Een bestuurder van een B.V. kan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor schadelijke handelingen wanneer hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit gebeurt onder strikte voorwaarden: ofwel handelt hij in strijd met zijn beheersplichtig (artikel 2:9 BW), ofwel pleegt hij een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) jegens schuldeisers of de vennootschap zelf.
De Nederlandse rechtspraak erkent dat rechtspersonen normaal gesproken zelf aansprakelijk zijn voor hun verplichtingen. Toch kan in bepaalde omstandigheden een bestuurder persoonlijk financieel aangesproken worden. Dit gebeurt minder vaak dan veel ondernemers vrezen, maar de gevolgen kunnen aanzienlijk zijn. Een bestuurder moet zijn taak op behoorlijke wijze vervullen en mag geen verplichtingen aangaan die hij weet dat de B.V. niet kan nakomen.
De bestuurdersaansprakelijkheid kent twee hoofdrichtingen: aansprakelijkheid tegenover de vennootschap zelf (interne aansprakelijkheid) en aansprakelijkheid tegenover schuldeisers en derden (externe aansprakelijkheid). In beide gevallen geldt dezelfde maatstaf: een persoonlijk ernstig verwijt. Dit is een hogere drempel dan gewone nalatigheid.
Wat verstaat de wet onder behoorlijke taakvervulling door een bestuurder?
Een bestuurder moet zijn taken uit het bestuursakkoord op behoorlijke wijze vervullen. Dit betekent dat hij moet handelen in het beste belang van de B.V., financieel verantwoorde besluiten moet nemen, geen statutaire bepalingen mag schenden en geen handelingen mag verrichten waarvan hij weet dat deze de vennootschap zullen schaden.
Artikel 2:9 BW vormt de wettelijke grondslag voor deze verplichting. Een bestuurder die deze plicht schendt en zich daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is aansprakelijk tegenover de vennootschap. Maar wat betekent “behoorlijke wijze” in de praktijk?
De rechtspraak heeft bepaald dat alle omstandigheden van het geval relevant zijn. Hieronder vallen de aard van de activiteiten van de B.V., de informatie waarover de bestuurder beschikte of kon beschikken, en het inzicht en de zorgvuldigheid die we van een redelijk bestuurder mogen verwachten. Dit is niet hetzelfde als zeggen dat elke foute beslissing tot aansprakelijkheid leidt. Een bestuurder moet immers de ruimte hebben om ondernemen risico’s te nemen.
Handelt een bestuurder in duidelijke strijd met statutaire bepalingen die de B.V. beogen te beschermen? Dit is een sterke aanwijzing van onbehoorlijke taakvervulling. Hetzelfde geldt voor voortduurst onverantwoord financieel beleid of fraudeachtig gedrag. Echter, zelfs in deze gevallen kan de bestuurder nog gemotiveerd betogen dat hem geen ernstig verwijt treft – de rechter moet dit verweer uitdrukkelijk meewegen.
Praktijkvoorbeeld: Een bestuurder van een bouwbedrijf in Amsterdam voelt dat de markt verzwakt. Hij geeft aan medewerkers opdracht facturen niet meer in te dienen en verduistert inkomsten. Tegelijk sluit hij nog contracten af met nieuwe klanten, stellende dat het goed gaat. Dit gedrag schendt artikel 2:9 BW ernstig en kan leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de vennootschap als deze later failliet verklaard wordt.
Wilt u zekerheid over uw juridische positie als bestuurder? Onze gespecialiseerde advocaten in Amsterdam analyseren uw handelen en adviseren over risico’s en preventieve maatregelen.
Wanneer is er sprake van interne aansprakelijkheid van een bestuurder?
Interne aansprakelijkheid ontstaat wanneer de B.V. zelf – of de curator in geval van faillissement – de bestuurder aansprakelijk houdt voor onbehoorlijke taakvervulling. Alleen de vennootschap of faillissementscurator kunnen deze grondslag gebruiken, niet individuele aandeelhouders of derden.
De interne aansprakelijkheid is in artikel 2:9 BW vastgelegd. Deze bepaling schrikt veel bestuurders af omdat zij denken dat elk foutief besluit tot persoonlijke aansprakelijkheid leidt. Dit is een misverstanding. De drempel is juist zeer hoog: het moet de bestuurder ernstig zijn verweten dat hij zijn taak onbehoorlijk vervulde.
In ongeveer 75% van de geschillen over bestuurdersfunctie weigeert de rechter om aansprakelijkheid vast te stellen, omdat niet aan deze zware maatstaf wordt voldaan. De bestuurder moet dus echt iets ergs hebben gedaan – niet alleen een slechte zakenbesligting achteraf gezien.
Wie kan een bestuurder op deze grondslag aanspreken? De B.V. zelf via zijn algemene vergadering of raad van commissarissen. Is de B.V. failliet verklaard, dan is het de faillissementscurator die onderzoekt of sprake is van onbehoorlijke taakvervulling. Deze curator heeft daarbij extra mogelijkheden via de faillissementsaansprakelijkheid (artikel 2:248 BW).
Bij faillissement onderzoekt de curator of de bestuurder in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement kennelijk onbehoorlijk zijn taak vervulde. Heeft de bestuurder bijvoorbeeld administratieplichten verzuimd of jaarstukken niet tijdig openbaarmaakt? Dan gelden zogenaamde “bewijsvermoedens”: de wet neemt aan dat het handelen van de bestuurder een belangrijke oorzaak van het faillissement is. De bestuurder kan dit voorkomen door aan te tonen dat er een andere doorslaggevende oorzaak was.
Welke omstandigheden wijzen op onbehoorlijke taakvervulling?
Omstandigheden die wijzen op onbehoorlijke taakvervulling zijn: handelen in strijd met statuten, onverantwoord financieel beleid, nalaten van administratieplichten, niet-openbaarmaking van jaarstukken, misleiding van schuldeisers, en fraude. Echter, geen enkele omstandigheid leidt automatisch tot aansprakelijkheid – steeds moet om ernstig verwijt gaan.
Het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat bepaalde omstandigheden zwaarder wegen dan andere. Handelt een bestuurder strijdig met statutaire bepalingen? Dit is relevant, maar niet doorslaggevend. De bestuurder kan nog steeds betogen dat dit hem geen ernstig verwijt treft.
Voorbeelden van ernstig verwijtbare handelingen:
- Fraude: Een bestuurder die opzettelijk valse administratie voert of schuldeisers misleidt
- Voortdurend verlies: Een bestuurder die jaren achtereen verliezen tolereert zonder actie te ondernemen
- Nalating van administratie: Het volstrekt verzuimen van boekhoudkundige plichten
- Leegmaking van de B.V.: Het systematisch onttrekken van vermogen terwijl schuldeisers aan het lijden zijn
- Selectieve betalingen: Het betalen van gelieerde partijen terwijl gewone schuldeisers niet betaald worden
Omgekeerd: een bestuurder die een redelijk zakelijk risico neemt en achteraf verliest, handelt niet onbehoorlijk. De rechtspraak erkent dat ondernemerschap voorzichtigheid en voorzichtigheid samengaan. Het gaat niet om perfectie, maar om het handelen volgens de normen van een redelijk bestuurder.
Kan een bestuurder ook aangesproken worden op grond van onrechtmatige daad?
Ja. Een bestuurder kan aangesproken worden op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad), zowel door de B.V., door schuldeisers als door derden. Ook hier geldt echter de verzwaarde drempel van ernstig verwijt – het kan niet zomaar omzeild worden.
Dit is een belangrijk punt dat veel bestuurders ontgaat. Ze denken dat ze via de onrechtmaatigheidscode onder de zware drempel van artikel 2:9 BW kunnen uitkomen. Dit is niet waar. Wanneer een bestuurder op grond van onrechtmatige daad wordt aangesproken, geldt dezelfde maatstaf van ernstig verwijt.
Dezelfde regel geldt voor andere wettelijke aansprakelijkheidsgronden, zoals artikel 7:661 BW (werkgeversaansprakelijkheid). Ongeacht de juridische grondslag: ernstig verwijt is steeds vereist.
Belangrijk verschil: bij externe aansprakelijkheid (schuldeisers en derden) gaat het om een zogenaamde afgeleide aansprakelijkheid. De bestuurder kan alleen aansprakelijk zijn als de B.V. dat zelf ook is. Is de vennootschap niet aansprakelijk, dan de bestuurder evenmin.
Hoe werkt externe aansprakelijkheid van een bestuurder?
Externe aansprakelijkheid betekent dat schuldeisers en derden de bestuurder rechtstreeks kunnen aanspreken voor schade. Dit is echter “afgeleide” aansprakelijkheid: de bestuurder kan alleen aansprakelijk zijn als de B.V. zelf ook aansprakelijk is. Ook hier geldt de maatstaf van ernstig verwijt.
Schuldeisers hebben rechtmatig belang om een bestuurder persoonlijk aansprakelijk te stellen wanneer de B.V. zelf niet betaalt. De rechtspraak heeft in de loop der jaren twee grote categorieën van ernstig verwijtbaar gedrag door bestuurders ontwikkeld.
De eerste categorie: onrechtmatige voortzetting van verplichtingen
Dit scenario staat bekend als het “zinkende schip scenario” (naar het arrest Beklamel uit 1989). Een bestuurder die nog nieuwe verplichtingen aangaat namens de B.V., terwijl hij weet dat:
- De vennootschap deze verplichtingen niet kan nakomen
- Deze geen verhaalsmogelijkheden biedt voor de ontstane schade
…handelt ernstig verwijtbaar. De bestuurder weet dus dat hij de schuldeiser zal benadeligen door het contract af te sluiten.
Praktijkvoorbeeld: Een bestuurder van een transportbedrijf weet dat zijn B.V. technisch failliet is – het eigen vermogen is sterk negatief en de cashflow is negatief. Ondanks dit koopt hij nog grote hoeveelheden diesel in terwijl hij weet dat leveranciers niet betaald zullen worden. De leverancier kan de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen.
Echter: het enige feit dat de B.V. verlieslatend is of een negatief eigen vermogen heeft, is niet voldoende. Dit blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uit 2018. De rechtbank stelde vast dat ook moet worden gelet op de orderportefeuille, marktontwikkelingen, kaststromen en kredietmogelijkheden op het moment van handelen. Met andere woorden: rood moet niet automatisch tot aansprakelijkheid leiden.
De drempel is dus: op het moment dat het onverantwoord is om de onderneming nog voort te zetten en verdere verbintenissen aan te gaan. Dit punt is subjectief en vereist nauwkeurig onderzoek.
De tweede categorie: frustratie van betaling en verhaal
Dit speelt wanneer een bestuurder actief bevordert dat de B.V. niet betaalt en schuldeisers geen verhaal hebben. Dit kan op verschillende manieren:
- Selectieve betalingen: Een bestuurder betaalt managementfees aan de moedervennootschap, maar niet aan reguliere schuldeisers
- Betalingsonwil: Een bestuurder weigert opzettelijk één specifieke schuldeiser te betalen
- Vermogen onttrekken: Een bestuurder haalt geld uit de B.V., zodat deze leeg wordt gelaten
- Vorderingen niet innen: Een bestuurder laat bewuste mogelijkheden onbenut om vorderingen te incasseren
Een opvallend arrest (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 2019) betreffe een bestuurder die een openstaande vordering van ruim € 500.000 niet indiende terwijl de B.V. in liquiditeitsproblemen verkeerde. Het hof oordeelde dat dit een ernstig verwijt opleverde – de bestuurder had moeten weten dat deze inning het verschil kon maken.
Bij frustratie gaat het erom dat de bestuurder het handelen heeft gefrustreerd. Dit vereist dus opzet of grove schuld. Een ongelukkige zakenbeslissing volstaat niet.
Kunnen schuldeisers alleen de bestuurder aansprakelijk stellen of ook de B.V.?
Schuldeisers kunnen eerst altijd de B.V. zelf aanspreken. Pas als de vennootschap geen verhaal biedt of failliet is, kunnen schuldeisers de bestuurder persoonlijk aanspreken. De aansprakelijkheid van de bestuurder is dus “afgeleide” aansprakelijkheid.
Dit is een cruciaal punt. Een schuldeiser die een vordering van € 50.000 heeft, richt zich normaal eerst tot de B.V. zelf. Alleen als deze niet betaalt, is het moment aangebroken om naar de bestuurder persoonlijk te kijken.
De schuldeiser zal echter moeten aantonen dat aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid is voldaan: het moet gaan om onrechtmatig gedrag van de bestuurder, en de bestuurder moet persoonlijk een ernstig verwijt treffen. Dit is geen gemakkelijke bewijsvoering.
In de praktijk leiden ongeveer 25% van aansprakelijkheidsvorderingen tegen bestuurders tot een veroordeling. De drempel is dus aanzienlijk. Een schuldeiser kan zich niet zomaar ineens op de bestuurder richten; er moet concreet ernstig verwijtbaar gedrag aanwezig zijn.
Wat gebeurt er als de bestuurder zelf ook een rechtspersoon is?
Wanneer de bestuurder zelf een B.V. is (zogenaamde rechtspersoon-bestuurder), en deze B.V.-bestuurder aansprakelijk is, dan is ook de bestuurder van die B.V. (de natuurlijke persoon) aansprakelijk. Dit volgt uit artikel 2:11 BW. Een bestuurder kan zich dus niet “verschuilen” achter een tussengeschoven B.V.
Dit is een belangrijk beleid van de wetgever. Sommige ondernemers proberen aansprakelijkheid te ontlopen door een B.V. als bestuurder in te stellen van hun eigen B.V. Dit werkt niet.
Artikel 2:11 BW bepaalt namelijk:
“De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.”
Dit betekent dat beide aansprakelijk zijn – zowel de rechtspersoon-bestuurder als de bestuurder van die rechtspersoon. Het gaat om hoofdelijke aansprakelijkheid: de schuldeiser kan beide aanspreken.
Echter: een natuurlijke bestuurder kan wel ontkomen aan aansprakelijkheid wanneer hij kan bewijzen dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van het gedrag van de rechtspersoon-bestuurder. Dit is echter een zware bewijs burden.
Welke praktische voorzorgsmaatregelen kan een bestuurder nemen?
Een bestuurder kan aansprakelijkheid voorkomen door: (1) geen nieuwe verplichtingen aan te gaan wanneer duidelijk is dat de B.V. deze niet kan nakomen, (2) geen selectieve betalingen in het zicht van faillissement uit te voeren, (3) bewust geen schuldeiser te discrimineren, (4) geen vermogen onbehoorlijk aan de B.V. te onttrekken, en (5) openstaande vorderingen actief in te dienen.
Voorkoming is beter dan genezing. Veel bestuurders krijgen pas later met bestuurdersaansprakelijkheid te maken, maar hadden risico’s eerder kunnen beperken.
Praktische checklist:
- Geen verplichtingen in zware financiële situaties: Controleer regelmatig of de B.V. nog nieuwe verplichtingen aankan. Raadpleeg desnoods een accountant.
- Voer administratieplichten uit: Zorg voor ordentelijke boekhouding en tijdige verslaglegging. Dit voorkomt de bewijsvermoedens bij faillissement.
- Behandel schuldeisers gelijk: Bij liquiditeitsproblemen betaal je niet ineens toeleveranciers en laat anderen zitten.
- Documenteer strategische keuzes: Als je een risico neemt dat achteraf verliest, documenteer waarom je dit besloot. Dit helpt later te tonen dat het een zakelijk risico was, geen ernstig verwijt.
- Wees voorzichtig met geldstromen: Zorg dat de B.V. zelf niet leeg wordt gemaakt terwijl schuldeisers niets krijgen.
- Volg openstaande debiteuren actief op: Laat niet actief na om te innen als dit nog mogelijk is.
Neem contact op met ons advocatenkantoor in Amsterdam voor een gratis eerste adviesgesprek over uw positie als bestuurder. Wij helpen u risico’s te identificeren en preventieve maatregelen te nemen.
Hoe vaak leidt bestuurdersaansprakelijkheid tot een veroordeling?
Ongeveer 25% van de vorderingen wegens bestuurdersaansprakelijkheid leidt tot een veroordeling. Dit illustreert dat de drempel hoog ligt. Echter, in de afgelopen jaren is het aantal procedures wel toegenomen, en bestuurders kunnen niet voorzichtig genoeg zijn met hun gedrag.
De statistieken zijn duidelijk: veel aansprakelijkheidsvorderingen falen omdat niet voldaan wordt aan de maatstaf van ernstig verwijt. Dit is een bewuste keuze van de Nederlandse wetgever – bestuurders moeten de vrijheid hebben om redelijke zakelijke risico’s te nemen.
Toch zien we dat het aantal procedures toeneemt. Dit wijst er op dat schuldeisers vaker proberen bestuurders persoonlijk aansprakelijk te stellen, vooral wanneer de B.V. failliet gaat. Ook commissarissen worden steeds vaker aangesproken – hoewel dit minder vaak tot veroordeling leidt dan voor bestuurders.
De trend is duidelijk: let als bestuurder goed op wat u doet, vooral in financieel moeilijker perioden. Een onvoorzichtige handeling kan jaren later nog tot rechtszaken leiden.
Samenvatting: kernpunten bestuurdersaansprakelijkheid
- Interne aansprakelijkheid: De B.V. (of faillissementscurator) kan de bestuurder aansprakelijk stellen voor onbehoorlijke taakvervulling volgens artikel 2:9 BW
- Externe aansprakelijkheid: Schuldeisers kunnen de bestuurder aanspreken voor onrechtmatige daad volgens artikel 6:162 BW
- Maatstaf: In beide gevallen: ernstig verwijt – een hogere drempel dan gewone nalatigheid
- Afgeleide aansprakelijkheid: Een bestuurder kan tegenover schuldeisers alleen aansprakelijk zijn als de B.V. zelf ook aansprakelijk is
- Twee risicoscenario’s voor schuldeisers: (1) het aangaan van verplichtingen terwijl de B.V. niet kan nakomen, (2) het frustreren van betaling of verhaal
- Rechtspersoon-bestuurder: Ook de natuurlijke persoon achter een rechtspersoon-bestuurder is aansprakelijk
- Lage slagingspercentage: Slechts ongeveer 25% van procedures leidt tot veroordeling – de drempel is dus hoog
- Preventie mogelijk: Goed bestuur, administratie en financieel management voorkomen veel problemen
Ondernemers en bestuurders in Amsterdam en Nederland moeten zich realiseren dat bestuurdersaansprakelijkheid weliswaar niet gauw optreedt, maar zeer ernstige gevolgen kan hebben. Persoonlijke vermogensverplichting is een reden om gewetensvolle taakvervulling serieus te nemen.