Meteen naar de inhoud

Verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding

Verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding

Recent heeft de Hoge Raad een arrest over productaansprakelijkheid gewezen dat toezag op de vraag wanneer een uit verschillende onderdelen bestaande heupprothese ‘in het verkeer is gebracht‘. Deze vraag is van belang in het kader van het eventuele verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding waarmee producent en importeur zich geconfronteerd zagen.

De feiten

Een chirurg heeft voor een heupprothese verschillende onderdelen gebruikt, die op verschillende momenten in het verkeer zijn gebracht. De kwalificatie ‘in het verkeer brengen’ is van belang voor de vraag of een recht tot schadevergoeding van een benadeelde  – hier een patiënt die een vordering instelde tot vergoeding van schade door een gebrek in de heupprothese – nog kan opgaan gezien het tijdsverloop. Deze rechtsvordering vervalt namelijk na verloop van tien jaren na aanvang van de dag volgende op die waarop de producent de zaak die schade heeft veroorzaakt, in het verkeer heeft gebracht. In de kern speelt de vraag of de verschillende onderdelen afzonderlijk moeten beoordeeld, of dat sprake is van een eindproduct (en dus de laatste datum relevant is voor de vervaltermijn en de mogelijkheid tot het instellen van een rechtsvordering). Onze advocaten aansprakelijkheidsrecht / productregelgeving (CE-markering) bespreken de belangrijkste inzichten die voortkomen uit deze zaak.

Wat betekent in het verkeer brengen bij de vervaltermijn van productaansprakelijkheid ?

Een product in het verkeer brengen betekent niets anders dan dat het product aan de distributieketen wordt doorgegeven. Dit houdt in dat het product het productieproces heeft doorlopen en de fabrikant heeft verlaten. Dit is niet altijd even helder, bijvoorbeeld in moeder-dochter relaties van vennootschappen. In een zaak van het Europese Hof van Justitie (O’Byrne / Safoni) is uitgemaakt dat moet worden nagelopen of in dit kader dat tot gevolg heeft dat de eenheid in werkelijkheid deel uitmaakt van het productieproces van het betrokken product. Het HvJEU achtte het daarbij niet beslissend of het om verschillende rechtspersonen gaat en op welke wijze bijvoorbeeld gefactureerd werd.

Wat is het verschil tussen verjaring en verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding?

De relevante afdeling ter zake productaansprakelijkheid en (hier) de verjaring en verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding (specifiek artikel 6:191 BW) bespreekt zowel de verjaring als het verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding. Hierin staat het volgende opgesomd:

De rechtsvordering tot schadevergoeding van de benadeelde tegen de producent ingevolge artikel 185, eerste lid, verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent bekend is geworden of had moeten worden.

Het recht op schadevergoeding van de benadeelde jegens de producent ingevolge artikel 185, eerste lid, vervalt door verloop van tien jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de producent de zaak die de schade heeft veroorzaakt, in het verkeer heeft gebracht. Hetzelfde geldt voor het recht van een derde die mede voor de schade aansprakelijk is, terzake van regres jegens de producent.”

Wanneer we spreken over verjaring verjaart het recht om een vordering op te eisen na een bepaalde periode. Denk aan een vordering tot schadevergoeding. Dit kan dus niet meer aan (bijvoorbeeld) de rechter worden voorgelegd. Bij verval vervalt het recht om uw vordering op te eisen. Het onderscheid is dat een verjaringstermijn ‘gestuit’ kan worden, waarmee rechten ondubbelzinnig kunnen worden voorbehouden (en er dus ook na 3 jaar nog geprocedeerd kan worden). Dit is niet mogelijk bij een vervaltermijn. De vervaltermijn en verjaringstermijn zijn communicerende vaten. Laat u hierover dan ook goed door een advocaat procesrecht adviseren wanneer u bekend bent met geleden schade.

Gebrekkig product en product­aansprakelijkheid

In de onderhavige kwestie lag de vraag voor of de heupprothese een gebrekkig product was. De patiënt is die mening toegedaan, omdat er door de wrijving van tussen twee onderdelen (de zogeheten ‘kop’ en ‘kom’) metaaldeeltjes vrijkomen. Tot aan het moment van de operatie was nog niet uitgemaakt welke specifieke kom en kop zou worden gebruikt voor deze operatie.  Uiteindelijk is gekozen voor een MoM-heupprothese met een kop en een kom die op verschillende data aan de importeur waren geleverd: de kop op 11 februari 2004, de kom op 7 augustus 2004.

Vordering patiënt: verklaring voor recht

De patiënt heeft als rechtsvordering een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat zowel de producent als de importeur aansprakelijk zijn voor de geleden (en nog nader uit te maken) schade als gevolg van het gebrek dat zou kleven aan deze heupprothese. Een verklaring voor recht wordt in de regel ingesteld als de daadwerkelijke schade in omvang nog niet bepaalbaar is, of complex.

Zijn de producent en importeur aansprakelijk?

De producent en importeur voeren verweer tegen de verklaring van recht en stellen niet aansprakelijk te kunnen worden gehouden voor enige schade. De producent en de importeur doen hierbij (en dat is het belang van deze zaak) een beroep op de wettelijke vervaltermijn (6:191 lid 2 BW). Wanneer dit verweer slaagt, dan vervallen de rechten van de patiënt en kunnen producent noch importeur aansprakelijk worden gehouden voor schade.

De kern van het betoog van de aansprakelijkgestelde producent en importeur is dat de kop van de heuprothese al langer dan tien jaren voorafgaand aan de datum van de dagvaarding (waarmee de rechtsvordering is ingesteld op 19 mei 2014) in het verkeer is gebracht. Het is om deze reden dat de producent en importeur stellen niet aansprakelijk te zijn voor enige schade uit het product, gebrekkig of niet. In hoger beroep heeft het gerechtshof deze argumenten niet gehonoreerd – het hof meent dat de heupprothese een ‘eindproduct’ is en dat zou moeten worden gekeken naar de levering van de kom. Pas dan is het ‘eindproduct’ als zodanig in het verkeer gebracht, aldus het Hof. De combinatie tussen kop en kom is volgens het hof dus relevant. De termijn is volgens de lezing van het Hof dus niet vervallen, omdat de kom nog binnen de termijn van tien jaren in het verkeer is gebracht.

De producent en importeur leggen de zaak voor aan de Hoge Raad.

Hoge Raad over de aanvang van de vervaltermijn van artikel 6:191 lid 2 BW

Allereerst is het van belang te benoemen dat de afdeling over productaansprakelijkheid een implementatie vormt van de Richtlijn 85/374/EEG. Belangrijk is in dat kader ook het Hof van Justitie van de EU die eerder al duiding heeft gegeven aan het begrip ‘in het verkeer brengen’.

De aanvang van de vervaltermijn moet zijn geënt op objectieve criteria. Het product is in het verkeer gebracht wanneer het “het productieproces van de producent heeft verlaten en is opgenomen in een verkoopproces in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie” (O’Byrne/Sanofi Pasteur).

Waarom is een producent op enig moment niet meer aansprakelijk?

Dat op enig moment een producent niet meer aansprakelijk kan worden gehouden voor een geleverd product is verdedigbaar. Ook voormelde Richtlijn zoomt daar op in. In essentie kan worden gezegd dat producten door tijdsverloop slijten, de essentiële veiligheidseisen door de jaren heen wijzigen en ontwikkelen en dat de wetenschappelijke en technische kennis tot nieuwe inzichten kan leiden.  De risicoaansprakelijkheid van de producent moet dus ergens worden ingeperkt en risico’s moeten verzekerbaar blijven.  Het is om die reden dat een termijn van tien jaren is bepaald, met dien verstande dat door het instellen van een vordering ook ná tien jaren een gebrekkig product nog tot aansprakelijkheid kan dwingen van de producent (of importeur).

Geen nieuwe vervaltermijnen bij samengesteld product

Indachtig de achtergrond van de productregelgeving past het volgens de Hoge Raad niet dat het samenstellen van een heuprothese door de behandelend chirurg uit meerdere onderdelen leidt tot een nieuwe peildatum ter zake ‘het in het verkeer brengen van een product’. De consequentie daarvan zou immers behelzen dat het samenstellen van een heupprothese door de chirurg een nieuwe vervaltermijn oplevert jegens de producent en importeur ter zake de productaansprakelijkheid.  

Het Hof had dus niet mogen oordelen dat de samengestelde prothese een (eind)product is en dat de vervaltermijn van dit product pas start met het in het verkeer brengen van de kom op de grond dat de gestelde gebrekkigheid veroorzaakt wordt door een combinatie van de kop en de kom, en de kom als laatste in het verkeer is gebracht.

Wanneer de kom alsnog gebrekkig is, bijvoorbeeld door contact met de kop, wordt de aansprakelijkheid niet verminderd doordat de vervaltermijn ter zake de kop al is verstreken, aldus de Hoge Raad. Kortom, voor de patiënt is er nog een kans de geleden en te lijden schade volledig vergoed te krijgen.

Contact opnemen met een advocaat voor productaansprakelijkheid?

Wilt u als producent, importeur of distributeur meer weten over de reikwijdte van dit arrest en de betekenis hiervan voor uw organisatie? Neemt u dan contact op met onze advocaten voor productaansprakelijkheid (CE-markering) Martin Krüger en Max Schwillens. Ons niche advocatenkantoor op het terrein van de product- en veiligheidsregelgeving helpt u graag verder met uw juridische uitdagingen en implementatie in uw bedrijfsprocessen. Het verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding is niet altijd even duidelijk en we helpen u graag verder.

+31 (0)20 – 210 31 38
martin.kruger@maakadvocaten.nl

Martin Krüger

Martin Krüger

Martin Krüger is als advocaat / partner verbonden aan MAAK Advocaten. Martin focust zich op handelsrecht en productregelgeving (CE-markering). Voor bedrijven stelt Martin overeenkomsten op, adviseert hij over toepasselijke regelgeving en procedeert hij bij geschillen voor de civiele rechter.