Misbruik van recht ontstaat wanneer iemand een wettelijke bevoegdheid uitoefent op een manier die onrechtmatig wordt, omdat deze uitsluitend dient om een ander te schaden of voor een ander doel dan waarvoor het recht bedoeld is. Artikel 3:13 BW bepaalt dat u een bevoegdheid niet kunt inroepen voor zover u deze misbruikt, waarbij de rechter een belangenafweging maakt tussen uw belang bij uitoefening en de schade die dit veroorzaakt.
Dit fundamentele leerstuk binnen het Nederlands recht zorgt ervoor dat rechten en bevoegdheden grenzen kennen. U bent als rechthebbende in principe vrij om uw rechten uit te oefenen, maar wanneer deze uitoefening evident onbillijk wordt, grijpt de rechter in. De rechtspraak toont aan dat rechters terughoudend zijn bij het aannemen van misbruik – slechts in uitzonderlijke gevallen oordeelt de rechter dat u uw recht niet mag uitoefenen.
Hoe is het leerstuk misbruik van recht ontstaan?
De ontwikkeling van misbruik van recht vindt zijn oorsprong in het goederenrecht, specifiek bij absolute rechten zoals eigendom. De Hoge Raad aanvaardde dit leerstuk aanvankelijk zonder expliciete wettelijke grondslag, geïnspireerd door het Franse abus de droit. De beroemde Watertoren-arresten uit 1936 en 1937 vormden het juridische fundament.
In 1936 plaatste een eigenaar een watertoren in zijn tuin die het uitzicht van de buurman blokkeerde. Het Gerechtshof oordeelde dat dit misbruik van eigendomsrecht was, maar de Hoge Raad verwierp dit initieel: een eigenaar hoeft zijn grond niet altijd op de voor anderen meest gunstige manier te gebruiken. Een jaar later accepteerde de Hoge Raad wel rechtsmisbruik, omdat het hof nu had vastgesteld dat de eigenaar uitsluitend de buurman wilde benadelen – de toren was pas na het vonnis aangesloten op de waterleiding en voorzag niet in een werkelijke behoefte.
Deze jurisprudentie leidde tot codificatie in artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek. De wetgever vond het criterium van de Hoge Raad (uitsluitend benadelen) te beperkt en voegde daarom ruimere criteria toe. Sindsdien kunnen Nederlandse rechters ingrijpen wanneer rechthebbenden hun bevoegdheden gebruiken op wijze die juridisch weliswaar toegestaan lijkt, maar maatschappelijk onaanvaardbaar is. De wetgever benadrukte dat rechthebbenden ook bij uitoefening van burgerrechtelijke bevoegdheden het belang van naasten en de maatschappij niet geheel uit het oog mogen verliezen.
Wat zijn de wettelijke criteria voor misbruik van bevoegdheid?
Artikel 3:13 lid 2 BW noemt drie concrete situaties waarin een bevoegdheid kan worden misbruikt. Deze lijst is niet uitputtend – de wetgever gebruikte bewust de formulering “onder meer” om rechters ruimte te geven.
Ten eerste maakt u misbruik wanneer u een recht uitoefent met geen ander doel dan een ander te schaden. Deze variant sluit aan bij het originele criterium uit het Watertoren II-arrest. De bewijslast ligt hoog: de wederpartij moet aantonen dat u werkelijk geen enkel legitiem eigen belang nastreeft.
Ten tweede is sprake van misbruik als u het recht gebruikt met een ander doel dan waarvoor het verleend is. Bijvoorbeeld: een bestuursorgaan gebruikt een bevoegdheid uit de Gemeentewet voor een geheel ander doel dan de wetgever bedoelde. Dit criterium kent overlap met het leerstuk détournement de pouvoir uit het bestuursrecht.
Ten derde – en dit criterium biedt rechters de meeste vrijheid – ontstaat misbruik wanneer u naar redelijkheid niet tot uitoefening van uw recht had kunnen komen, gelet op de onevenredigheid tussen uw belang bij uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad. De wetgever ontleende deze formulering aan de rechtspraak over willekeurig gebruik van publiekrechtelijke bevoegdheden. Het woord “naar redelijkheid” benadrukt objectiviteit: ieder redelijk oordelend mens moet tot dezelfde conclusie komen dat uitoefening onaanvaardbaar is.
De Rechtbank Amsterdam past deze criteria strikt toe. In 75% van de zaken waarin misbruik wordt ingeroepen, wijst de rechter de verweren af omdat de gestelde situatie onvoldoende uitzonderlijk is. Deze terughoudendheid beschermt het recht op toegang tot de rechter zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM.
Welke vormen van rechtsmisbruik komen voor in de praktijk?
Misbruik van civiele rechten manifesteert zich vaak in burenruzies en eigendomsgeschillen. U plaatst bijvoorbeeld ontsierende objecten op uw eigen grond uitsluitend om het uitzicht van de buurman te bederven. Hoewel uw eigendomsrecht deze actie op papier toestaat, oordeelt de rechter dit als misbruik wanneer uw eigen belang verwaarloosbaar is en de schade voor de buurman aanzienlijk.
Een ander voorbeeld: u bent eigenaar van grond waarop de buurman onbedoeld een deel van zijn garage bouwde. De Hoge Raad oordeelde in 1970 dat u afbraak kunt vorderen, tenzij het nadeel dat de bouwer door amotie lijdt – zowel op zichzelf als in verhouding tot uw belang – zo groot is dat u naar redelijkheid niet tot uitoefening van dit recht had kunnen komen. De rechter weegt hierbij concrete omstandigheden: kenden beide partijen tijdens de bouw de precieze perceelgrens? Welke financiële schade lijdt de bouwer bij afbraak?
Misbruik van procesrecht treedt op wanneer partijen rechtsmiddelen strategisch inzetten om procedures te rekken en wederpartijen op kosten te jagen. Denk aan het herhaaldelijk instellen van hoger beroep terwijl het gelijk al grotendeels is gehaald, of het leggen van overbodige beslagen. De Hoge Raad hanteert strenge criteria: van misbruik is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. U moet uw vordering baseren op feiten waarvan u de onjuistheid kende, of stellingen waarvan u vooraf begreep dat deze geen kans van slagen hadden.
Een moeder dagvaardde haar zoon tot betaling, terwijl zij de schuld eerder had kwijtgescholden. De Rechtbank Gelderland oordeelde dit zo kwalijk dat zij de moeder veroordeelde tot vergoeding van de daadwerkelijk door de zoon gemaakte proceskosten – niet het gebruikelijke forfaitaire bedrag. Dit toont aan dat rechters bij ernstig misbruik van procesrecht fors kunnen ingrijpen.
Misbruik van rechtspersonen komt voor bij frauduleuze constructies waarbij de werkelijke organisatoren buiten schot blijven. Ondernemers richten vennootschappen op, gebruiken deze voor dubieuze transacties en liquideren ze vervolgens. Katvanger-directeuren en stromannen verhullen de werkelijke zeggenschap. De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelde in februari 2025 dat een transportonderneming die sinds 2006 geen activiteiten meer verrichtte, maar wel meer dan 50 procedures voerde, misbruik maakte van bestuursrechtelijke rechtsmiddelen. De procedures dienden niet om inhoudelijke redenen, maar uitsluitend om proceskostenvergoedingen en dwangsommen te incasseren.
Bij misbruik van faillissementsrecht laten ondernemers opzettelijk onderdelen van een concern failliet gaan om werknemers te ontslaan of schuldeisers af te schudden. Sterfhuisconstructies onttrekken verhaalsobjecten aan crediteuren door deze onder te brengen bij een nieuwe ‘gezonde’ groep, terwijl crediteuren met vorderingen op failliete vennootschappen achterblijven. Nederlandse rechters kwalificeren dergelijke geregisseerde faillissementen als misbruik wanneer duidelijk wordt dat het faillissement in scène is gezet.
Wanneer aanvaardt de rechter geen misbruik van recht?
De rechter weigert misbruik aan te nemen in talloze situaties waarin u mogelijk oneerlijk behandeld voelt. Een vrouw verzocht echtscheiding en alimentatie, maar de advocaat van de man vroeg maanden later om verwijzing naar een ander hof. De Rechtbank Amsterdam oordeelde dit misbruik van procesrecht – de vrouw probeerde al ruim twee jaar tot echtscheiding te komen en de advocaat beoogde door de man niet mee te brengen een inhoudelijke behandeling onmogelijk te maken. De Hoge Raad liet dit oordeel in stand.
Daarentegen verwierp de Hoge Raad misbruik toen een caféhouder schadevergoeding vorderde bij zijn verzekeraar na brand, terwijl de brand was gesticht in opdracht van de enig bestuurder. Het Gerechtshof nam de gestelde brandoorzaak aan maar accepteerde geen rechtsmisbruik. De Hoge Raad benadrukte dat pas sprake is van misbruik van procesrecht als het instellen van de vordering achterwege had behoren te blijven vanwege evidente ongegrondheid. Hierbij past terughoudendheid, gelet op artikel 6 EVRM. De eiser moet zijn vordering baseren op feiten waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of stellingen waarvan hij vooraf begreep dat deze geen slagingskans hadden.
Een vader kreeg volgens rechterlijke beschikking recht op kwartaalinformatie over zijn kind. Toen de moeder slechts een e-mail stuurde met “gaat verder alles goed geen bijzonderheden”, claimde de vader een maand later het maximale dwangsombedrag. Het Gerechtshof oordeelde dat de vader direct had moeten reageren en door in één keer de maximale dwangsom te claimen oneigenlijk gebruik maakte van de verplichting. De Hoge Raad las hierin rechtsmisbruik volgens artikel 3:13 BW en matigde de verbeurde dwangsommen.
Derdenbelangen spelen een cruciale rol bij afwijzing van rechtsmisbruik. Familieleden wilden een overledene opgraven om elders opnieuw te begraven voor rustige herdenking. De rechthebbende op het graf weigerde toestemming. De Hoge Raad overwoog dat deze afweging primair wordt bepaald door respect voor de overledene en het algemene belang dat het stoffelijk overschot met rust wordt gelaten. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan rechtsmisbruik worden aangenomen, bijvoorbeeld bij zwaarwegende noodzaak tot opgraving. Dit geval was onvoldoende uitzonderlijk omdat de nabestaanden het graf wel konden bezoeken en het geschil niet alleen aan de weigerende zus te wijten was.
Bij erkenning van kinderen gelden specifieke regels. Een verwekker verzocht vernietiging van erkenning door de huidige partner van de moeder. Het Gerechtshof oordeelde dat de moeder misbruik had gemaakt van haar recht omdat zij toestemming gaf met het oogmerk de verwekker te schaden. De Hoge Raad vernietigde dit: het hof had ook moeten beoordelen of de moeder wilde erkennen om de bestaande gezinssituatie te bevestigen en de belangen van het kind te behartigen. Het belang van de huidige partner speelt volgens de Hoge Raad geen rol bij beoordeling van misbruik – enkel het doel om te schaden is relevant.
Wat zijn de juridische gevolgen van rechtsmisbruik?
Het meest voorkomende gevolg: u kunt uw recht niet inroepen. De schuldenaar verhindert dat u als schuldeiser uw wettelijke bevoegdheid uitoefent door succesvol een beroep te doen op artikel 3:13 BW. Dit mondt zich vaak uit in kort geding bij de Kantonrechter of een bodemprocedure via dagvaarding of verzoekschrift. De rechter oordeelt in een uitspraak (vonnis, beschikking of arrest) dat u uw bevoegdheid heeft misbruikt.
Daarnaast kunnen gevolgen variëren per rechtsgebied en specifieke omstandigheden. De rechter kan u veroordelen tot schadevergoeding wanneer uw misbruik onrechtmatige schade veroorzaakt. In het eerder genoemde geval van de moeder die haar zoon dagvaardde terwijl zij de schuld had kwijtgescholden, veroordeelde de Rechtbank Gelderland haar tot vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten – aanzienlijk meer dan de gebruikelijke forfaitaire proceskostenvergoeding.
Processuele sancties treden op bij misbruik van procesrecht. De rechter kan een verbod opleggen op bepaalde proceshandelingen zoals het wraken van een rechter of het instellen van nieuwe procedures. De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelde in februari 2025 dat een vrouw die herhaaldelijk rechtszaken startte zonder griffierecht te betalen of betalingsonmacht aan te tonen, haar hoger beroep niet langer met redelijk doel gebruikte. Haar zaken werden voortaan zonder inhoudelijke behandeling afgedaan.
In bestuursrechtelijke procedures verklaart de rechter bezwaar- of beroepschriften niet-ontvankelijk wanneer blijkt dat indieners structureel procederen zonder reëel belang. De transportonderneming die meer dan 50 procedures voerde terwijl zij sinds 2006 geen bedrijfsactiviteiten meer verrichtte, verloor haar procesbevoegdheid omdat vereenzelviging tussen rechtspersoon en gemachtigde aantoonde dat procedures uitsluitend financiële voordelen nastreefden.
Betekening en executie van vonnissen verloopt moeizaam wanneer de rechter misbruik heeft geconstateerd. Deurwaarders weigeren executiemaatregelen als duidelijk is dat de executoriale titel rust op misbruik van recht. Schuldeisers die dwangsommen claimen terwijl zij evident misbruik maken van procedurele bevoegdheden, zien deze door rechters gematigd of geheel afgewezen.
Hoe verhoudt misbruik van recht zich tot redelijkheid en billijkheid?
Misbruik van bevoegdheid en de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid vertonen opvallende verwantschap. Beide leerstukken dienen om evident onbillijke toepassing van regels te voorkomen. De wetgever stelde tijdens parlementaire behandeling dat met rechtsmisbruik en derogerende werking van redelijkheid en billijkheid “ongeveer hetzelfde kan worden bereikt”. De grens tussen rechtsverhoudingen beheerst door redelijkheid en billijkheid en situaties waarbij dit niet geldt, is moeilijk te trekken.
Artikel 6:2 lid 2 BW bepaalt dat een tussen schuldeiser en schuldenaar krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit lijkt sterk op het derde criterium van artikel 3:13 lid 2 BW: of iemand naar redelijkheid tot uitoefening had kunnen komen, gelet op onevenredigheid tussen belangen. Beide bepalingen vereisen dat rechters belangen afwegen en toetsen of toepassing van een regel evident onbillijk is.
Toch bestaan verschillen. Artikel 3:13 BW staat in Boek 3 en geldt voor het gehele vermogensrecht, terwijl artikel 6:2 BW specifiek het verbintenissenrecht regelt. Artikel 3:15 BW verklaart rechtsmisbruik ook buiten vermogensrecht van toepassing “voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet”. Redelijkheid en billijkheid kent daarnaast aanvullende werking (artikel 6:2 lid 1 BW), terwijl rechtsmisbruik uitsluitend grondslag vormt voor uitzonderingen.
Het leerstuk rechtsverwerking vertoont grote gelijkenis met misbruik van recht. Bij beide weegt de rechter belangen af in een verhouding tussen rechtssubjecten om te beoordelen of een recht uitgeoefend kan worden. Het gedrag van de rechthebbende rechtvaardigt beperking van rechtsuitoefening. Bij rechtsverwerking gaat het specifiek om situaties waarin u door uw gedrag het gerechtvaardigd vertrouwen wekt dat u uw recht niet meer zult uitoefenen, waarna uitoefening onredelijk wordt jegens de wederpartij.
Waar de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid de relatie tussen twee partijen centraal stelt, focust misbruik van recht op de bevoegdheid zelf die in wetgeving of overeenkomst is verleend en waaraan het ongeschreven recht grenzen stelt. Bij contractuele verhoudingen overlappen beide criteria volgens de wetgever volledig. De Hoge Raad overwoog daarom in een klassieke zaak dat eisen van billijkheid en goede trouw samenvallen en niet afzonderlijk besproken hoeven te worden.
Neem contact op met ons advocatenkantoor in Amsterdam voor persoonlijk juridisch advies over uw specifieke situatie bij vermeend misbruik van recht of redelijkheid en billijkheid.
Welke praktijkvoorbeelden illustreren rechtsmisbruik?
Een grootspandoek-zaak toont de grenzen van eigendomsrecht. De eigenaar van een Amsterdamse woning hing een reusachtig spandoek op zijn erf dat het uitzicht van de buurman volledig verpestte. Hoewel zijn eigendomsrecht dit formeel toestond, oordeelde de rechter misbruik omdat zijn belangen bij het spandoek niet zwaar wogen – hij wilde primair de buurman dwarszitten. De onevenredigheid tussen zijn verwaarloosbare belang en de aanzienlijke schade voor de buurman maakte uitoefening van het eigendomsrecht onaanvaardbaar.
Bij grensoverschrijdende bebouwing vorderde een grondeigenaar afbraak van een garage die de buurman deels op haar perceel had gebouwd. Tijdens de bouw kenden beide partijen de precieze grens niet. De Hoge Raad oordeelde dat afbraak gevorderd kon worden, tenzij het nadeel voor de bouwer – zowel absoluut als relatief tot het belang van de vorderende partij – zo groot was dat zij naar redelijkheid niet tot deze vordering had kunnen komen. De rechter verzocht aanvullend bewijs over de financiële schade bij afbraak.
Een zaak over dwangsomexecutie illustreert misbruik in familierecht. Een vader had recht op kwartaalinformatie over zijn kind. De moeder stuurde een summiere e-mail: “gaat verder alles goed geen bijzonderheden”. De vader wachtte een maand en claimde toen in één keer € 2.500 aan verbeurde dwangsommen. Het Gerechtshof oordeelde dat hij direct had moeten reageren op de inadequate e-mail. Door bewust te wachten en maximale dwangsom te claimen, maakte hij oneigenlijk gebruik van de rechterlijke verplichting. De Hoge Raad matigde de dwangsommen tot € 500.
Procedeerzieke partijen vormen een groeiende groep. De transportonderneming uit Amsterdam verrichtte sinds 2006 geen economische activiteiten maar voerde meer dan 50 bestuursrechtelijke procedures tegen verschillende bestuursorganen. Zij claimde steeds proceskostenvergoedingen, dwangsommen en immateriële schadevergoedingen. De Afdeling Bestuursrechtspraak stelde vast dat de commanditaire vennootschap geen reëel belang had bij de bestreden besluiten – gestelde hinder was hypothetisch omdat geen concrete plannen bestonden om activiteiten te hervatten. Vereenzelviging tussen de rechtspersoon en de gemachtigde (tevens bestuurder) toonde aan dat proceskostenvergoedingen direct terugvloeien naar de feitelijk belanghebbende. Structureel doorprocederen na gegrondverklaring van bezwaren om hogere vergoedingen te verkrijgen, vormde het definitieve bewijs van misbruik.
Een echtscheidingsprocedure eindigde in het voordeel van de vrouw. Haar advocaat had maanden eerder een wettelijk toegestaan verzoek kunnen doen om de zaak naar een ander hof te verwijzen, maar wachtte strategisch. De vrouw probeerde al ruim twee jaar tot echtscheiding te komen en werd door uitstel ernstig geschaad. Bovendien bracht de advocaat de man niet mee naar de zitting, waardoor inhoudelijke behandeling onmogelijk werd. Het Gerechtshof Amsterdam liet de wettelijke voorschriften voor inhoudelijke behandeling buiten toepassing wegens misbruik van procesrecht en wees alle verzoeken toe. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel – de termijn zou op onredelijke wijze verlengd worden als opnieuw een zitting bepaald moest worden.
Bij opgraving van stoffelijke resten weigerde een zus toestemming volgens artikel 29 Wet op de lijkbezorging. Familieleden wilden de overledene elders begraven voor rustige herdenking ter plaatse. Zij vorderden medewerking, stellend dat de zus misbruik maakte van haar recht. De Hoge Raad oordeelde dat slechts in uitzonderlijke gevallen rechtsmisbruik kan worden aangenomen bij opgraving, bijvoorbeeld bij zwaarwegend belang dat noodzaakt tot verplaatsing. De afweging wordt primair bepaald door respect voor de overledene en het algemene belang dat het stoffelijk overschot met rust blijft. Dit geval was onvoldoende uitzonderlijk: de familie kon het graf gewoon bezoeken en het geschil was niet uitsluitend te wijten aan de zus.
Deze voorbeelden tonen dat misbruik van recht een uiterst feitelijk leerstuk is. Nederlandse rechters beoordelen steeds alle concrete omstandigheden en wegen belangen zorgvuldig af. Slechts wanneer evident is dat ieder redelijk oordelend mens tot dezelfde conclusie komt, aanvaardt de rechter misbruik van recht.





