Meteen naar de inhoud

Prijsstijging van grondstoffen en commerciële contracten

Ook in de maakindustrie blijven de prijzen van grondstoffen stijgen. De wereldwijde pandemie, de daaruit voortkomende lockdowns, beperkte voorraden, de energietransitie en (handels)conflicten vormen onder meer een belangrijke oorzaak daarvoor. Op 4 april 2022 kopte de Metaalunie nog dat de prijzen gestuwd worden door de situatie in Oekraïne. Eerder gingen onze advocaten contractenrecht al in op de nijpende tekorten bij chipfabrikanten en diens afnemers. Deze prijsstijging zet zich ook voort bij de leveringen van onder meer gas, elektriciteit, maar ook staal, papier en andere grondstoffen. De prijsstijging van grondstoffen en commerciële contracten staan meer en meer op gespannen voet met elkaar. Eerder gemaakte afspraken lijken in bepaalde situaties ineens onredelijk, of zelfs onhaalbaar geworden.

Stand vandaag de dag: de prijsstijgingen beïnvloeden commerciële contracten. Leveranciers en fabrikanten verhogen hun verkoopprijzen, waardoor de hele keten binnen de maakindustrie voor economische (en juridische) uitdagingen komt te staan. Zeker wanneer de inkopende partijen vasthouden aan overeengekomen (vaste) prijzen in deze contracten of algemene inkoopvoorwaarden. Denk aan supermarktketen, maar ook aan resellers binnen de maakindustrie. In de kern treedt dan de voornaamste vraag op de voorgrond of niet alle spelers binnen de keten de pijn moeten delen voor de prijsstijgingen van grondstoffen in de markt? Dit ‘share the pain’ principe zagen we eerder al terug bij de covid-19 gerelateerde huurzaken, waar verhuurders en huurder op basis van ‘onvoorziene omstandigheden’ of ‘overmacht’ (ook wel: force majeure) opnieuw tot een redelijke prijsafspraak moesten komen om het ontwrichte huurcontract weer in evenwicht te krijgen (al dan niet voor een bepaalde duur). Hierin werd – kort en zakelijk besloten – dat over en weer water bij de wijn doen niet onredelijk is.

Onze advocaten contractenrecht ontvangen vanuit de maakindustrie in stijgende mate vragen over commerciële contracten in relatie tot de (vaak onwerkelijke) prijsstijgingen van grondstoffen. De stijging van grondstofprijzen is niet iets nieuws. Al in eerdere crisissen trad dit onderwerp op de voorgrond. In deze bijdrage bespreken we op hoofdlijnen hoe er tegen de grondstofprijzen aangekeken moet worden in het licht van een commerciële overeenkomst. We gaan daarbij in op 1) overmacht (force majeure) 2) onvoorziene omstandigheden van artikel 6:258 BW 3) de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW en ten slotte 4) aanneming van werk. We beginnen eerst met een korte inleiding hoe het Nederlandse contractenrecht in elkaar steekt op dit punt.

Zijn overeenkomsten door prijsstijgingen van grondstoffen juridisch afdwingbaar?

Vooropgemerkt dient te worden dat in de regel het vertrekpunt ‘afspraak = afspraak’ geldt. Zeker in de situatie wanneer twee deskundige en professionele partijen met elkaar zakendoen, dient behoudens (hoge) uitzonderingen, te kunnen worden teruggevallen op het commerciële contract. Of dat nu een distributieovereenkomst is, een (in)koopcontract of een andere vorm van samenwerking betreft, de gemaakte afspraak is in de regel leidend. Dat geldt zelfs wanneer er een wanverhouding ontstaat als de markt op een dusdanige manier een vlucht neemt dat grondstoffen in een relatief korte periode extreem in prijs stijgen. Trouw aan het gegeven woord is het vertrekpunt.

Een belangrijke vervolgvraag is natuurlijk wat er dan in het onderliggende commerciële contract staat? Hebben partijen nagedacht over eventuele prijsstijgingen van grondstoffen, en zo ja, hoe hebben partijen de contractuele afspraak ingericht? Het is niet ongebruikelijk dat de commerciële overeenkomsten een bepaling bevatten waarin een risicoverdeling is opgenomen met betrekking tot prijsfluctuatie in de markt. Als advocaten contractenrecht adviseren wij ook met regelmaat onze relaties hierover en meestal komen we dan tot een procentuele risicoverdeling. Is er een dergelijke afspraak, dan kleurt dat de verhouding tussen partijen verder in. Er is dan een regeling getroffen en partijen dienen zich daaraan te conformeren. Kortom, in de meeste gevallen zijn de contracten op de wijze waarop ze zijn overeengekomen juridisch afdwingbaar in het (internationale) handelsverkeer.

Kan een prijsstijging van grondstoffen ertoe dwingen het contract aan te passen?

Het vertrekpunt is dus helder: afspraak = afspraak. Echter, is er voor de teleurgestelde afnemer binnen de keten nog een reddingsboei die hem kan worden toegeworpen? De Nederlandse wet biedt een aantal aanknopingspunten om het doorberekenen van prijsstijgingen tóch mogelijk te maken, ook wanneer daarin het commerciële contract niet in is voorzien, of wanneer het contract een (procentuele) regeling bevat over de wijze waarop de prijsstijging van grondstoffen moet worden berekend.

Met name de bouwsector, maar bijvoorbeeld ook de voedings- en verpakkingsindustrie, kent momenteel de nodige uitdagingen op dit gebied. Hoe zit het bijvoorbeeld bij de aanneming van werk en hoe zit het met ondernemingen die vanuit Oekraïne direct of indirect afhankelijk zijn voor hun producten, of de gevolgen hiervan ondervinden door tekorten van andere producten (en daardoor schaarste, en dus prijsstijgingen)? Juist voor deze marktdeelnemers speelt dit momenteel en is er de nodige onduidelijkheid, hoe hiermee om te springen. Er is een aantal opties te benoemen om op te komen tegen deze prijsstijgingen, ook al druist dit tegen het contract in. Let wel: het zijn uitzonderingen op de regel. Er moeten dus bijzondere omstandigheden spelen die het rechtvaardigen dat van een contractuele afspraak wordt afgeweken. In procedures bij de civiele rechter zien we terug dat een beroep op het wijzigen, ontbinden, tijdelijk pauzeren of opzeggen van een contract onder dergelijke omstandigheden slechts terughoudend wordt toegewezen. Dit is ook in lijn met het doel van deze bepalingen, namelijk het leidend laten zijn van het gegeven woord tussen twee bedrijven. Datzelfde geldt voor het buiten toepassing laten verklaren van een contractuele bepaling op grond van de (derogerende werking van de) redelijkheid en billijkheid.  Hierna gaan we in op de volgende thema’s:

  1. Overmacht
  2. Onvoorziene omstandigheden
  3. (De derogerende werking van de) redelijkheid en billijkheid
  4. Aanneming van werk

Kwalificeren de prijsstijgingen van grondstoffen als overmacht (force majeure)?

Wanneer we spreken over overmacht kan een contractspartij helemaal niet voorkomen dat hij zijn verplichting niet nakomt. Het is kort gezegd niet zijn schuld en het valt hem niet ‘toe te rekenen’. Nakoming van de overeenkomst kan dan in alle redelijkheid niet meer worden verlangd. Denk bijvoorbeeld aan een natuurramp, maar ook aan een verbod van de overheid (bijvoorbeeld om een horecagelegenheid gesloten te houden in tijden van covid-19). Ook internationale leververboden kunnen een situatie opleveren, waardoor eenvoudigweg niet gepresteerd kan worden. In de maakindustrie zal deze discussie nadrukkelijker aan bod komen, wanneer een leverancier stelt niet te kunnen leveren. Het is met andere woorden onmogelijk om de contractuele prestatie in te lossen. De vraag die steeds moet worden gesteld: is de levering daadwerkelijk onmogelijk, of wilt de leverancier eenvoudigweg niet leveren, omdat de marges niet goed meer zijn, of zelfs verliesgevend? Of: kan de leverancier tegen vele hogere prijzen elders verkopen, waardoor hij tracht op oneigenlijke gronden onder het contract uit te komen? Omgekeerd: kan een afnemer binnen de keten niet afnemen, of wilt de afnemer dat niet omdat de grondstofprijzen de pan uit rijzen? In dat laatste geval spreken we in juridische zin niet van overmacht. Er is ook een noemenswaardig aantal arrest op dit gebied, waar een beroep op overmacht onder de hiervoor aangehaalde omstandigheden, i.e. het niet willen presteren, faalt.

Is de prijsstijging van grondstoffen een onvoorziene omstandigheid in de zin van de wet?

Veel maakbedrijven en andere afnemers zullen de vraag of de extreme prijsstijging ‘onvoorzien’ is, bevestigend beantwoorden. Een bepaalde marktschommeling is inherent aan het normale bedrijfsrisico en moet worden geaccepteerd, daarover is normaliter geen misverstand. Echter, wanneer de prijzen met 300-400%, of zelfs meer (!), stijgen, dan ontstaat er discussie over de vraag of partijen dit nog wel hadden kunnen voorzien. Is het met andere woorden dan nog wel redelijk dat partijen nakoming afdwingen in een juridische procedure, zoals een spoedprocedure in een kort geding?

Artikel 6:258 BW is in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek hét artikel wanneer het gaat over de vraag of er in juridische zin wel of geen sprake is van een ‘onvoorziene omstandigheid’.  Met dit artikel in de hand kan bij de rechter worden gevorderd de overeenkomst te laten wijzigen, of geheel te laten ontbinden.

Dit artikel bepaalt het volgende:

  1. De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.
  2. Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.
  3. Voor de toepassing van dit artikel staat degene op wie een recht of een verplichting uit een overeenkomst is overgegaan, met een partij bij die overeenkomst gelijk.

Goed om te beseffen is dat aan dit artikel niet snel wordt voldaan. Er zijn in de jurisprudentie meer uitspraken te vinden waar een beroep op dit artikel faalt, dan procedures waarin hier succesvol een beroep op is gedaan. Tóch wordt er ook weleens een beroep hierop toegewezen en dient te worden opgemerkt dat er over de extreme prijsstijgingen in grondstoffen van de afgelopen maanden nog geen uitspraken beschikbaar zijn. Een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden speelde in een zaak, waar de prijzen van magneten met 400-600% zijn gestegen, nadat China de export hiervan had beperkt.

Prijswijzigingsbeding in een contract en onvoorziene omstandigheden

Een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden wanneer partijen contracteerden onder een prijswijzigingsbeding lijkt (nog) minder snel succesvol. Juist in die situatie hebben partijen nagedacht over de prijsstijgingen en welbewust de risico’s daaromtrent verdeeld.

Zelfs wanneer een afnemer (of fabrikant) in zwaar weer geraakt door de prijsstijgingen van de grondstoffen, zal dat in onze optiek nog niet een wijziging van het contractuele beding rechtvaardigen. Een dergelijke discussie is bijvoorbeeld ook veel aan bod geweest bij energieleveranciers die failliet gingen door de enorme schommelingen. Ook daar werd geen reddingsboei toegeworpen door de rechter op basis van onvoorziene omstandigheden.

In essentie komt het er naar onze optiek dus op neer of de situatie kan worden geschaard onder het ondernemingsrisico, hoe wrang de uitkomst ook moge zijn, of wanneer de oorzaak buiten de markt ligt, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een pandemie.

Redelijkheid en billijkheid bij prijsstijgingen van grondstoffen

Het Nederlandse recht kent de figuur van de redelijkheid en billijkheid. Wanneer een bepaling in een overeenkomst onredelijk is, kan deze buiten toepassing worden gelaten. Dat kan dus ook opspelen bij een prijsstijgingsbeding. Onder de specifieke omstandigheden van een geval, kan het zo zijn dat een ongewijzigde instandhouding van een dergelijke bepaling niet mag worden verlangd van de contractspartijen. Waar het bij een beroep op onvoorziene omstandigheden gaat om een wijziging en/of ontbinding van de commerciële overeenkomst, wordt hier een specifiek beding buiten toepassing gelaten. Ook hier is het goed te realiseren dat een geslaagd beroep op de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW terughoudend wordt toegekend.

Prijsstijgingen in de bouw en aanneming van werk

Prijsstijging van grondstoffen en commerciële contracten zijn ook in de bouw actueler dan ooit. Wanneer het gaat over prijsstijgingen in de bouw en aanneming van werk kent de wet een bijzondere bepaling, te weten artikel 7:753 BW. Een wezenlijk verschil met het meer generieke artikel 6:258 BW is dat deze bepaling van regelend recht is en daarmee kan worden uitgesloten. Een vast prijsbeding overeenkomen, sluit niet automatisch dit artikel uit. Het artikel geeft wel iets meer ruimte om over deze prijsverhoging te discussiëren dan artikel 6:258 BW. Zo kent het artikel niet het criterium als het artikel over onvoorziene omstandigheden dat ‘de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewenste instandhouding van de overeenkomst niet meer mag verwachten.

Advocaat over artikel 7:753 BW en de aanneming van werk

Het artikel regelt de situatie wanneer er een vaste aanneemsom is overeengekomen en na het sluiten van de overeenkomst kostenverhogende omstandigheden ontstaan in de relatie tussen de opdrachtgever aan de aannemer. Op detailniveau is er een aantal verschillen met het artikel over redelijkheid en billijkheid en de onvoorziene omstandigheden, maar wat ons betreft zullen de uitkomsten – ook indachtig de rechtspraak – niet wezenlijk verschillen – in die zin dat sneller een prijswijziging kan worden doorgevoerd bij een contract dat daartoe op papier geen ruimte biedt. Artikel 7:753 BW bepaalt het volgende:

  1. Indien na het sluiten van de overeenkomst kostenverhogende omstandigheden ontstaan of aan het licht komen zonder dat zulks aan de aannemer kan worden toegerekend, zal de rechter op vordering van de aannemer de overeengekomen prijs geheel of gedeeltelijk aan de kostenverhoging kunnen aanpassen, mits de aannemer bij het bepalen van de prijs geen rekening heeft behoeven te houden met de kans op zulke omstandigheden.
  2. De aannemer mag de prijs zonder tussenkomst van de rechter aanpassen, indien de kostenverhoging het gevolg is van door de opdrachtgever verschafte onjuiste gegevens welke voor de prijsbepaling van belang zijn, tenzij de aannemer de onjuistheid der gegevens vóór het vaststellen van de prijs had behoren te ontdekken.
  3. Het in de leden 1 en 2 bepaalde geldt slechts indien de aannemer de opdrachtgever zo spoedig mogelijk voor de noodzaak van een prijsverhoging heeft gewaarschuwd, opdat deze tijdig hetzij gebruik kan maken van het hem in artikel 764 toegekende recht, hetzij een voorstel kan doen tot beperking of vereenvoudiging van het werk.

Een aannemer zal dus moeten stellen en (zonodig moeten) bewijzen waarom de omstandigheden uitzonderlijk zijn om af te stappen van een vaste prijsafspraak. Net als bij de andere artikelen geldt hier een terughoudende toepassing. Onze advocaten voor contracten en aanneming van werk krijgen hier doorlopend vragen over, zeker omdat de prijsstijgingen de bouw steeds indringender raken.

Contracten zullen nooit altijd 100% kunnen worden afgedekt. Toch is het wel van belang te blijven nadenken welke risico’s kunnen opleven, daarmee kan groot financieel leed worden voorkomen. Ook in het back-to-back contracteren, bijvoorbeeld met een onderaannemer of reseller, is het ontzettend belangrijk voor uw eigen positie dat alle risico’s van prijsstijgingen worden verlegd binnen de keten. Doet u dat niet, dan zal het risico vaak bij u komen te liggen. In de regel zal in de verkoopvoorwaarden van een leverancier of fabrikant een prijswijzigingsbeding zijn opgenomen – deze afspraak dient u dan met uw (onder)afnemer af te spreken.

Contact opnemen met een advocaat gespecialiseerd in de prijsstijgingen van grondstoffen

Zoekt u een ervaren advocaat contractenrecht? Een advocaat die thuis is in uw sector? Een advocaat die gespecialiseerd is in prijsstijging van grondstoffen en commerciële contracten?

Remko Roosjen is een ervaren advocaat contractenrecht met expertise op het gebied van nationale en internationale contracten en procesrecht. Ons kantoor focust op de sector maakindustrie en we staan alle spelers binnen de producerende keten bij in hun juridische uitdagingen. Neemt u gerust contact op voor al uw vragen op het gebied van commercieel contracteren.

+31 (0)20 – 210 31 38
remko.roosjen@maakadvocaten.nl

Remko Roosjen

Remko Roosjen

Als partner van MAAK en advocaat commercial law geeft Remko leiding aan aan het team Commerciële Geschillen en Contractenrecht. Remko is een gespecialiseerde advocaat contractenrecht en heeft een ruime ervaring in het voeren van procedures, waaronder voor de civiele rechter, in arbitrage en mediation. Remko is verbonden aan de specialisatievereniging voor Distributie, Franchise en Agentuur en doceert regelmatig over het snijvlak van commerciële contracten en productregelgeving. Lees meer over Remko op zijn persoonlijk profiel of op LinkedIn .