
Conservatoir beslag op activa is een krachtig juridisch instrument voor schuldeisers. Deze maatregel stelt hen in staat om hun vordering op debiteuren veilig te stellen en te voorkomen dat vermogensbestanddelen verdwijnen die de terugbetaling van schulden in gevaar zouden kunnen brengen. In dit artikel bespreken onze advocaten wat conservatoir beslag inhoudt, de voordelen voor schuldeisers en de beperkingen op het gebruik ervan zoals vastgelegd in de wet. Ons advocaten procesrecht gaan in opo een aantal wettelijke regelingen, en de Beslagsyllabus 2025.
Overzicht van wettelijke bepalingen bij conservatoir beslag
Verlof van de rechter
Voor elk conservatoir beslag is vooraf verlof vereist van de voorzieningenrechter (rechtbank). De bevoegde rechter is die van de plaats waar de zaken zich bevinden of – bij beslag op vorderingen – waar de schuldenaar of de derde woont. Het verzoekschrift tot beslag (beslagrekest) moet de aard van het beslag en de grondslag en hoogte van de vordering vermelden. De rechter beslist na een summier onderzoek en stelt bij geldvorderingen het bedrag vast waarvoor beslag mag worden gelegd. Tegen de beslissing tot verlof is in principe geen hoger beroep toegestaan.
Termijn voor hoofdzaak
Tenzij al een hoofdzaak aanhangig is, wordt verlof verleend onder de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak binnen een door de rechter te bepalen termijn wordt ingesteld (minimaal 8 dagen na beslag). Vaak wordt een termijn van 14 dagen gehanteerd. De voorzieningenrechter kan desgevraagd die termijn verlengen, mits vóór verstrijken van de lopende termijn verzocht. Bij derdenbeslag (art. 718 Rv) moet een verlenging binnen 8 dagen na afloop van de oorspronkelijke termijn aan de derde worden gemeld. Wordt de hoofdzaak te laat of niet ingesteld, vervalt het beslag van rechtswege. Bij te late instelling op onroerend goed moet de beslaglegger bovendien het beslag in het kadaster doorhalen op straffe van schadevergoeding (zie art. 727 Rv).
Zekerheidsstelling
De rechter kan het verlof afhankelijk maken van het stellen van zekerheid door de aanvrager (bijvoorbeeld een borgsom) voor eventuele schade van de wederpartij (art. 701 Rv). Dit gebeurt met name als het risico bestaat dat het beslag onterecht of schadelijk blijkt, tenzij de wet anders bepaalt (bijvoorbeeld bij beslag op wisselbrieven is 701 Rv uitgesloten).
Uitvoerbaarheid en algemene gevolgen
Een conservatoir beslag is een bewarende maatregel: het blokkeert het vrije beschikkingsrecht van de beslagene over de beslagen goederen, maar leidt niet tot executieverkoop zolang geen executoriale titel is verkregen. Het beslag wordt na een verkregen executoriale titel doorgaans omgezet in een executoriaal beslag zonder nieuw verlof (zie bij specifieke beslagtypes). De beslagene wordt vóór het verlof niet gehoord (ex parte behandeling), behalve in bijzondere gevallen zoals bij loonbeslag (zie hieronder). De aanvrager heeft in het verzoekschrift een waarheidsplicht en moet alle relevante feiten juist en volledig aandragen.
Hierna worden alle vormen van conservatoir beslag afzonderlijk behandeld, met de specifieke bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en eventuele andere voorschriften per beslagtype.
Conservatoir beslag op roerende zaken (niet-registergoederen)
Dit betreft bewarend beslag op roerende zaken van de schuldenaar die geen registergoed zijn (bijv. inventaris, voertuigen, voorraden). Naast de algemene regels (verlof, termijn hoofdzaak, etc.) gelden enkele bijzondere eisen en verwijzingen:
- Vrees voor verduistering: Voor conservatoir verhaalsbeslag op roerende niet-registergoederen (ten behoeve van een geldvordering) eist de wet dat de schuldeiser gegronde vrees voor verduistering aantoont (art. 711 lid 1 Rv). Dit betekent dat redelijkerwijs te vrezen is dat de schuldenaar anders de goederen aan verhaal zal onttrekken (bijv. verbergen of wegmaken). Deze eis geldt ook voor rechten aan toonder of order. In het beslagrekest moet die vrees onderbouwd worden. NB: “Verduistering” in deze context is civielrechtelijk bedoeld, niet hetzelfde als het strafrechtelijke begrip.
- Uitzondering wissel/cheque: De vrees voor verduistering hoeft niet gesteld te worden wanneer de beslaglegger houder is van een wisselbrief, orderbiljet of cheque die via protest of verklaring wegens non-betaling is vastgesteld. In dat geval mag dus zonder vrees-aannemelijkmaking beslag worden gelegd voor wat de houder te vorderen heeft op de trekker, endossant, etc. (art. 711 lid 2 Rv). Ook de verplichting tot zekerheidstelling (art. 701 Rv) is dan uitgesloten.
- Aandelen op naam: Conservatoir beslag op aandelen op naam en andere effecten valt voor de vrees-eis onder dezelfde bepaling. Art. 711 lid 3 Rv bepaalt dat de vrees voor verduistering ook moet worden aangetoond bij beslag op effecten in de zin van art. 474bb Rv. Het verzoekschrift moet de te beslaan effecten omschrijven.
- Uitvoering beslag: Na verleend verlof zal een deurwaarder het beslag leggen door betekening van een beslagexploot aan de schuldenaar (art. 702 Rv jo. art. 712 Rv). Op conservatoir roerend beslag zijn diverse regels van executoriaal roerend beslag overeenkomstig van toepassing (art. 712 Rv). Dit betekent onder meer: er mag slechts beslag worden gelegd tot het bedrag van de vordering (art. 441 lid 1 Rv), de deurwaarder stelt een proces-verbaal op van de in beslag genomen objecten (art. 443 Rv), hij mag zo nodig de woning betreden (art. 444 Rv), contant geld bij de beslagene mag meteen in beslag worden genomen (art. 445 Rv), en bepaalde goederen zijn uitgesloten van beslag (art. 447 Rv, noodzakelijke levensbehoeften) met uitzondering van gezelschapsdieren die wél beslagen mogen worden (art. 448 Rv). Ook art. 453a Rv (blokkerende werking: vervreemding/verhuur na beslag werkt niet tegen de beslaglegger) en art. 461d Rv (derdenbezwaarprocedure) gelden hier overeenkomstig.
- Na vonnis: Wanneer de schuldeiser een executoriale titel verkrijgt die ziet op een geldvordering, kan het conservatoir beslag op roerende zaken overgaan in executoriaal beslag. Volgens art. 704 lid 1 Rv gebeurt dit van rechtswege; de beslaglegger zal de titel aan de schuldenaar moeten betekenen en executie aankondigen. Vanaf dat moment kan verkoop van de roerende zaak plaatsvinden volgens de executieregels (art. 466 e.v. Rv). Wordt geen titel verkregen of vervalt het beslag, dan moet de beslaglegger de beslagene daarvan op de hoogte stellen en het beslag opheffen.
(Opmerking: Conservatoir beslag op roerende zaken die wel registergoederen zijn (zoals bepaalde schepen of luchtvaartuigen) valt niet onder art. 711 Rv maar onder de speciale afdelingen daarvoor, zie beneden.)
Conservatoir beslag op onroerende zaken (registergoederen)
Dit is conservatoir beslag op registergoederen zoals onroerende zaken (bijv. grond, huis). De regeling is in Afdeling 6, Titel 4, Boek 3 Rv (art. 725–727 Rv). Belangrijkste aandachtspunten:
- Voorwaarden en specifiek object: Ook voor onroerend goed geldt dat verlof tot verhaalsbeslag slechts wordt verleend bij gegronde vrees voor verduistering. Art. 725 Rv bepaalt: “Indien is voldaan aan de eisen die in artikel 711 lid 1 en 2 Rv voor het verlof zijn gesteld, kan ook verlof worden verleend om beslag te leggen op een of meer bepaald aan te wijzen onroerende zaken.”. De beslagene moet dus eveneens dreigen het onroerend goed aan verhaal te onttrekken (bijv. spoedige verkoop) voor verlof wordt gegeven. In de praktijk wordt vrees bij onroerend goed minder snel aangenomen gezien onroerend goed moeilijk te verduisteren is, maar de wet stelt het formeel wel als eis. Het verlof moet het specifieke registergoed benoemen; een algemeen beslag op “alle onroerende goederen” is niet toegestaan.
- Inschrijving in kadaster: Het beslag wordt gelegd door inschrijving van het beslagexploot in de openbare registers (Kadaster) (art. 726 Rv jo. 504 Rv). Hierdoor wordt het beslag openbaar en tegenwerpelijk aan derden. Blokkerende werking: Vanaf inschrijving kan de schuldenaar het onroerend goed niet vrijelijk verkopen of bezwaren; een latere overdracht werkt niet tegen de beslaglegger (art. 505 lid 2 Rv, via art. 726 Rv). De derde die na beslag toch het goed verkrijgt, wordt niet beschermd tenzij aan zeer strikte goede trouw-voorwaarden is voldaan (art. 453a lid 2 Rv geldt via art. 726 Rv). De deurwaarder betekent het beslagexploot ook aan de schuldenaar zelf (art. 704 Rv).
- Overeenkomstige executieregels: Art. 726 Rv verklaart een aantal bepalingen voor executoriaal onroerend beslag van overeenkomstige toepassing. Het gaat om art. 504a lid 1, 505, 506, 507a, 507b en 513a Rv. Hierin is onder andere geregeld dat een al eerder gelegd executoriaal beslag op hetzelfde goed eveneens werking behoudt, hoe samenloop van beslagen wordt afgehandeld, en dat beslag op een aandeel in een onroerend goed (indien mede-eigendom) mogelijk is. Ook bepaalt art. 508 Rv normaal de termijn waarbinnen executoriale verkoop moet plaatsvinden; volgens art. 726 Rv begint die termijn te lopen nadat een executoriale titel is verkregen in de hoofdzaak. Dit voorkomt dat het conservatoire beslag eindeloos zonder executie blijft hangen na een verkregen titel.
- Doorhalen bij verval: Art. 727 Rv verplicht de beslaglegger om – indien de eis in de hoofdzaak niet binnen de gestelde termijn is ingesteld – onverwijld de inschrijving in het kadaster te laten doorhalen op straffe van schadevergoeding. Deze plicht zorgt ervoor dat derden niet langer onnodig gehinderd worden door een beslaginschrijving als het beslag van rechtswege is vervallen. Ook als het beslag om andere redenen ophoudt te bestaan (bijvoorbeeld door opgeheven te worden door de voorzieningenrechter op verzoek van de wederpartij ex art. 705 Rv), moet de inschrijving worden doorgehaald.
- Na vonnis: Zodra de beslaglegger een executoriale titel heeft (bijv. een onherroepelijk vonnis tot betaling), kan hij het conservatoir beslag laten voortduren als executoriaal beslag. De beslaglegger dient het vonnis aan de schuldenaar te betekenen en doorgaans een bevel tot betaling te doen. Als binnen de in art. 544 Rv gestelde termijnen niet betaald wordt, kan executoriale verkoop van het onroerend goed plaatsvinden (via een veiling, conform art. 514 e.v. Rv). Het reeds gelegde conservatoire beslag zorgt ervoor dat verhaal mogelijk is op de verkoopopbrengst. Wordt geen executoriaal traject gevolgd, dan kan de beslagene na verloop van tijd opheffing vorderen.
Conservatoir derdenbeslag onder banken (bankbeslag)
Bij derdenbeslag wordt beslag gelegd op vorderingen die de schuldenaar op een derde heeft. Een veelvoorkomend voorbeeld is bankbeslag: de vordering van de schuldenaar op de bank tot uitbetaling van zijn rekeningtegoed wordt in beslag genomen. De wettelijke basis is art. 718 Rv e.v. (Afdeling 4). Enkele kernpunten:
- Rechtsgrond en object: Art. 718 Rv bepaalt: “Een schuldeiser kan onder derden conservatoir beslag leggen op de in artikel 475 bedoelde goederen.”. Artikel 475 Rv (executoriaal beslag) omschrijft welke vorderingen en rechten voor beslag vatbaar zijn. In het geval van bankbeslag gaat het om de vordering van de schuldenaar op de bank tot uitbetaling van zijn saldo (dit is een geldvordering die voor beslag vatbaar is). Het beslag wordt uitgevoerd door betekening van een exploot aan de derde (de bank) en aan de schuldenaar (art. 721 jo. 722 Rv, jo. art. 475 Rv).
- Geen vreesvereiste: Anders dan bij beslag onder de schuldenaar, hoeft bij conservatoir beslag onder derden niet aangetoond te worden dat de schuldenaar zijn goederen zal verduisteren. De eis van art. 711 Rv geldt hier niet. Er is dus géén “gegronde vrees”-toets voor bijvoorbeeld bankbeslag; in de regel volstaat dat er een opeisbare vordering is. Dit is ook logisch: de goederen (tegoeden) zijn in handen van een derde, zodat de schuldenaar ze minder gemakkelijk kan wegmaken. De wetgever heeft dit bevestigd in art. 720 Rv (impliciet, zie hierna bij loonbeslag) en in de parlementaire geschiedenis.
- Verplichtingen derde (bank): De bank die het exploot ontvangt moet het beslagen tegoed bevriezen tot het bedrag van het verlof (inclusief kosten). Bovendien moet de derde een verklaring afleggen over hetgeen zij aan de schuldenaar verschuldigd is (derdenverklaring). In executoriaal beslag is die verplichting neergelegd in art. 476a Rv; via de schakelbepaling van art. 720 Rv geldt dit ook voor conservatoir derdenbeslag. De derdenverklaring moet doorgaans binnen 4 weken worden gedaan (art. 476a Rv) en vermeldt bij bankbeslag het saldo op het moment van beslag. Als de bank niet of onjuist verklaart, kan zij later aansprakelijk worden gehouden (art. 477a/477b Rv, welke bepalingen ook van overeenkomstige toepassing kunnen zijn).
- Gevolg voor schuldenaar: Door het beslag kan de schuldenaar niet meer vrij over het banktegoed beschikken. De bank blokkeert in feite het rekeningbedrag (tot het beslagexploot genoemde maximum). Eventuele transacties door de schuldenaar na het beslag (opnames, overboekingen) zijn niet mogelijk voor het beslagen deel. De beslagene wordt hierover geïnformeerd via betekening van het exploot.
- Na vonnis – omzetting in executoriaal beslag: Zodra de beslaglegger een executoriale titel behaalt (bijvoorbeeld een uitspraak in de hoofdzaak waarbij de schuldenaar tot betaling wordt veroordeeld), moet hij deze binnen een maand na verkrijging laten betekenen aan de derde (art. 722 Rv). Dit is essentieel: door betekening van het vonnis aan de bank gaat het conservatoire derdenbeslag over in een executoriaal beslag. De bank wordt daarmee verplicht het beslagen bedrag uit te betalen ter voldoening van het vonnis (art. 723 Rv). In feite maakt art. 723 Rv duidelijk dat vanaf dat moment de derde dezelfde plicht heeft als onder executoriaal beslag: betaling aan de deurwaarder voor de schuldeiser, op straffe van aansprakelijkheid. Laat de beslaglegger na het vonnis tijdig te betekenen aan de derde, dan vervalt het beslag en herleeft de vrije beschikking voor de schuldenaar.
- Bijzondere gevallen: Bij geblokkeerde gezamenlijk rekening (bijvoorbeeld en/of-rekening) bepaalt de rechtspraak dat vermoed wordt dat het saldo ieder voor de helft toekomt aan de rekeninghouders, tenzij anders blijkt. Een bankbeslag op een en/of-rekening van de schuldenaar en een derde treft daardoor in beginsel slechts de vermoedelijke helft van het saldo (tenzij de beslaglegger aannemelijk maakt dat meer van de schuldenaar is). Verder is relevant dat bepaalde vorderingen op de bank, zoals een kredietruimte die nog niet is getrokken, niet zonder meer vatbaar zijn voor beslag (alleen bestaande vorderingen zijn te beslag leggen; een nog onbenutte kredietlimiet is geen vorderingsrecht van de schuldenaar).
Conservatoir loonbeslag en beslag onder andere derden (periodieke vorderingen)
Loonbeslag is een bijzonder soort derdenbeslag, namelijk op het loon of een andere periodieke uitkering van de schuldenaar (bijvoorbeeld salaris, pensioen, uitkering). De wet stelt hier extra waarborgen omdat dit het levensonderhoud van de schuldenaar raakt. Naast de regels van art. 718-722 Rv gelden de volgende speciale bepalingen:
- Horen van de schuldenaar (art. 720 Rv): Bij conservatoir beslag op vorderingen tot periodieke betalingen (zoals loon) moet de voorzieningenrechter eerst de schuldenaar horen of op zijn minst de gelegenheid geven om gehoord te worden. Dit is een uitzondering op de gebruikelijke ex-parte behandeling. Art. 720 Rv bepaalt expliciet dat verlof voor loonbeslag slechts wordt verleend na horen van de schuldenaar (of als hij niet reageert op de oproep). In de praktijk betekent dit dat de rechter een zitting belegt of een reactie van de wederpartij afwacht voordat hij beslist. Verschijnt de schuldenaar niet of voert hij onvoldoende verweer, dan wordt het verlof alsnog verleend. Deze bijzondere hoorplicht geldt alleen voor de in art. 475c Rv genoemde periodieke inkomsten (loon, bepaalde uitkeringen, alimentatie, etc.). NB: Voor eenmalige vorderingen of beslag onder banken is er géén hoorplicht – daar wordt het verlof doorgaans zonder wederhoor verleend.
- Beslagvrije voet: Bij loonbeslag (en vergelijkbare inkomsten) geldt de beslagvrije voet – het deel van het inkomen dat de schuldenaar minimaal mag behouden voor levensonderhoud. Art. 475b lid 1 Rv bepaalt dat beslag op periodieke betalingen slechts geldig is voor zover de betaling de beslagvrije voet overtreft. Met andere woorden: het deel van het loon onder de berekende beslagvrije voet mag niet worden ingehouden. De beslagvrije voet wordt berekend op basis van de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar (zoals gezinssituatie, woonlasten) volgens art. 475d-g Rv en bedraagt doorgaans circa 95% van de toepasselijke bijstandsnorm. De derde-beslagene (bijv. werkgever) moet hier rekening mee houden en slechts het meerdere boven de voet blokkeren/afdragen. Overtreding kan de derde aansprakelijk maken of het beslag (voor dat deel) ongeldig doen zijn.
- Uitvoering door derde: De werkgever of uitkeringsinstantie die het loonbeslag ontvangt, zal – na verlofverlening en betekening – gehouden zijn toekomstige loonbetalingen gedeeltelijk in te houden. Feitelijk bevriezt hij telkens het deel boven de beslagvrije voet en reserveert dit voor de beslaglegger. Ook hier moet de derde een derdenverklaring afleggen (art. 720 Rv jo. 476a Rv) waarin hij verklaart welk bedrag periodiek verschuldigd is en dat hij dit onder beslag houdt. Bij loonbeslag strekt de verklaring zich vaak uit over ieder toekomstig loon zolang het beslag loopt, zodat duidelijk is welk bedrag per betaling wordt ingehouden.
- Duur en overgang na vonnis: Het conservatoir loonbeslag blijft liggen op de inkomensstroom totdat een executoriale titel is verkregen. Daarna dient de beslaglegger net als bij bankbeslag het vonnis binnen een maand te betekenen aan de werkgever/uitkeringsinstantie (art. 722 Rv) om over te gaan tot executie. Vanaf betekening wordt het conservatoire beslag executoriaal; de derde moet de ingehouden bedragen afdragen ter uitvoering van het vonnis (art. 723 Rv). Doet de beslaglegger dit niet tijdig, dan vervalt het beslag en is de werkgever niet langer verplicht bedragen in te houden.
- Samenloop en voorrang: Als er al een ander (executoriaal) loonbeslag lag – bijvoorbeeld van een andere schuldeiser – dan geldt de rangorde naar moment van leggen. Een later conservatoir beslag op loon kan in rang na een eerder executoriaal beslag komen. In de praktijk wordt bij meerdere loonbeslagen de beslagvrije voet naar rato omgeslagen (art. 475b lid 2 Rv). Ook kan niet meer worden ingehouden dan tot 100% van het loon; eventuele latere beslagleggers moeten wachten. Conservatoir beslag kan echter wel preventief gelegd worden om een rang te “reserveren” voor het geval een executoriale titel volgt.
Conservatoir beslag op schepen
Voor het bewarend beslag op schepen bestaan aparte bepalingen (Afdeling 6A, art. 728 t/m 728b Rv), mede vanwege internationale aspecten (zeeschepen vallen onder verdragen). Samengevat:
- Bevoegde rechter en bereik: Art. 728 Rv verruimt de bevoegdheid: behalve de rechter van de plaats waar het schip zich bevindt, is ook bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank waar het schip vermoedelijk zal aankomen. Dit maakt het mogelijk beslag te plannen op een schip dat onderweg is naar een Nederlandse haven. De regeling geldt voor alle schepen die als registergoed te boek staan (zeeschepen en binnenvaartschepen die ingeschreven zijn in het scheepsregister).
- Verdrag Brussel 1952: Nederland is partij bij het Verdrag tot unificatie van bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen, Brussel 1952. Dit verdrag beperkt de mogelijkheden tot beslag op zeeschepen die een vreemde vlag voeren of eigendom zijn van een buitenlandse partij. Kort gezegd mag een zeeschip van een verdragspartij alleen conservatoir worden aangehouden ter verzekering van maritieme vorderingen zoals opgesomd in het verdrag (bijv. vorderingen wegens schade door aanvaring, bergloon, leverantie scheepsbenodigdheden, etc.). Art. 728 Rv en jurisprudentie (o.a. HR 1983 The August 8, NJ 1984/925) leggen deze beperking uit: indien beslag wordt verzocht op een buitenlands zeeschip voor een niet-maritieme vordering, moet het verlof worden geweigerd op grond van het verdrag. Binnenvaart– en Nederlandse schepen kunnen ruimer voor beslag in aanmerking komen, maar ook daar zal de rechter toetsen of de vordering het beslag rechtvaardigt. Vaak moet in het verzoek expliciet worden aangegeven of het schip onder de Verdragsregels valt (nationaliteit van het schip).
- Vrees voor uitwinning/verloop: De wet stelt geen aparte vreesvereiste voor schepen, maar in de praktijk is het risico van vertrek een voldoende rechtvaardiging. Zeker bij zeeschepen is spoed doorgaans vereist omdat het schip anders weer uitvaart. De rechter zal wel de vordering summier toetsen en kan zekerheidstelling (cautie) verlangen gelet op mogelijke schade (art. 701 Rv is hierop van toepassing). Bij scheepsbeslag is het gebruikelijk dat de wederpartij het beslag kan opheffen door een bankgarantie te stellen ter hoogte van de vordering (dit volgt niet direct uit de wet, maar uit het Verdrag: art. 5 Brussel 1952 geeft die mogelijkheid, en art. 705 Rv biedt de schuldenaar ook de mogelijkheid tot opheffing door zekerheid).
- Uitvoering beslag en register: Een schip is een registergoed (ingeschreven in het scheepsregister, dat onderdeel is van het Kadaster). Het beslag moet worden aangekondigd aan het Kadaster/scheepsregister. Veelal gebeurt dit door inschrijving van het beslag in het register, vergelijkbaar met onroerend goed. Daarnaast wordt beslag gelegd door betekening aan de gezagvoerder of houder van het schip en aan de eigenaar. De deurwaarder kan een schip “aan de ketting leggen” (feitelijk aan de kade houden) met hulp van havenautoriteiten.
- Overeenkomstige toepassing executieregels: Art. 728a Rv verklaart een aantal executoriale bepalingen van toepassing. Zo is art. 708 lid 2 Rv (inzake beslag op meerdere plaatsen) niet van toepassing verklaard, en gelden art. 566, 567 en 513a Rv wel overeenkomstig. Dit betekent o.a. dat de regels voor executoriaal scheepsbeslag (art. 564 e.v. Rv) gelden: bijvoorbeeld dat een exploit van executoriaal beslag aan de inspecteur der scheepvaart moet worden betekend (art. 566 Rv) en dat bij samenloop met een schip in aanbouw speciale regels gelden (art. 567 Rv). Ook start de termijn van art. 570 Rv (voor executoriale verkoop van een schip) pas na verkrijgen van de titel (art. 728a Rv).
- Na vonnis: De beslaglegger moet, indien hij een executoriale titel verkrijgt, dit vonnis net als bij onroerend goed binnen korte termijn betekenen aan de schuldenaar. Voor schepen schrijft art. 722/723 Rv (via 728b Rv) voor dat betekening aan de derde (indien een derde het schip onder zich heeft) binnen één maand na titel moet gebeuren, en daarna het beslag overgaat in executoriaal. Executoriale verkoop van zeeschepen kent eigen regels (meestal via de deurwaarder en notaris, met aankondiging bij de rechtbank en in internationale publicaties, zie art. 571 e.v. Rv). Als het conservatoire beslag vervalt (bijv. geen tijdige dagvaarding of vrijwillige betaling), moet de beslaglegger dit eveneens laten doorhalen in het scheepsregister en het schip vrijgeven.
- Bijzondere categorieën: Opgemerkt zij dat oorlogsschepen of overheidsschepen immuniteit genieten; art. 19 Brussel Verdrag sluit beslag op oorlogsschepen uit. Ook is er een apart regime voor luchtvaartuigen (hierna). Schepen die geen registergoed zijn (kleine vaartuigen) zouden in theorie onder het gewone roerend-beslagregime vallen, maar doorgaans zijn vrijwel alle grotere vaartuigen geregistreerd indien ze van enige waarde zijn.
Conservatoir beslag op luchtvaartuigen
Luchtvaartuigen (vliegtuigen) zijn net als schepen registergoederen en kennen een eigen regeling (Afdeling 6B, art. 729 Rv t/m 729e Rv). De bepalingen vertonen gelijkenis met die voor schepen, mede gebaseerd op het Verdrag inzake de voorlopige beslaglegging op luchtvaartuigen (Geneve 1933). De hoofdlijnen:
- Bevoegdheid en reikwijdte: Art. 729 Rv bepaalt dat voor verlof tot conservatoir beslag op een luchtvaartuig ook de voorzieningenrechter bevoegd is van de plaats waar het luchtvaartuig zich bevindt of waar het naar toe zal komen binnen Nederland. Dit laat toe beslag te leggen op een toestel dat verwacht landingen te maken. Het begrip luchtvaartuig ziet op geregistreerde vliegtuigen (ingeschreven in het Nederlandse luchtvaartuigenregister, vaak civiele toestellen). Militair luchtvaartuigen of statelijke luchtvaartuigen genieten immuniteit en vallen buiten bereik.
- Voorwaarden verlof: De wet stelt geen expliciete vrees voor verduistering eis bij vliegtuigen, maar net als bij schepen moet praktisch gezien een reëel risico bestaan (een vliegtuig kan gemakkelijk wegvliegen). Vaak betreft het buitenlandse eigenaren; de rechter zal toetsen of de vordering voldoende band met NL heeft of via internationale regelingen is toegelaten. Het Verdrag van Geneve 1933 beperkt beslag op buitenlandse luchtvaartuigen tot bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als de vordering betrekking heeft op het vliegtuig zelf (schade door dat vliegtuig, kosten, etc.). In Nederlandse rechtspraak is beslag op buitenlandse vliegtuigen voor algemene geldvorderingen zeldzaam; meestal vereist men een band of toestemming per verdrag. De verlofrechter kan ook hier zekerheidstelling opleggen (art. 701 Rv) om misbruik te voorkomen.
- Uitvoering en register: Het conservatoir beslag wordt gelegd door betekening aan de houder van het vliegtuig (bv. de exploitant of luchthaven waar het staat) en inschrijving van een beslagbescheid in het luchtvaartuig-register (dat door de Rijksluchtvaartdienst wordt gehouden). Vaak zal fysiek voorkomen worden dat het vliegtuig vertrekt, bijvoorbeeld door de luchtverkeersleiding of luchthavenbeveiliging in te lichten. Soms wordt het toestel aan de grond gehouden middels het intrekken van vliegklaar certificaat tijdelijk. De wet voorziet in overeenkomstige toepassing van regels: art. 729a Rv verklaart o.a. art. 708 lid 2 Rv niet van toepassing en bepaalde executiebepalingen juist wel (art. 570-575 Rv, betreffende executoriale verkoop van vliegtuigen, en art. 513a Rv) van overeenkomstige toepassing. Dit regelt onder meer bekendmaking van het beslag aan de luchtvaartautoriteiten en de wijze van executieverkoop (vaak via een veiling met toestemming van de rechter).
- Horen schuldenaar: De wet bevat voor luchtvaartuigen geen expliciete hoorplicht zoals bij loonbeslag. Beslag wordt ex parte verleend, tenzij wellicht het vliegtuig gebruikt wordt voor openbaar vervoer van passagiers – in uitzonderlijke gevallen kan de rechter de wederpartij horen om misbruik (stilleggen van lijnvluchten) te voorkomen. Hierover is jurisprudentie beperkt. Wel kan de rechter bij een buitenlandse maatschappij extra kritisch zijn en eventueel de eis stellen dat de hoofdzaak in Nederland aanhangig wordt gemaakt (of al is), om te voorkomen dat beslag wordt gelegd louter ter pressie zonder inhoudelijke procedure.
- Na vonnis: Heeft de beslaglegger een executoriale titel verkregen, dan moet hij ook hier die binnen één maand betekenen aan de derde (bijvoorbeeld de houder/luchthaven) conform art. 722 Rv (via art. 729d Rv). Daarna wordt het beslag executoriaal en kan het vliegtuig verkocht worden om de vordering te voldoen. Art. 729d Rv juncto art. 722 Rv schrijft de betekeningstermijn voor, en art. 729e Rv bepaalt dat zodra de executoriale fase intreedt, de derde (bijvoorbeeld de exploitant of bewaarder) gehouden is het bevel tot afgifte of executie te dulden net als bij executoriaal beslag. Indien de schuldenaar ondertussen zekerheid stelt of betaalt, zal het beslag opgeheven worden.
- Verwijdering beslagregister: Net als bij onroerend goed moet de beslaglegger het beslag laten doorhalen in het register als het vervalt. Dit volgt uit de strekking van art. 727 Rv, dat via art. 729d naar analogie geldt. De Kadastrale registratie (luchtvaartuigregister) mag niet onnodig een beslag blijven tonen als de zaak is afgedaan.
Conservatoir beslag tot afgifte of levering van goederen
Naast beslag tot verhaal van een geldvordering kent de wet ook bewarend beslag tot afgifte/levering, bedoeld om een recht op een specifiek goed veilig te stellen. Dit is geregeld in Afdeling 7 (art. 730–736 Rv). Kenmerken van dit beslagtype:
- Doel en toepassingsgebied: Art. 730 Rv bepaalt dat “Ieder die recht heeft op afgifte van een roerende zaak of levering van een goed, of die zulk een recht bij rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding kan verkrijgen, kan deze zaak of goed ter bewaring van dit recht in beslag nemen.”. Dit beslag dient dus niet om een geldvordering veilig te stellen, maar om te voorkomen dat een bepaalde zaak aan de rechthebbende zal worden onthouden. Voorbeelden: een eigenaar vordert een roerende zaak terug (revindicatie) of men heeft recht op levering van een specifiek goed bij koop. Beslag tot afgifte legt de zaak vast zodat deze bij toewijzing daadwerkelijk geleverd kan worden.
- Geen vreesvereiste: In tegenstelling tot verhaalsbeslag eist de wet hier niet dat “vrees voor verduistering” wordt gesteld. Art. 734 lid 4 Rv bepaalt expliciet dat in het verzoekschrift wel de te beslagene zaak moet worden omschreven, maar dat vrees voor verduistering niet behoeft te worden aangetoond. De ratio is dat de beslaglegger al een specifiek recht op dat goed claimt; het beslag is gericht op zekerstelling daarvan ongeacht of de wederpartij kwade opzet heeft om het weg te maken. Uiteraard kan in de feitelijke beoordeling een risico dat de zaak verdwijnt wel reden zijn om het beslag te willen leggen, maar juridisch is het geen conditie sine qua non.
- Verlof en procedure: Het verlof wordt veelal vlot verleend indien de aanvrager aannemelijk maakt een goed te zullen vorderen. Wel moet duidelijk worden gemaakt op welk concreet goed het recht wordt geclaimd en op welke rechtsgrond (eigendom, recht op levering uit overeenkomst, etc.). In het verlof vermeldt de rechter het goed of de goederen die in beslag genomen mogen worden. De beslagene wordt meestal niet gehoord (geen speciale hoor-plicht als bij loonbeslag, tenzij uitzonderlijk). Na verlof legt de deurwaarder beslag door betekening aan de beslagene. Vaak zal de deurwaarder de betreffende zaak feitelijk in beslag nemen en in gerechtelijke bewaring geven (art. 709 Rv kan worden ingeroepen). Bijvoorbeeld, bij beslag op een schilderij of machine zal de deurwaarder deze fysiek meenemen of laten opslaan bij een derde (sekwester) om te voorkomen dat de wederpartij het goed gebruikt of verplaatst; dit kan de voorzieningenrechter in het verlof bevelen (art. 730 jo. 709 Rv).
- Samenloop met verhaalsbeslag: Als op hetzelfde goed ook een conservatoir verhaalsbeslag ligt (bijv. door een andere schuldeiser voor een geldvordering), of als de aanvrager naast afgifte ook schadevergoeding vordert, kunnen complicaties ontstaan. Art. 736 Rv biedt daarvoor regels. Zo bepaalt art. 736 lid 2 Rv dat een afgiftebeslag zonodig tevens geldt als verhaalsbeslag voor een eventuele vervangende schadevergoeding als afgifte uitblijft. Omgekeerd kan een gewoon conservatoir beslaglegger niet afdwingen dat een reeds afgiftebeslag opgeheven wordt; de beslaglegger tot afgifte mag, indien zijn vordering verandert in een geldvordering, andere goederen aanwijzen om verhaal op te bieden ter bescherming van zijn rechten (art. 736 lid 3 Rv). In geval van samenloop (concurrentie) tussen een afgiftebeslag en een ander beslag beslist de rechter wie voorrang krijgt of onder welke voorwaarden beide kunnen bestaan (art. 736 lid 1 Rv jo. art. 438 of 705 Rv).
- Toepasselijke regels: Art. 734 lid 1 Rv verklaart de algemene voorschriften van conservatoir verhaalsbeslag van overeenkomstige toepassing op afgiftebeslag, behalve waar dat onlogisch is. Zo zijn de regels over niet-beslagbare zaken (art. 447/448 Rv) niet van toepassing, omdat een zaak die normaal niet voor geldvordering in beslag mag worden genomen (bijvoorbeeld kleren, huisdieren), wél in afgiftebeslag kan worden genomen als men recht heeft op juist die zaak. De blokkerende werking en derdenbescherming van art. 453a Rv gelden via art. 712/734 Rv echter weer wél: zo kan de wederpartij het goed niet rechtsgeldig aan een derde verkopen na beslag, behalve als een derde te goeder trouw al de zaak in handen had gekregen. Dit beschermt de beslaglegger’s recht op die zaak.
- Duur van het beslag: Een conservatoir beslag tot afgifte blijft in principe van kracht totdat hetzij de afgifte/levering feitelijk heeft plaatsgevonden, hetzij 6 maanden zijn verstreken nadat in de hoofdzaak een executoriale titel is verkregen die in kracht van gewijsde is gegaan (art. 735 lid 1 Rv). De wet geeft dus een termijn van 6 maanden na een onherroepelijk oordeel waaruit het afgifterecht blijkt, om het beslag te continueren. Binnen die periode moet de beslaglegger daadwerkelijke executie (afgifte vorderen via deurwaarder) in gang zetten, anders vervalt het beslag.
- Omzetting in executoriaal beslag: Wanneer de eisende partij in de hoofdzaak een uitspraak krijgt die het recht op afgifte bevestigt (een veroordeling tot afgifte/levering), dan gaat het conservatoire afgiftebeslag ipso iure over in een executoriaal beslag ten uitvoerlegging van die veroordeling. Art. 735 lid 2 Rv verbindt hieraan dat het afgiftebeslag op een roerende zaak niet-registergoed doorgroeit tot een executoriaal beslag als bedoeld in art. 492 Rv. Art. 492 Rv betreft executoriaal beslag tot afgifte (deurwaarder zal dan het goed uitwinnen en overgeven aan de winnaar). De deurwaarder kan daartoe zo nodig dwangmiddelen toepassen, zoals ontruiming of machtiging tot betreding (afhankelijk van de zaak). Voor onroerende zaken of registergoederen is afgifte/levering een kwestie van registrale levering; het conservatoir beslag garandeert dat levering kan plaatsvinden zonder dat anderen er tussen komen.
- Voorbeelden: Bewarend afgiftebeslag wordt bijvoorbeeld toegepast in intellectuele eigendom-zaken (beslag op inbreukmakende goederen ter afgifte aan een gerechtelijk bewaarder), bij eigendomsvorderingen (kunstwerken, voertuigen), of bij verdeling van een boedel: art. 733 Rv laat bijvoorbeeld een deelgenoot beslag leggen op een gemeenschapsgoed dat bij verdeling aan hem zou kunnen toevallen. Dat beslag vervalt als het goed aan een ander wordt toebedeeld.
Beslag ter verzekering van bewijs (bewarend bewijsbeslag)
Bewijsbeslag is een relatief nieuw fenomeen in het Nederlandse recht, waarbij bescheiden of digitale gegevens veilig worden gesteld voor bewijsdoeleinden. Hoewel niet expliciet in de wetgeving van Titel 4 Boek 3 Rv genoemd, is dit type beslag ontwikkeld in rechtspraak en in bijzondere wetten (met name op het gebied van intellectuele eigendom). Enkele belangrijke punten:
- IE-wetgeving (art. 1019b/c Rv): In intellectuele-eigendomszaken bestond al langer de mogelijkheid van beslag tot afgifte van bewijs en inbreukmakende goederen. De Implementatiewet Enforcement-richtlijn (2007) heeft art. 1019b Rv ingevoerd, dat voorziet in maatregelen tot bewijsbeslag in IE-zaken. Art. 1019b lid 1 Rv geeft de rechter de bevoegdheid om beslag te laten leggen op goederen die als bewijs van een inbreuk dienen (bijv. documenten, digitale bestanden). Ook art. 1019c Rv voorziet in het treffen van maatregelen ter bewaring van bewijs in IE-zaken. Deze bepalingen gelden specifiek voor IE-rechten (auteursrecht, octrooi, handelsgeheimen e.d.) en stellen onder meer eisen aan proportionaliteit en bescherming van vertrouwelijke informatie.
- Uitbreiding naar niet-IE zaken (HR 13 sept 2013): De Hoge Raad heeft in het Molenbeek/Begeer-arrest (HR 13-09-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958) prejudicieel beslist dat conservatoir bewijsbeslag ook buiten IE-zaken toelaatbaar is. Daarmee is het algemene bewijsbeslag geboren. De Hoge Raad formuleerde wel strikte voorwaarden: “De beslaglegging kan slechts plaatsvinden als aan de vereisten van art. 843a Rv is voldaan. De verzoeker moet gegronde vrees voor verduistering stellen.”. Dit betekent dat de beslaglegger concreet moet aangeven welke bescheiden hij wil veiligstellen (specificatievereiste gelijk aan art. 843a Rv: bepaalde bescheiden, relevant voor een rechtsbetrekking, en een rechtmatig belang) en aannemelijk maken dat zonder beslag het bewijs waarschijnlijk verloren gaat (bijvoorbeeld doordat de wederpartij het zal wissen of vernietigen). Bewijsbeslag is dus geen vrijbrief voor “fishing expedition”; het moet gaan om specifiek omschreven bewijsstukken.
- Verlofprocedure en proportionele uitvoering: Bewarend bewijsbeslag wordt – net als ander conservatoir beslag – bij verzoekschrift ex parte gevraagd aan de voorzieningenrechter. De toets is streng door de bovengenoemde eisen. Wordt verlof verleend, dan zal vaak de rechter in het verlof bijzondere waarborgen opnemen voor de uitvoerlegging: bijvoorbeeld dat het beslag wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige (zoals een forensisch IT-specialist of gerechtsdeurwaarder) die de data in beslag neemt, deze onder zich houdt en pas na nadere rechterlijke toestemming aan de aanvrager inzage geeft. Dit ter bescherming van privacy of bedrijfsgeheimen van de wederpartij die niet relevant zijn voor de procedure. De Beslagsyllabus (versie 2022) bevat hierover richtlijnen, zoals dat de beslagene in de gelegenheid moet worden gesteld geheimhoudingsprivileges (bijv. advocatencommunicatie) aan te duiden en dat de selectie van relevant bewijs eventueel door de rechter-commissaris gebeurt.
- Hoofdzaak en 843a-procedure: Net als bij ander conservatoir beslag moet er een hoofdzaak volgen. In veel gevallen zal dat de bodemprocedure zijn waarin het bewijs wordt gebruikt. Soms wordt echter volstaan met een zogeheten 843a Rv-procedure (een incidentele vordering tot exhibitie van bescheiden) in de hoofdzaak of een kort geding om te bepalen welke stukken aan de verzoeker ter hand gesteld mogen worden. De Hoge Raad heeft aangegeven dat de beslagene de rechter kan vragen om te beslissen welke in beslag genomen documenten relevant zijn en ingezien mogen worden, waarbij de 843a-criteria gelden. In het Molenbeek-arrest zelf werd benadrukt dat beslagene desgewenst in kort geding opheffing kan vorderen als aan de eisen niet is voldaan, of dat de rechter in het verlof voorwaarden moet stellen ter voorkoming van misbruik.
- Termijnen en opheffing: De wet geeft (nog) geen aparte termijn voor het instellen van de hoofdzaak bij bewijsbeslag. In de praktijk wordt doorgaans dezelfde 14-dagen-termijn gebruikt als bij ander conservatoir beslag, of er wordt verwezen naar een termijn om bijvoorbeeld de 843a-vordering in te dienen. Wordt niets gedaan, dan kan de beslagene opheffing verzoeken. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding (Herziening beslagrecht) om bewijsbeslag nader te codificeren.
- Conclusie: Bewarend bewijsbeslag is thans mogelijk op grond van jurisprudentie. Relevante wetsartikelen zijn art. 700 Rv (verlof vereist), art. 730 jo. 843a Rv (bewaring van recht op informatie) en in IE-zaken art. 1019b/c Rv. De hoge raadseisen (HR 2013) fungeren als pseudo-wet: specifiekheid (843a Rv) en gegronde vrees voor bewijsvernietiging. Deze jurisprudentiële regels worden in de praktijk strikt gehanteerd. Zo nodig wordt de uitvoer van het beslag gemonitord door de rechter om de belangen van beide partijen te waarborgen.
Advocatenkantoor gespecialiseerd in conservatopir beslag
Conservatoir beslag kan een sterk instrument zijn om verhaalsmogelijkheden te bevriezen. Daarmee kan na een executoriale titel dan verhaal op worden gehaald.