Op 30 april 2021 is er door de Hoge Raad een arrest gewezen over de uitleg van een contractuele opzegregeling van een importeursovereenkomst en distributieovereenkomst in het licht van het Unierecht. Deze importeursovereenkomst werd opgezegd tegen een (ver)korte contractuele opzegtermijn van een jaar (en in een later schrijven tegen een langere contractuele opzegtermijn van twee jaar). Noemenswaardig is dit arrest omdat in het licht van Unierecht (Verordening (EG) 1400/2002 en haar Turkse equivalent, het Turkse Communiqué 2005/4 én rechtspraak van het HvJEU (Vulkan/Silkeborg), wordt uitgelegd of de verkorte opzegging van de duurrelatie – gelet op de autonome Unierechtelijke beoordelingsmaatstaf – regelmatig is (en dus toegestaan is). De rechtsbetrekking werd verder beheerst door Nederlands recht.
IMPORTEURSOVEREENKOMST IN HET LICHT VAN HET UNIERECHT
Interessant hier is dat bij een uitlegvraag over een bepaling in de gesloten importeursovereenkomst (mede distributieovereenkomst) tussen twee spelers binnen de producerende keten, ingespeeld wordt op het Unierechtelijke mededingingsrecht. Dit komt omdat de bepaling geënt is op de Verordening (EG) 1400/2002 en haar Turkse equivalent, het Communiqué 2005/4. De rechtspraak van het HvJEU is daarmee relevant als toetsingsmaatstaf, omdat daarin criteria zijn ontwikkeld voor de noodzaak om het gehele of een groot deel van het netwerk te reorganiseren (en daarmee verkort op te mogen zeggen). Hierop terugvallen ter zake de uitleg van de commerciële overeenkomst betekent niet dat het Unierechtelijke mededingingsrecht toepassing vindt, maar ter inkleuring van de uitleg “van belang” is.
Verder bepalen de casuïstische omstandigheden of er in objectieve zin een noodzaak is tot reorganisatie. Die beoordeling komt dus niet (arbitrair) aan de leverancier toe. Dit betreft een autonome Unierechtelijke beoordelingsmaatstaf. Onze advocaat contractenrecht Remko Roosjen gaat in op de procedure en de feiten van de zaak.
IMPORTEURSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD
De Nederlandse onderneming DAF is fabrikant van middelzware en zware bedrijfswagens (trucks). DAF heeft een Turkse importeur/distributeur aangewezen als de exclusieve partij voor DAF-producten in Turkije. Door middel van een gecontroleerd netwerk komt de Turkse partij het recht toe om voor eigen naam en rekening te importeren en distribueren. Partijen hebben een importeursovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd. Op enig moment wenst DAF zelf de Turkse markt te gaan bestieren en beroept zij zich op de opzegclausule (en termijnen) uit de gesloten overeenkomst. Zij stelt dat een opzegtermijn van een jaar, ingegeven door een reorganisatie van haar distributienetwerk, een regelmatige opzegging van de duurrelatie is. De Turkse importeur / distributeur kan zich daarmee niet verenigen en vecht de opzegging in rechte aan. Ook vordert zij schadevergoeding, mede doordat DAF zich al naar de markt toe presenteert als ware de overeenkomst rechtsgeldig zou zijn opgezegd met inachtneming van een jaar.
OPZEGGING VAN DE IMPORTEURSOVEREENKOMST
De opzegging van de importeursovereenkomst en distributieovereenkomst is tussen DAF en de Turkse importeur contractueel geregeld en komt voort uit het Unierecht (betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector). Met zoveel woorden bepaalt de opzegclausule dat een overeenkomst welke is gesloten voor een onbepaalde duur ten minste een opzegtermijn van twee jaar moet bedragen. Deze termijn deze termijn wordt onder andere (en dat speelde hier) verminderd tot ten minste één jaar wanneer de leverancier (hier: DAF) de overeenkomst beëindigt wanneer dit nodig is om het gehele of een groot deel van het netwerk te reorganiseren.
Deze reorganisatie was de grondslag waarop DAF haar opzegging entte. In het subsidiaire verband zegt zij op een later moment op met inachtneming van een opzegtermijn van 2 jaar (deze opzeggingen vinden aldus na elkaar plaats).
In het hiervoor genoemde arrest Vulkan/Silkeborg is uitgemaakt dat het bestaan van de “noodzaak van een reorganisatie van het volledig distributienet of van een wezenlijk deel daarvan” een aanzienlijke wijziging veronderstelt, zowel op materieel als op geografisch vlak, van de distributiestructuren van de betrokken leverancier, die op een geloofwaardige manier moet worden gerechtvaardigd door motieven inzake economische efficiëntie die zijn gebaseerd op objectieve omstandigheden binnen of buiten de onderneming van de leverancier die, wanneer het distributienet niet snel wordt gereorganiseerd, zouden kunnen afdoen aan de doeltreffendheid van de bestaande structuren van dit net, rekening houdend met het door de concurrentie gekenmerkt klimaat waarin deze leverancier actief is.
De eventuele nadelige economische gevolgen voor een leverancier indien hij de afzetovereenkomst met een opzegtermijn van twee jaar zou ontbinden, zijn in dit opzicht relevant. Het staat aan de nationale rechterlijke instanties en aan de scheidsrechterlijke instanties om aan de hand van het geheel van concrete elementen van het hun voorgelegde geschil, te oordelen of deze voorwaarden zijn vervuld.
Aan de hand van deze Unierechtelijke uitspraak van het HvJEU voeren partijen de discussie over de lengte van de opzegtermijn.
WAT ZEGT HET GERECHTSHOF OVER DE OPZEGTERMIJN IN DE DISTRIBUTIEOVEREENKOMST?
Mede baserend op deze door het HvJEU ontwikkelde criteria komt het gerechtshof (anders dan de rechtbank) tot het oordeel dat DAF niet voldeed aan de criteria en dus niet met inachtneming van 1 jaar mocht opzeggen. Het gerechtshof komt onder meer tot de conclusie dat er geen sprake was van omstandigheden die, rekening houdend met het door de concurrentie gekenmerkt klimaat in Turkije, zouden kunnen afdoen aan de doeltreffendheid van de bestaande structuren van het distributienetwerk in Turkije, wanneer dit niet snel werd georganiseerd.
HOGE RAAD EN DE UITLEG VAN DE OPZEGREGELING IN DE DISTRIBUTIEOVEREENKOMST
DAF gaat in cassatie bij de Hoge Raad. De eerste onderdelen (1 en 2) van het middel richten zich tegen het oordeel van het hof dat de eerste opzegging niet voldeed aan de contractuele materiële vereisten als opgenomen in het desbetreffende artikel 19.2, aanhef en onder (ii), van de importeursovereenkomst, en tegen de overwegingen die het hof daaraan (ten grondslag heeft gelegd.
De Hoge Raad stelt vast dat in cassatie niet is opgekomen tegen de toepasselijkheid van Nederlands recht. Voorts stelt zij vast dat de importeursovereenkomst is gebaseerd op het Turkse Mededingingsrecht (Communiqué 2005/4), een bepaling die vrijwel letterlijk is overgenomen uit het Unierecht (Verordening (EG) 1400/2002 (artikel 3 lid 5). Daarmee is de rechtspraak van het HvJEU mede relevant.
De Hoge Raad oordeelt dat DAF een onjuiste lezing geeft aan het arrest van het hof, wanneer het gaat over de vraag in hoeverre de HvJEU uitspraak van toepassing is. Het hof heeft terecht geoordeeld dat deze “van belang” is voor de uitleg van de opzegregeling, niet meer en niet minder. Dat hiernaar is gekeken door het hof, is volgens de Hoge Raad dan ook terecht. Aan de hand van objectieve elementen moet voorts de noodzaak van de reorganisatie worden bepaald. Dat kan niet aan de discretionaire bevoegdheid van DAF worden overgelaten, omdat daarmee rechtelijke bescherming wordt ontnomen bij de dealers. Kortom, de rechter mag toetsen aan objectieve maatstaven.
ADVOCAAT GESPECIALISEERD IN IMPORTEURSOVEREENKOMSTEN
Wilt u meer weten over importeursovereenkomsten of distributieovereenkomsten, dan helpen we uw organisatie graag verder. Wij begeleiden internationaal opererende ondernemingen bij het sluiten van importeursovereenkomsten, maar ook bij (geschillen over) de opzegging van een importeursovereenkomst of distributieovereenkomst. Neemt u voor verdere vragen gerust contact op met Remko Roosjen, advocaat gespecialiseerd in importeursovereenkomsten en distributieovereenkomsten.