Meteen naar de inhoud

redelijke kosten tot het vaststellen van schade voor rekening verzekeraar?    

Mocht je als onderneming zijnde schade hebben geleden, dan zal er veelal een deskundige worden ingeschakeld om jouw schade te verhalen op de verantwoordelijke partij. Deze deskundige kan bijvoorbeeld een medisch adviseur zijn, maar ook een advocaat. Zijn de redelijke kosten tot het vaststellen van schade altijd voor rekening van de verzekeraar? Blijkens de wet worden de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid aangemerkt als vermogensschade die voor vergoeding in aanmerking komt. Toch wordt er regelmatig geprocedeerd over de vergoeding van deze kosten, voornamelijk over de vergoeding van advocaatkosten. Zeer recent nog wordt in de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad van 21 februari 2022 aandacht besteed aan de vraag of de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade ingevolge artikel 7:959 lid 1 BW altijd voor rekening komen van de verzekeraar. In deze blog zal door onze advocaat contractenrecht deze conclusie uitvoering worden besproken.

Non-contribution clause in polisvoorwaarden: de casus

In deze zaak gaat het om een verzekerde die op zijn motor is aangereden door een automobilist. De verzekerde heeft dankzij dit ongeval lichamelijk letsel opgelopen. Ten tijde van het ongeval had de verzekerde een Combipolis Particulieren bij NH1816 afgesloten, bestaande uit onder andere een schadeverzekering en een rechtsbijstandsverzekering die werd uitgevoerd door ARAG.

Na het ongeval heeft de verzekerde contact gehad met ARAG. Daarna heeft de verzekerde zich tot een advocaat gewend die op zijn beurt weer contact opneemt met NH1816. NH1816 verwijst echter naar haar polisvoorwaarden waar in artikel 5 lid 3 een zogenoemde ‘na-u-clausule’ is opgenomen. Deze clausule bepaalt dat elke andere verzekering waarop hetzelfde belang verzekerd is, voorgaat. Dit wordt ook wel de non-contribution clause genoemd. Concreet betekent dit dat de verzekerde recht heeft op juridische bijstand krachtens de bij ARAG afgesloten rechtsbijstandverzekering. Echter, een vergoeding voor de advocaatkosten zal op basis vna deze polisvoorwaarden niet worden verstrekt.

De verzekerde vordert in deze zaak dan ook betaling door NH1816 van de door hem gemaakte buitengerechtelijke advocaatkosten. In eerste aanleg wordt de vordering van de verzekerde afgewezen. Ook het gerechtshof wijst de vordering van de verzekerde af. De overwegingen van het hof zullen hieronder nader worden toegelicht.

Beroep op artikel 7:959 lid 1 BW

Artikel 7:959 lid 1 BW bepaalt dat de redelijke kosten voor het vaststellen van de schade ten laste van de verzekeraar komen. De verzekerde meent dat daarmee alle kosten die door de advocaat zijn gemaakt onder dit artikel vallen en daardoor ten laste van NH1816 moeten komen. Volgens het hof is dit echter onjuist.

Blijkens de parlementaire geschiedenis van totstandkoming van dit artikel worden met de kosten tot het vaststellen van de schade de zogenoemde expertisekosten bedoeld. De verzekerde moet derhalve aantonen dat en waarom de door de advocaat gemaakte kosten door NH1816 dienen te worden gedragen als (redelijke) kosten tot het vaststellen van de schade die de verzekerde als gevolg van het ongeval heeft geleden. Aan deze stelplicht heeft de verzekerde volgens het hof niet voldaan. Zo heeft de verzekerde volstaan met het overleggen van declaraties van de advocaat, zonder die declaraties (afzonderlijk) in de processtukken te bespreken.

Uitleg en toepassing van artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden

Volgens de verzekerde heeft deze bepaling als kennelijk doel te voorkomen dat hij zijn kosten dubbel vergoed zou krijgen en is daarvoor onvoldoende dat er een andere vergoeding is waarop hij aanspraak had kunnen maken. Het hof is echter met NH1816 van oordeel dat dit artikel van de polisvoorwaarden ertoe strekt geen uitkering te doen als uit anderen hoofde aanspraak bestaat op vergoeding.

Het hof meent dat zelfs als rekening wordt gehouden met het uitgangspunt dat in geval van twijfel de voor een consument zoals verzekerde gunstigste interpretatie prevaleert (de zogenoemde contra proferentem-regel van artikel 6:238 lid 2 BW), brengt een redelijke uitleg van artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden mee dat dit beding de betekenis heeft die NH1816 daaraan geeft.

Uit de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel, volgt namelijk dat dit beding ertoe strekt geen uitkering te doen als uit anderen hoofde aanspraak bestaat op vergoeding. Het beding – beoordeeld vanuit het perspectief van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument – is duidelijk en begrijpelijk: de aanspraak op een andere verzekeringsovereenkomst is relevant, en niet of de verzekerde die aanspraak verzilvert. De verzekerde heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een andere uitleg nopen.

Artikel 5 lid 3 in polisvoorwaarden oneerlijk of onaanvaardbaar?

Verzekerde meent dat artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden een oneerlijk beding is dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof is van oordeel dat artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden geen zodanig ernstige verstoring in het nadeel van de verzekerde veroorzaakt dat hij met dat beding niet zou hebben ingestemd als daarover op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk was onderhandeld. Van een wezenlijke beperking ten nadele van de verzekerde is dan ook geen sprake zodat niet kan worden geconcludeerd dat het beding oneerlijk is. Daarnaast heeft de verzekerde de onaanvaardbaarheid van het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onvoldoende onderbouwd.

Conclusie van Advocaat-Generaal Lindenbergh

In het incidenteel cassatieberoep bestrijdt NH1816 dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade ingevolge artikel 7:959 lid 1 BW altijd gedekt zijn. Naar de mening van Advocaat-Generaal Lindenbergh lijkt deze klacht te slagen. Hij meent dat in het licht van de verzekeringsovereenkomst moet worden beoordeeld of de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade zijn gedekt. In deze zaak is de ‘na-u-clausule’ in artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden relevant en heeft het hof niet vastgesteld dat deze clausule in strijd is met dwingend recht. Daarom had het hof volgens hem niet mogen aannemen dat artikel 7:959 lid 1 BW een toereikende grondslag oplevert voor vergoeding van de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade zonder de ‘na-u-clausule’ hierbij te betrekken.

Alhoewel het hof niet expliciet heeft geoordeeld dat uit artikel 7:959 lid 1 BW voortvloeit dat de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade altijd (moeten) zijn gedekt, ligt dit volgens Lindenbergh wel besloten in het haar oordeel. Het hof heeft namelijk eerst onderzocht of er kosten tot het vaststellen van de schade in de zin van artikel 7:959 lid 1 BW zijn gemaakt. De verzekerde heeft volgens het hof echter niet voldaan aan zijn stelplicht. Pas daarna is het hof toegekomen aan de uitleg en toepassing van de polisvoorwaarden. Hieruit kan volgens Lindenbergh worden afgeleid dat artikel 7:959 lid 1 BW volgens het hof ongeacht (de uitleg en toepassing van) de polisvoorwaarden een toereikende grondslag oplevert voor vergoeding van de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade.

Volgens Lindenbergh moet in het licht van de polisvoorwaarden worden beoordeeld of de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade onder de verzekeringsovereenkomst zijn gedekt. In deze zaak geldt dat de ‘na-u-clausule’ in artikel 5 lid 3 van de polisvoorwaarden relevant is voor de vraag of de advocaatkosten worden vergoed. Vaststaat namelijk dat de verzekerde tevens een rechtsbijstandsverzekering heeft die zijn advocaatkosten (in natura) dekt en dat ARAG bovendien ook daadwerkelijk dekking bood. Niet is vastgesteld dat dit beding in strijd is met dwingend recht. Daarom had het hof niet mogen aannemen dat artikel 7:959 lid 1 BW een toereikende grondslag vormt voor vergoeding van de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade zonder de ‘na-u-clausule’ hierbij te betrekken. 

Al met al is Lindenbergh van mening dat het cassatieberoep zal slagen. Of de Hoge Raad hierin mee zal gaan, zal nog moeten blijken.

Advocaat gespecialiseerd in het verzekeringsrecht

Ons advocatenkantoor heeft een team van ervaren advocaten dat u graag kan helpen bij het inzichtelijk maken van risico’s en bij het afhandelen van geschillen omtrent de vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Neem hiervoor contact op met Remko Roosjen, advocaat gespecialiseerd in het verzekeringsrecht, of met een van onze andere advocaten.

+31 (0)20 – 210 31 38
remko.roosjen@maakadvocaten.nl

Remko Roosjen

Remko Roosjen

Als partner van MAAK en advocaat commercial law geeft Remko leiding aan aan het team Commerciële Geschillen en Contractenrecht. Remko is een gespecialiseerde advocaat contractenrecht en heeft een ruime ervaring in het voeren van procedures, waaronder voor de civiele rechter, in arbitrage en mediation. Remko is verbonden aan de specialisatievereniging voor Distributie, Franchise en Agentuur en doceert regelmatig over het snijvlak van commerciële contracten en productregelgeving. Lees meer over Remko op zijn persoonlijk profiel of op LinkedIn .