.

Veroordeling tot betaling dwangsom bij niet-tijdige zekerheidsstelling

In het geschil – en voor zover juridisch van betekenis – is een procespartij genaamd Ritzenhoff door de voorzieningenrechter in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeeld € 2.000.000,00 te betalen aan verweerster. Ritzenhoff stelt daartegen hoger beroep in en daarnaast een incident met de vordering tot zekerheidstelling en deze te bezwaren met een dwangsom. Het hof veroordeelt de wederpartij tot het stellen van zekerheid in de vorm van een bankgarantie. Hierbij legt het hof tevens aan deze (vermeende) ‘hoofdveroordeling’ een dwangsom op voor iedere dag dat geen zekerheid wordt gesteld. Tegen deze toewijzing, i.e. de dwangsom en de verplichting tot zekerheidstelling – wordt cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Is een veroordeling tot het stellen van een bankgarantie te bezwaren met een dwangsom?

De rechtsvraag die de Hoge Raad hier diende te beantwoorden is of de veroordeling tot zekerheidsstelling bezwaard kan worden met de oplegging van een dwangsom. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag ontkennend, nu artikel 611a lid 1 Rv. bepaalt dat “de rechter op vordering van een der partijen de wederpartij kan veroordelen tot betaling van een dwangsom, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan”,

De kern van onderhavige uitspraak zit hem in “voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan”. Artikel 611a lid 1 Rv vindt zijn basis in de Benelux-Overeenkomst houdende Eenvormige Wet betreffende de dwangsom. De Raad stelt dat de rechter, zoals uit dit artikel blijkt, slechts een dwangsom kan uitspreken voor zover niet aan een hoofdveroordeling wordt voldaan, om de veroordeelde partij aan te zetten tot nakoming van de veroordeling. De Hoge Raad benadrukt dat de bepaling daarmee ziet op veroordelende uitspraken, met andere woorden een hoofdveroordeling, waarin de rechter de wederpartij beveelt iets (niet) te doen.

Zekerheidsstelling is geen hoofdveroordeling

In de zaak van Ritzenhoff was van een dergelijke hoofdveroordeling geen sprake, nu het stellen van zekerheid een voorwaarde is voor uitvoerbaarheid bij voorraad, maar géén bevel. Wanneer er geen zekerheid wordt gesteld is daarmee enkel de uitvoerbaarheid bij voorraad niet aan de orde. Met andere woorden, de schuldeiser stelt óf zekerheid en kan daarmee direct het vonnis executeren, óf de schuldeiser stelt geen zekerheid en kan niet executeren. De schuldeiser wordt hiermee volgens de Hoge Raad voor een keuze gesteld, waarmee het opleggen van een dwangsom – zoals in onderhavige uitspraak – voor het niet stellen van zekerheid de keuze wegneemt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof met betrekking tot de dwangsom.  Lang verhaal kort: een dwangsom opleggen bij veroordeling tot zekerheidstelling is hiermee van tafel.

Zekerheidstelling en uitvoerbaarheid bij voorraad

Uitvoerbaarverklaring bij voorraad (artikel 233 Rechtsvordering) is een voorziening waarbij een rechter – op verzoek van één der partijen – kan bepalen dat de uitspraak direct ten uitvoer mag worden gelegd, zonder dat een rechtsmiddel de executie schorst. Met andere woorden, zodra er een vonnis is gewezen mag dit vonnis worden geëxecuteerd, ook als er nog hoger beroep of cassatie openstaat. Nu gerechtelijke procedures over het algemeen veel tijd in beslag nemen zou zonder de toepassing van uitvoerbaarheid bij voorraad de mogelijkheid bestaan dat een eiser jarenlang moet wachten op de tenuitvoerlegging van zijn vordering, en tevens bestaat het gevaar dat na al die jaren de verhaalsmogelijkheden inmiddels ontoereikend zijn geworden.

Artikel 233 lid 3 geeft de rechter de bevoegdheid aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad een voorwaarde te verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld. Veelvoorkomende procedures waarin zekerheid wordt gesteld is bij het opheffen van een beslag of bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. De tenuitvoerleggende partij dient zekerheid te stellen voor het restitutierisico. Hiermee is voor de debiteur in de situatie waarin in hoger beroep of cassatie een reeds toegewezen vordering toch wordt afgewezen de mogelijkheid gewaarborgd om de geldsom terug te krijgen, mocht eiser in financiële moeilijkheden verkeren.

Dwangsom advocaat

Kortom, een dwangsom opleggen bij een veroordeling tot zekerheidstelling kan niet door de rechter. Zoekt u een dwangsom advocaat of wilt u advies inwinnen over een processuele handeling, een procedure bij de civiele rechter of een andere vraag over het procesrecht? MAAK Advocaten is o.a. gespecialiseerd in het burgerlijk procesrecht en beschikt over een team van ervaren procesrecht advocaten. Wilt u advies inwinnen over de mogelijkheid van verhaal van uw vordering, dan helpt onze advocaat procesrecht u ook graag verder. Wilt u meer weten over deze uitspraak, ook dan kunt u contact met ons opnemen. Wij brengen graag uw juridische positie in beeld, om u vervolgens van een praktisch advies te voorzien en/of u bij te staan in een gerechtelijke procedure. Neem gerust contact op met onze advocaat procesrecht of met een van onze andere advocaten in Amsterdam.

+31 (0)20 – 210 31 38
remko.roosjen@maakadvocaten.nl

Remko Roosjen

Remko Roosjen

Als partner van MAAK en advocaat commercial law geeft Remko leiding aan aan het team Commerciële Geschillen en Contractenrecht. Remko is een gespecialiseerde advocaat contractenrecht en heeft een ruime ervaring in het voeren van procedures, waaronder voor de civiele rechter, in arbitrage en mediation. Remko is verbonden aan de specialisatievereniging voor Distributie, Franchise en Agentuur en doceert regelmatig over het snijvlak van commerciële contracten en productregelgeving. Lees meer over Remko op zijn persoonlijk profiel of op LinkedIn .