De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft Nederlands hoogste rechtscollege – de Hoge Raad – geadviseerd om het systematisch en permanent maken van foto’s op snelwegen (en het opslaan ter controle van rittenregistraties voor de bijtellingsregeling) als onrechtmatig te kwalificeren. De advocaat-generaal brengt hiermee een onafhankelijk advies uit in deze al langere tijd lopende kwestie. Arresten van de Hoge Raad gaan doorgaans vergezeld van de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad volgt dit advies, of wijkt ervan af als hij een andere mening heeft.
Advocaat-generaal over EVRM
De advocaat-generaal heeft getoetst of het zelfstandig verzamelen van ANPR-gegevens door de Belastingdienst in overeenstemming is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Meer specifiek is ingegaan op de vraag of de vastlegging van de gegevens een inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de betrokken automobilisten vormt.
De advocaat-generaal komt in zijn advisering tot de conclusie dat het waarnemen van gedragingen in de openbare ruimte in de regel niet leidt tot een inbreuk op de privacy van de betrokkenen, wanneer de waarnemingen identiek zijn aan die welke door de waarnemer zouden zijn verkregen ‘by being on the spot in person’. Inbreuk hierop doet zich echter wél voor indien deze waarnemingen systematisch en permanent zijn.
De wijze waarop de belastingdienst de betreffende passagegevens verzamelt – het vastleggen van passagegevens van alle weggebruikers die de op de openbare wegen geplaatste camera’s passeren – kwalificeert volgens de advocaat-generaal als een zodanige systematische wijze van gegevensverwerking. Dit noopt volgens de advocaat-generaal tot het gevolg dat het vastleggen en verwerken van de camerabeelden een inmenging is in de privacy van betrokkenen. Enkel en alleen zou een zodanige inbreuk toegestaan zijn indien hierin bij wet is voorzien. Deze moet toegankelijk en openbaar zijn en de gevolgen moeten daarbij dan voorzienbaar zijn.
De belastingdienst heeft haar bevoegdheid altijd geënt op artikel 11 AWR: de autonomie van de inspecteur om op basis van de hem ter beschikking staande feiten/waarnemingen een aanslag op te leggen. Deze opvatting impliceert aldus dat de ANPR-gegevens de inspecteur ter beschikking staan en hij deze als zodanig mag gebruiken bij het opleggen van de aanslag.
De advocaat-generaal betoogt dat ter beschikking staande informatie openbaar toegankelijk moet zijn en de inspecteur dan met recht artikel 11 AWR mag inroepen. Echter, dit is systemisch en gestructureerde verkregen informatie en zou daarmee indruisen tegen het bedoelde in artikel 11 AWR. Uit niets blijkt dat de inspecteur aan deze bepaling (systematische) controlebevoegdheden kan ontlenen. In het systeem van de AWR zijn de onderzoeksbevoegdheden van de inspecteur gericht op de administratie van de belastingplichtige.
Volgens de advocaat-generaal is er derhalve geen wettelijke basis voor de belastingdienst en is het vastleggen van de ANPR-gegevens door de belastingdienst dus strijdig met het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het privéleven. Zelfs indien artikel 11 AWR tóch als wettelijke basis zou kunnen gelden, verdraagt de onhelderheid en onduidelijkheid zich niet met het bepaalde in artikel 8 EVRM.
Het is thans afwachten of de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal zal volgen, hetgeen grote consequenties zal hebben voor de bestaande en toekomstige aanslagen van de belastingdienst.
Advocaat gespecialiseerd in privacyrecht
Wilt u meer informatie van een advocaat gespecialiseerd in privacyrecht? Neemt u dan contact met ons op.