Meteen naar de inhoud

Goodwill bij het einde van een agentuur­overeenkomst

Goodwill bij het einde van een agentuurovereenkomst is vaker een punt waar partijen verdeeld over zijn, of waar onduidelijkheid over heerst. Een handelsagent heeft bij het einde van een agentuurcontract recht op een goodwill vergoeding (de wet spreekt ook wel van een klantenvergoeding). Deze regelgeving slaat terug op de Europese Agentuurrichtlijn. Goodwill is een Engelstalig begrip en houdt niet veem meer in dan het bepalen van een gedeelte van de marktwaarde van een onderneming dat niet direct toewijsbaar is aan de activa en passiva. Onze advocaten contractenrecht praten u in dit overzichtsartikel bij over de voornaamste zaken die komen kijken bij het sluiten en opzeggen van een agentuurovereenkomst.

WANNEER HEEFT EEN HANDELSAGENT RECHT OP GOODWILL?

Een handelsagent heeft recht op een vergoeding wanneer de handelsagent:

  • de principaal (dus de onderneming namens wie hij bemiddelt) nieuwe klanten heeft aangebracht of de transacties met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid en de transacties met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren, en
  • de betaling van deze vergoeding billijk is, gelet op alle omstandigheden, in het bijzonder op de uit de transacties met deze klanten voortvloeiende provisie, die voor de handelsagent verloren gaat.

een Exclusief AGENTUURcontract sluiten

Stel, u gaat als fabrikant, leverancier, bemiddelaar, distributeur een exclusief agentuurcontract sluiten met een handelsagent aan die gericht is op een voortdurende prestatie. We spreken dan van een exclusieve duurovereenkomst. Bij het aangaan van een agentuurrelatie doet u er goed aan een dergelijke exclusieve agentuurovereenkomst goed op papier te zetten. Dit kan van (grote) invloed zijn op de hoogte van te betalen goodwill. Mag de handelsagent bijvoorbeeld exclusief een contractsgebied bedienen (exclusief agentuur contract), dan zullen alle aangebrachte klanten binnen dat contractsgebied meegenomen worden in de hoogte van de goodwill, voor zover er sprake is van de opgesomde eisen als hierboven.

Het OPZEggen van een aGENTUUROVEREENKOMST en goodwill

Bij het opzeggen van een agentuurovereenkomt bent u gebonden aan juridische kaders. De hoogte van de goodwill speelt ook daar een rol. De hoogte van de goodwill is weliswaar beperkt tot maximaal 1 jaar, maar die wordt wel berekend over de voorgaande (5) vijf jaren, of zoveel korter als daarvan sprake is. U dient zich dus goed ervan te vergewissen wanneer u een agentuurovereenkomst opzegt.

KLANTENVERGOEDING BIJ het EINDE van een AGENTUURCONTRACT

In mei 2017 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de verschuldigdheid van een klantenvergoeding bij het beëindigen van een agentuurovereenkomst. Bij het einde van een agentuurovereenkomst speelt veelal de vraag of een handelsagent aanspraak maakt op een schadevergoeding en aanvullend een zogenoemde klantenvergoeding (‘goodwill’). Op grond van de Nederlandse regelgeving heeft een handelsagent recht op goodwill, wanneer hij voor de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht, of de overeenkomsten met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren (fase 1). De betaling van deze vergoeding moet wel billijk zijn, waarbij alle omstandigheden een rol spelen (fase 2).In het bijzonder speelt daarbij de verloren provisie uit de overeenkomsten met deze klanten. Ten slotte wordt een maximumgrens gesteld aan te betalen goodwill (fase 3).In een recent arrest is de wijze waarop een handelsagent in aanmerking kan komen voor een goodwill vergoeding verder verduidelijkt. Als advocaat contractenrecht sta ik stil bij dit recente arrest van de Hoge Raad.

Corendon is een reisorganisator (touroperator) die pakketreizen aanbiedt. Zij maakt daarbij mede gebruik van handelsagenten. De organisatie Prijsvrij en Corendon hebben daartoe in 2012 een agentuurovereenkomst gesloten. De samenwerking verliep niet altijd even soepel; Prijsvrij heeft zich vaker bij Corendon beklaagd over prijzen, kortingen en accommodaties die Corendon, anders dan overeengekomen, niet aan Prijsvrij zou hebben doorgegeven. Corendon heeft de juistheid daarvan altijd bestreden. In juli 2013 heeft Corendon Prijsvrij bericht de agentuurovereenkomst tegen 31 oktober 2013 te beëindigen (“het huidige aantal wederverkopers niet meer past in de bedrijfsstrategie van Corendon...”. Prijsvrij vordert een goodwill, c.q. klantenvergoeding.

In hoger beroep heeft het gerechtshof (anders dan de kantonrechter) de aanspraak op een goodwill vergoeding afgewezen. Volgens het Gerechtshof heeft Prijsvrij géén inzage verstrekt in de bruto-provisie die zij heeft verdiend vanwege nieuwe en geïntensiveerde klanten in de laatste twaalf maanden van de agentuurovereenkomst. Het gerechtshof gaat er daarom van uit dat Prijsvrij zich op het standpunt stelt dat al haar klanten nieuwe of geïntensiveerde bestaande klanten zijn.

Prijsvrij heeft betoogd dat Corendon (doordat klanten met Corendon reisden), in de gelegenheid zijn gesteld met die klanten een duurzame relatie op te bouwen waardoor zij ‘haar bedrijfsdebiet op duurzame wijze kon uitbouwen’. In de visie van Prijsvrij boekt een groot deel van de reizigers herhaaldelijk dezelfde accommodatie en neigt een groot deel van de reisconsumenten ertoe om bij een goede ervaring dezelfde reis of accommodatie te boeken. Zij begroot dit op 25% van de reizigers.

STELPLICHT EN BEWIJSLAST BIJ RECHT OP KLANTENVERGOEDING  NA EINDE AGENTUUROVEREENKOMST

Het gerechtshof volgt de gedachte van Prijsvrij, maar stelt vast dat partijen sterk verdeeld zijn over de mate waarin dat bij de onderhavige reizen daadwerkelijk gebeurd is. Het gerechtshof stelt onvoldoende aanknopingspunten te hebben om te kunnen vaststellen dat Corendon aan de klanten van Prijsvrij bij het einde van de agentuurovereenkomst nog enig (duurzaam) voordeel kan ontlenen. De eerste fase tot bepaling van de klantenvergoeding leidt dus niet tot de vaststelling van enig bedrag. Het gerechtshof is derhalve ook niet van mening dat er een bedrag uit kan rol, waarop nog een billijke afweging moeten worden gemaakt (fase 2).

De Hoge Raad oordeelt dat een vergoeding van goodwill in drie fasen moet worden bekeken:

  • de voordelen die transacties met door de handelsagent aangebrachte klanten de principaal opleveren dienen gekwantificeerd te worden (hierin is gelegen of de mogelijkheid voor de principaal bestaat om de door de handelsagent tot stand gebrachte klantenrelaties na beëindiging van de agentuurovereenkomst te kunnen blijven gebruiken zonder daarover provisie aan de handelsagent verschuldigd te zijn);
  • bestaat er daarna bij dit vastgestelde bedrag reden deze aan te passen met het oog op de billijkheid, gelet op alle omstandigheden van het geval en met name gelet op de door de handelsagent gederfde provisie?; de billijkheid kan zowel een verhoging als een verlaging van het in de eerste fase vastgestelde bedrag meebrengen; en ten slotte,
  • wordt getoetst of het uit de twee eerdere berekeningsfasen volgende bedrag het maximumbedrag niet te boven gaat (dit is de beloning van één jaar, berekend naar gemiddelde van de laatste vijf jaar, of een lager aantal jaren bij een kortere duur).

Ter zake de stelplicht en mogelijke bewijslast van de handelsagent voor aanspraak op goodwill, geldt dat de handelsagent die nieuwe klanten heeft aangebracht (of het transactievolume met bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid), door de handelsagent moet worden onderbouwd en zo nodig bewezen. Dat de overeenkomsten met de nieuwe en (of) geïntensiveerde klanten de principaal (na beëindiging) ‘nog aanzienlijk voordeel opleveren’ verlangd een prognose. Dit brengt mee dat de handelsagent ter onderbouwing van zijn recht op een klantenvergoeding voldoende onderbouwd zal moeten stellen en zonodig aannemelijk maken dat de principaal ook in de toekomst in staat zal zijn, zonder provisie verschuldigd te zijn, op ruime schaal gebruik te maken van de door de agent gelegde en/of geïntensiveerde klantenrelaties. De enkele omstandigheid dat klanten van Prijsvrij herhaalboekingen bij Corendon zouden kunnen doen, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van het vereiste, aan de inspanningen van Prijsvrij toe te rekenen, (aanzienlijke) voordeel. Het gerechtshof heeft derhalve slechts onderzocht of Prijsvrij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Corendon aan de klanten van Prijsvrij na het einde van de agentuurovereenkomst nog enig voordeel kan ontlenen, alsmede die vraag ontkennend beantwoord.

HANDELSAGENT bij een AGENTUUROVEREENKOMST

Op basis van dit arrest moet de handelsagent voor een goodwill vergoeding de verwachting van nieuwe transacties aannemelijk maken. Dit moet voldoende worden onderbouwd en zo nodig worden bewezen. Prijsvrij als handelsagent vond deze stelplicht te hoog, omdat het concrete (toekomstige) voordeel van Corendon lastig aantoonbaar is. In haar opvatting is het (kort en zakelijk weergegeven) voldoende om te laten zien dat er nieuwe klanten zijn aangebracht of bestaande relaties zijn geïntensiveerd, alsmede dit nog aanzienlijke voordelen kan opleveren. Zij kent derhalve een beperktere stelplicht toe aan de handelsagent. De Hoge Raad denkt hier anders over:

Voordat aan de bedoelde kwantificering kan worden toegekomen, zal de agent daarom aannemelijk moeten maken dat de principaal van door hem aangebrachte klanten, of van klanten waarmee hij de overeenkomsten heeft uitgebreid, nog in relevante mate nieuwe transacties kan verwachten.”

Deze aanzienlijke voordelen kon Prijsvrij niet aantonen, waardoor de goodwill vergoeding terecht is afgewezen, aldus de Hoge Raad.

De verjaringstermijn bij een vordering van goodwill

Voor de klantenvergoeding op de voet van art. 7:442 BW geldt een verjaringstermijn van vijf jaar (art. 3:307 BW), maar wel moet uiterlijk een (1) jaar na de beëindiging van de relatie aanspraak op de vergoeding is gemaakt (art. 7:442 lid 3 BW (zie deze uitspraak). Dat is kort naar Nederlands recht en we zien dat er vaak niet of te laat wordt gestuit óf deze aanspraak wordt geformuleerd. Met het stuiten van een vordering worden de rechten gewaarborgd zodat ook op een later moment een rechtsvordering nog kan worden ingesteld. Laat u hierover door een advocaat adviseren.

ADVOCAAT GESPECIALISEERD IN agentuurovereenkomsten

MAAK Advocaten adviseert regelmatig over agentuurovereenkomst. Zowel voor de principaal als de handelsagent.  Voor verdere vragen kunt u contact opnemen met advocaat Remko Roosjen , advocaat gespecialiseerd in agentuurovereenkomsten.

T:  +31 (0)20 – 210 31 38
E: mail@maakadvocaten.nl
Contactpersoon: Remko Roosjen | Advocaat contractenrecht

Remko Roosjen

Remko Roosjen

Als partner van MAAK en advocaat commercial law geeft Remko leiding aan aan het team Commerciële Geschillen en Contractenrecht. Remko is een gespecialiseerde advocaat contractenrecht en heeft een ruime ervaring in het voeren van procedures, waaronder voor de civiele rechter, in arbitrage en mediation. Remko is verbonden aan de specialisatievereniging voor Distributie, Franchise en Agentuur en doceert regelmatig over het snijvlak van commerciële contracten en productregelgeving. Lees meer over Remko op zijn persoonlijk profiel of op LinkedIn .