Ga naar de inhoud

Ondernemingsrecht

blokje-maak

Advocaat voor Aandeelhouders­geschillen

Inhoudsopgave
Aandeelhoudersgeschil tussen aandeelhouders

Aandeelhoudersgeschillen komen vaak voor in Nederlandse ondernemingen en kunnen de continuïteit van een bedrijf ernstig bedreigen. In dit overzicht bespreken we de belangrijkste typen aandeelhoudersconflicten, het wettelijk kader (zoals bepalingen uit Boek 2 BW en de enquêteprocedure), alternatieve vormen van geschilbeslechting, relevante jurisprudentie, en praktische maatregelen om geschillen te voorkomen of op te lossen. We hanteren duidelijke taal met juridisch inhoudelijke diepgang.

Typologie van aandeelhoudersgeschillen

Aandeelhoudersconflicten kunnen uiteenlopende vormen aannemen. Hieronder volgt een overzicht van veelvoorkomende categorieën, elk met karakteristieke problemen:

Minderheidsaandeelhouder vs. meerderheidsaandeelhouder

 Dit type conflict doet zich voor wanneer de meerderheid haar macht gebruikt op een wijze die de minderheid benadeelt. Bijvoorbeeld: een meerderheidsaandeelhouder blokkeert structureel dividenduitkeringen, waardoor de minderheidsaandeelhouder vindt dat zijn belangen worden geschaad. Ook kan de meerderheid besluiten nemen (zoals het uitgeven van nieuwe aandelen) om het belang van de minderheid te verwateren of de minderheid buitenspel te zetten. Dergelijk misbruik van zeggenschap kan strijd opleveren met de redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 BW.

Aandeelhoudersgeschillen binnen familiebedrijven

Conflicten binnen familiebedrijven kennen een extra dimensie door de verwevenheid van familieverhoudingen en bedrijfsbelangen. Vaak zijn meerdere familieleden zowel aandeelhouder als bestuurder, wat rolconflicten en emotionele spanningen kan veroorzaken. Veelvoorkomende issues zijn onenigheid over de bedrijfsvoering of opvolging, wantrouwen tussen familieleden en ondoorzichtige bevoordeling van bepaalde takken van de familie. In familiebedrijven kan een zakelijk meningsverschil snel persoonlijk worden, waardoor het conflict escaleert. Zo zijn er gevallen bekend van familievennootschappen waarin aandeelhouders (tevens familieleden) zó ruzie kregen dat normale communicatie onmogelijk werd en zelfs fysiek conflict ontstond.

Aandeelhoudersgeschillen over dividend

Het dividendbeleid kan een bron van conflict zijn, met name tussen aandeelhouders die een direct rendement wensen en aandeelhouders die winst willen inhouden voor groei. Een meerderheidsaandeelhouder (vaak in het bestuur) kan besluiten om geen of weinig dividend uit te keren en winst te reserveren, terwijl minderheidsaandeelhouders juist dividend verwachten. Wanneer dividenden stelselmatig worden ingehouden zonder duidelijke rechtvaardiging, kan de minderheid dit zien als een poging om hen financieel uit te hongeren. Anderzijds kan een minderheid juist onrealistische dividendclaims leggen die de onderneming schaden. Het evenwicht hierin vinden is cruciaal om conflicten te vermijden.

Aandeelhoudersgeschil over gebrek aan informatie

Een veelvoorkomend twistpunt is de toegang tot informatie. Minderheidsaandeelhouders voelen zich soms onvoldoende geïnformeerd over de gang van zaken, met name als de meerderheidsaandeelhouder tevens bestuurder is. Wettelijk heeft een aandeelhouder buiten de algemene vergadering in beginsel géén individueel recht op informatie. Alle aandeelhouders mogen tijdens de algemene vergadering vragen stellen, en het bestuur moet die informatie verstrekken tenzij een zwaarwichtig vennootschapsbelang zich ertegen verzet (art. 2:217 lid 2 BW). Toch zijn er situaties waarin de vennootschap op grond van art. 2:8 BW extra informatieplicht heeft jegens een minderheidsaandeelhouder buiten de vergadering om.

Dit geldt bijvoorbeeld als de meerderheidsaandeelhouder tevens (indirect) bestuurder is en transacties aangaat met de vennootschap die tot belangenverstrengeling leiden – in zo’n geval vereist de redelijkheid en billijkheid volledige openheid van zaken tegenover de minderheidsaandeelhouder. De vennootschap kan zich dan niet verschuilen achter de formele regel dat buiten de vergadering geen informatie hoeft te worden verstrekt. Onenigheid over het recht op inzage in boeken, financiële stukken of strategische plannen kan dus uitmonden in juridische procedures, zoals kort gedingen of een enquêteprocedure, om informatie af te dwingen.

Uittreding en uitstoting van aandeelhouder

Deze conflicten draaien om het vertrek van een aandeelhouder uit de onderneming. Bij uittredingsgeschillen wil een aandeelhouder (vaak een minderheid) zijn aandelen verkopen en zich terugtrekken, bijvoorbeeld omdat de samenwerking verstoord is, maar ontbreekt een bereidwillige koper of redelijke prijs. De vertrekkende aandeelhouder kan zich “gegijzeld” voelen in de vennootschap. Omgekeerd spreken we van uitstotingsgeschillen wanneer de overige aandeelhouders van een problematisch individu af willen. Dit kan spelen als één aandeelhouder het de anderen zeer moeilijk maakt of het vennootschapsbelang schaadt, zodat de rest hem wil dwingen zijn aandelen over te dragen. Zonder wettelijke of contractuele regeling kunnen zulke situaties muurvast komen te zitten: de aandeelhouder kan niet gedwongen worden te vertrekken, maar zijn blijven schaadt de onderneming.

Overname- en exit-problematiek tussen aandeelhouders

Bij een (voorgenomen) overname kunnen conflicten ontstaan tussen aandeelhouders. Een scenario is dat een meerderheidsaandeelhouder zijn belang wil verkopen aan een derde (bijvoorbeeld een investeerder), maar een minderheidsaandeelhouder weigert mee te verkopen, waardoor de deal bemoeilijkt wordt. De koper wil immers vaak 100% van de aandelen. Omgekeerd kan een minderheidsaandeelhouder bij een overname vrees hebben een “beklemde” aandeelhouder te worden, bijvoorbeeld als de nieuwe meerderheidsaandeelhouder geen oog heeft voor zijn belangen.

Er kunnen discussies ontstaan over exit-regelingen: heeft de minderheid het recht om mee te verkopen (tag-along), of kan de meerderheid de minderheid dwingen mee te verkopen (drag-along)? Contractuele afspraken of het ontbreken daarvan spelen hier een grote rol (zie ook de praktische oplossingen verderop). Bovendien kan na een openbaar bod de nieuwe grootaandeelhouder gebruik willen maken van de wettelijke uitkoopregeling om de overgebleven minderheid uit te kopen (art. 2:92a/2:201a BW). Weigert een minderheid mee te werken aan een redelijke overname, dan kan dit uitmonden in juridische procedures. Tegelijk moet een meerderheid oppassen voor de grenzen van art. 2:8 BW: een fusie of herstructurering uitsluitend bedoeld om minderheidsaandeelhouders eruit te werken mag niet misbruikt worden. (De Hoge Raad heeft echter bepaald dat een juridische fusie onder omstandigheden mag worden gebruikt om minderheidsaandeelhouders uit te kopen, mits dit niet in strijd is met wet of redelijkheid en billijkheid.)

Misbruik van zeggenschap door aandeelhouders

Deze categorie overlapt deels met de hiervoor genoemde situaties en ziet op ongelijkwaardige verhoudingen waarbij de meerderheidsaandeelhouder besluiten doordrukt die de minderheid schaden of waarbij statutaire rechten worden misbruikt. Dit kan gaan om het wijzigen van statuten om een minderheidsaandeelhouder te benadelen, het ontzeggen van stemrecht ten onrechte, het benoemen of ontslaan van bestuurders om eigen gewin, of transacties tussen de vennootschap en de meerderheid (zelfde persoon of gelieerde partijen) tegen onredelijke condities. In het Nederlandse recht wordt dit getoetst aan open normen als de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW). Een besluit van de algemene vergadering dat hetzij in strijd is met de wet of statuten, hetzij in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, kan door de rechter worden vernietigd (art. 2:15 BW). Bijvoorbeeld, als een meerderheid haar stemrecht gebruikt op een wijze die jegens de minderheid onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, kan dat besluit vernietigbaar zijn op grond van art. 2:15 lid 1 sub b BW (strijd met 2:8 BW).

Deadlock-situaties (patstelling) tussen aandeelhouders

Bij een deadlock is besluitvorming volledig geblokkeerd. Dit ziet men vaak in 50/50-verhoudingen, bijvoorbeeld twee aandeelhouders die ieder 50% hebben en vaak ook gezamenlijk bestuurder zijn. Als de samenwerking spaak loopt en partijen lijnrecht tegenover elkaar staan, kunnen zij geen besluiten in de algemene vergadering of het bestuur nemen, doordat voor alles een meerderheid of consensus nodig is. De onderneming komt lam te liggen. Een deadlock is funest: dagelijkse beslissingen worden niet genomen, noodzakelijke investeringen blijven uit, enzovoort. Joint ventures kennen dit risico bij gelijk verdeelde zeggenschap. Zonder voorziening in de statuten of overeenkomst resteren alleen dure en ingrijpende oplossingen (zoals naar de rechter stappen voor bijvoorbeeld ontbinding van de vennootschap of een enquêteprocedure om een interventiebeslissing te krijgen). Deze impasses vormen een aparte categorie omdat hier geen duidelijk “schuldige” is – het gaat om onoplosbare meningsverschillen waar geen meerderheidsbeslissing mogelijk is.

Bovenstaande typologieën overlappen soms. Zo gaan geschillen tussen meerderheid en minderheid vaak óók over dividend of informatie; deadlocks komen voor in familiebedrijven; misbruik van zeggenschap kan de achtergrond zijn van een uittredingsverzoek, etc. In alle gevallen geldt dat escalatie van het conflict grote schade kan toebrengen aan de onderneming en dat specifieke juridische instrumenten kunnen worden ingezet om een oplossing af te dwingen.

Wettelijk kader in Nederland: Boek 2 BW en procedures

De wetgever heeft in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (rechtspersonenrecht) diverse bepalingen en procedures opgenomen die relevant zijn bij aandeelhoudersgeschillen. Hier bespreken we de belangrijkste wettelijke kaders:

Artikel 2:8 BW – Redelijkheid en billijkheid

Art. 2:8 BW bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die bij zijn organisatie zijn betrokken (aandeelhouders, bestuurders, commissarissen) zich jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Deze norm is dwingendrechtelijk en doortrekt het gehele vennootschapsrecht. Het betekent dat zelfs als een aandeelhouder formeel een bepaald recht heeft (bijvoorbeeld om tegen een besluit te stemmen of bepaalde besluiten te nemen), de uitoefening van dat recht begrensd wordt door wat in de gegeven omstandigheden fair en rechtvaardig is. In conflictsituaties wordt art. 2:8 BW vaak ingeroepen als toetssteen voor gedragingen van aandeelhouders en bestuurders. Bijvoorbeeld: het structureel achterstellen van een minderheidsaandeelhouder kan strijdig zijn met art. 2:8. Ook de rechtspraak heeft art. 2:8 BW een prominente rol gegeven: bij joint ventures heeft de Hoge Raad expliciet overwogen dat bij zulke 50/50-verhoudingen het vennootschappelijk belang mede wordt bepaald door de aard en inhoud van de samenwerking tussen de aandeelhouders. Met andere woorden, partijen moeten zich in een samenwerkingsvennootschap redelijk en constructief opstellen in lijn met hun afspraken; doen zij dat niet, dan handelen zij mogelijk in strijd met art. 2:8 BW.

Artikel 2:15 BW – Vernietigbaarheid van besluiten

Art. 2:15 BW geeft de mogelijkheid om besluiten van organen van de vennootschap (bijvoorbeeld een aandeelhoudersbesluit in de algemene vergadering) door de rechter te laten vernietigen als daartoe een wettelijke grond bestaat. Voor aandeelhoudersgeschillen is vooral relevant dat een besluit vernietigbaar is indien het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in art. 2:8 BW (art. 2:15 lid 1 sub b BW). Zo kan een minderheidsaandeelhouder die geconfronteerd wordt met een ava-besluit dat uitsluitend is bedoeld om hem te benadelen, vernietiging vorderen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Andere gronden in art. 2:15 zijn strijd met de wet of statuten (sub a) of strijd met een reglement (sub c). Let wel: de rechter kijkt terughoudend naar vernietiging wegens art. 2:8; er moet sprake zijn van een duidelijk onredelijk besluit. Procederen op grond van 2:15 BW is een belangrijk wapen voor minderheidsaandeelhouders om zich te verzetten tegen machtsmisbruik door de meerderheid, zolang zij tijdig (binnen de wettelijke vervaltermijn van 1 jaar) actie ondernemen. In de context van aandeelhoudersgeschillen zien we bijvoorbeeld vernietigingsacties bij aandelenemissies die enkel tot doel hebben een minderheidsbelang te verwateren of bij besluiten om informatie te onthouden, etc. Deze kunnen met succes worden bestreden indien men aannemelijk maakt dat geen redelijk handelend aandeelhouder in het belang van de vennootschap zo’n besluit zou hebben genomen.

Wettelijke geschillenregeling (uitstoting en uittreding)

Specifiek voor geschillen tussen aandeelhouders in besloten verhoudingen (met name B.V. en niet-beursgenoteerde N.V.) biedt de wet de geschillenregeling (Boek 2, Titel 8, Afdeling 1: art. 2:335 t/m 2:343a BW). Deze regeling maakt het onder strikte voorwaarden mogelijk dat aandeelhouders definitief uit elkaar gaan via een gedwongen overdracht van aandelen. De geschillenregeling kent twee hoofdvorderingen:

Uitstoting van een aandeelhouder (art. 2:336 BW)

Eén of meer aandeelhouders die samen minimaal een derde van het geplaatste kapitaal bezitten, kunnen bij de rechter vorderen dat een andere aandeelhouder wordt gedwongen zijn aandelen over te dragen. Vereist is dat deze andere aandeelhouder door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet van de overige aandeelhouders kan worden gevergd. Met andere woorden: de meerderheid moet aantonen dat de wanpresterende aandeelhouder zo schadelijk is (bijv. hij frustreert voortdurend de besluitvorming, of handelt concurrerend tegen de vennootschap, of pleegt wanbeleid) dat zijn vertrek noodzakelijk is. Wordt de vordering toegewezen, dan bepaalt de rechter dat de gedaagde aandeelhouder zijn aandelen moet overdragen aan de eisende aandeelhouders (of eventueel aan de vennootschap zelf) tegen een door de rechter vast te stellen koopprijs.

Uittreding van een aandeelhouder (art. 2:343 BW)

Individuele aandeelhouders (vaak een minderheid) kunnen de rechter verzoeken om uit te mogen treden. Zij vorderen dan dat hun mede-aandeelhouder(s) – of de vennootschap – verplicht worden hun aandelen over te nemen. Vereist is dat de verzoekende aandeelhouder door gedragingen van een of meer medeaandeelhouders zó in zijn rechten of belangen is geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd. Dit is het spiegelbeeld van uitstoting: de minderheid moet aantonen dat de meerderheid zich zo onbehoorlijk of schadelijk heeft gedragen (bijvoorbeeld het buitensluiten van de minderheidsaandeelhouder, het onthouden van informatie, onrechtmatige benadeling financieel) dat blijven geen optie is. Wint de uittredende aandeelhouder de zaak, dan veroordeelt de rechter de mede-aandeelhouders en/of de vennootschap om de aandelen van de uittreder over te nemen tegen een door de rechter te bepalen prijs.

Beide procedures resulteren dus in een gedwongen scheiding van wegen: iemand moet afscheid nemen als aandeelhouder. De rechter bepaalt een koopprijs, doorgaans gebaseerd op een waardering (vaak door deskundigen) op een bepaalde peildatum. De wet kent enkele bijzonderheden ter bescherming van partijen. Zo kan de uittredende aandeelhouder bij wangedrag van de wederpartij een billijke verhoging van de prijs vorderen (art. 2:343 lid 4 BW) – de rechter kan dan een opslag op de waarde toepassen als het gedrag van de wederpartij de waarde van de aandelen heeft gedrukt. Denk aan het scenario dat de meerderheid bewust het bedrijf heeft uitgehold of het belang van de minderheid heeft verwaterd (bijvoorbeeld via een geplaatste emissie tegen lage prijs); de rechter kan die gemaakte schade compenseren door de minderheidsaandeelhouder een hogere prijs te geven. Omgekeerd kan men zich afvragen of bij uitstoting wegens wangedrag een verlaging op zijn plaats is; de wet voorziet daar niet expliciet in, maar de gedragingen van de uit te stoten aandeelhouder zullen wel doorwerken in de waardering (bijvoorbeeld slechte performance door zijn toedoen kan leiden tot lagere waardering van het bedrijf als geheel).

Procedureel was de geschillenregeling traditioneel complex en tijdrovend. Tot en met 2024 verliep deze via de rechtbank in eerste aanleg, met een dagvaardingsprocedure en vaak benoeming van deskundigen, en stond hoger beroep open. Mede daardoor werd deze route minder vaak gebruikt; veel aandeelhouders kozen eerder voor de flexibelere enquêteprocedure (zie hierna). Recente wetswijziging: per 1 januari 2025 is de Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure (Wagevoe) in werking getreden. Deze wet wijzigt de geschillenregeling ingrijpend om sneller en efficiënter tot een oplossing te komen. Drie belangrijke punten daarbij:

  1. Uittredings- en uitstotingszaken worden nu direct behandeld door de Ondernemingskamer (OK) van het Gerechtshof Amsterdam, in plaats van de rechtbank. De Ondernemingskamer is een gespecialiseerd rechtscollege voor ondernemingsrechtelijke geschillen en kan doorgaans sneller en deskundiger optreden (zij werkt met gespecialiseerde raadsheren en bedrijfsdeskundigen).
  2. Er is voortaan slechts één feitelijke instantie: tegen de uitspraak van de Ondernemingskamer staat geen hoger beroep open (wel cassatie bij de Hoge Raad). Dit voorkomt jarenlange procedures door meerdere instanties.
  3. Het is mogelijk geworden om samenhangende vorderingen mee te nemen in dezelfde procedure. Dat wil zeggen: als er nevenvorderingen zijn die met het conflict verband houden (maar normaliter niet bij de OK zouden worden behandeld), kunnen die toch in de zaak worden betrokken. Men kan denken aan een gelijktijdige vordering tot bijvoorbeeld schadevergoeding (voor aanvullende schade), het ontslag van een bestuurder, of zelfs een gecombineerd enquêteverzoek. De bedoeling is om in één procedure een zo compleet mogelijke oplossing te bieden voor het gehele conflict, zodat partijen niet aparte procedures hoeven te voeren over gerelateerde kwesties.

Door deze wijzigingen verwacht men dat de geschillenregeling in de praktijk aantrekkelijker wordt en vaker zal worden ingezet voor een definitieve oplossing van aandeelhoudersruzies. Uiteraard blijft art. 2:336/343 BW alleen toepasbaar in relatief gesloten verhoudingen (BV’s en niet-beurs NV’s). Bij beursvennootschappen of zeer diffuse aandeelhouderschappen speelt dit nauwelijks een rol; daar is eerder de uitkoopregeling of de OK-enquête aan de orde.

Enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer in Amsterdam

Naast de geschillenregeling kent het Nederlandse recht de bekende enquêteprocedure (art. 2:344-2:359 BW). Deze procedure bij de Ondernemingskamer (Gerechtshof Amsterdam) is erop gericht de oorzaken van een ernstig conflict of wanbeleid binnen een vennootschap te onderzoeken en op te lossen. De enquêteprocedure staat open voor aandeelhouders (en in sommige gevallen certificaathouders) die een bepaald kapitaalbelang vertegenwoordigen (voor de BV/NV doorgaans 10% van het geplaatste kapitaal of €225.000 nominale waarde aan aandelen, tenzij in statuten een lagere drempel is bepaald). Ook de ondernemingsraad kan in sommige gevallen een enquêteverzoek indienen.

Het doel van de enquêteprocedure is primair herstel van gezonde verhoudingen en goed beleid binnen de vennootschap. Het is niet specifiek een instrument om een aandeelhouder uit te kopen, maar meer om wanbeleid of impasses aan te pakken. De procedure verloopt in twee fasen: (1) de OK beoordeelt of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen; zo ja, dan (2) gelast de OK een onderzoek (enquête) naar het beleid en de gang van zaken. In de eerste fase kunnen de verzoekers tevens vragen om onmiddellijke voorzieningen – dit zijn tijdelijke maatregelen om de toestand bij de vennootschap tijdens het onderzoek te stabiliseren of een impasse te doorbreken. Voorbeelden van onmiddellijke voorzieningen zijn het schorsen van een bestuurder, het benoemen van een tijdelijk bestuurder of commissaris, het schorsen van het stemrecht op bepaalde aandelen of het tijdelijk buiten werking stellen van besluiten of bevoegdheden. Zo kan de OK bijvoorbeeld een ruziesituatie oplossen door een onafhankelijk bestuurder aan te stellen met doorslaggevende stem, of door de stemmen van strijdende aandeelhouders tijdelijk te neutraliseren. Deze voorzieningen hebben een voorlopige werking, in principe voor de duur van het enquêteonderzoek (al kan de OK ze tussentijds wijzigen of opheffen).

Na het onderzoek presenteert de aangestelde onderzoeker een verslag. Als de OK op basis daarvan oordeelt dat er inderdaad sprake was van wanbeleid, kan zij in de eindfase zogenaamde definitieve voorzieningen treffen (art. 2:355 BW). Dit kunnen zeer vergaande maatregelen zijn, bijvoorbeeld het ontslag van bestuurders of commissarissen, vernietiging van besluiten, tijdelijke overdracht van aandelen (bijvoorbeeld aan een beheerstichting) of zelfs ontbinding van de vennootschap. Let wel, tot voor kort kon de OK niet zelf definitief een gedwongen overdracht van aandelen gelasten – de partijen moesten voor een echte scheiding van aandeelhouders alsnog naar de gewone rechter. Echter, zoals boven besproken, onder de nieuwe Wagevoe kan een uittredings- of uitstotingsvordering nu gecombineerd worden met een enquêteprocedure en door de OK in één moeite worden meegenomen. De OK zou zo in de toekomst in staat zijn om binnen één procedure én wanbeleid vast te stellen én bijvoorbeeld de scheiding van aandeelhoudersbelangen te effectueren.

In de praktijk was de enquêteprocedure jarenlang populair bij aandeelhoudersgeschillen juist omdat de gewone geschillenregeling zo traag was. Via de enquête konden belanghebbenden relatief snel ingrijpen. Nadeel was wel dat de enquêteprocedure bij de OK vrij kostbaar is (vooral het onderzoek kan duur zijn) en – totdat de nieuwe wet ingreep – niet direct tot een definitieve oplossing zoals uitkoop leidde. Vaak werd een enquête vooral gebruikt als pressiemiddel: de dreiging dat de OK wanbeleid vaststelt en ingrijpt, vormt een sterke prikkel voor ruziënde aandeelhouders om alsnog tot een minnelijke oplossing te komen (bijvoorbeeld uitkoop met wederzijds goedvinden). Het Cancun-arrest van de Hoge Raad (HR 4 april 2014) is een bekende uitspraak in het kader van enquêteprocedures in joint ventures: daarin bevestigde de Hoge Raad dat in een joint venture-vennootschap het vennootschappelijk belang mede wordt bepaald door de samenwerking tussen aandeelhouders, en dat het bestuur (en aandeelhouders) zich daarnaar moeten richten. Dit onderstreept dat de OK bij haar beoordeling ook let op de context (bijv. een 50/50-verhouding vergt meer onderlinge consideratie dan een normale meerderheidsverhouding).

Samengevat is de enquêteprocedure een krachtig instrument om vastgelopen verhoudingen of wanbeleid te corrigeren. In aandeelhoudersgeschillen kan het zowel door meerderheids- als minderheidsaandeelhouders worden gebruikt. Bijvoorbeeld: een minderheidsaandeelhouder die zich ernstig benadeeld voelt en geen vertrouwen meer heeft in de meerderheid, kan een enquête verzoeken om het beleid te laten onderzoeken; een meerderheid kan een enquête verzoeken wanneer een patstelling met de minderheid het bedrijf verlamt.

Uitkoop van een aandeelhouder (art. 2:92a/2:201a BW)

Ten slotte is er de uitkoopregeling in Boek 2 BW, die met name relevant is bij overnames en bij situaties waarin één aandeelhouder vrijwel alle aandelen houdt en de resterende aandeelhouder(s) wil uitkopen. Op grond van art. 2:92a BW (voor de N.V.) en art. 2:201a BW (voor de B.V.) kan een aandeelhouder die ten minste 95% van het geplaatste kapitaal in de vennootschap houdt, de rechtbank (thans: Ondernemingskamer) verzoeken de overdracht van de resterende aandelen aan hem te gelasten.

Dit is een aparte procedure, niet gebaseerd op wanprestatie of verwijt, maar puur op een kapitaaldrempel. De rationele is dat een houders van 95% of meer niet geconfronteerd hoeft te blijven met een versnipperd klein belang dat de eenparigheid belemmert. De wet biedt daarmee de supermeerderheid de mogelijkheid tot volledige zeggenschap te komen, mits de achterblijvende aandeelhouder een door de rechter vastgestelde schappelijke prijs voor zijn aandelen ontvangt (veelal op basis van een door deskundigen bepaalde waarde). Deze regeling ziet men vaak na een openbaar overnamebod: de partij die 95% van de aandelen heeft verworven, wil de overblijvende minderheidsaandeelhouders ook uitkopen. Die kunnen zich daartegen verzetten, maar de rechter zal het verzoek doorgaans toewijzen als aan de formele eisen is voldaan, aangezien de prijs wordt gewaarborgd. Er is wel jurisprudentie die nuances aanbrengt, bijvoorbeeld dat men de uitkoopregeling niet via een omweg mag misbruiken.

In het Versatel-arrest (HR 14 september 2007) oordeelde de Hoge Raad dat het uitkopen van minderheidsaandeelhouders via een juridische fusie toelaatbaar was en niet in strijd met art. 2:8 BW of andere bepalingen, mits de procedure correct wordt gevolgd en de minderheden een billijke vergoeding krijgen. Daarbij werd gekeken naar Europese richtlijnen: een fusie met uitsluitend een cash-settlement is alleen geoorloofd in uitzonderingsgevallen. De OK legde uit dat een fusie niet bedoeld is om kleine aandeelhouders te verwijderen, tenzij het onvermijdelijk is (bijv. een minderheid van een paar procent die overblijft). In de praktijk komt deze regeling neer op waardebescherming: de discussie zal vooral gaan over de hoogte van de vergoeding voor de uitgekochte aandeelhouder(s), vaak aan de hand van deskundigenrapporten. Voor aandeelhoudersgeschillen is de uitkoopregeling relevant als sluitstuk: wanneer één partij duidelijk de overhand heeft gekregen, kan dit voor afwikkeling zorgen. Overigens kan ook de minderheidsaandeelhouder in uitzonderlijke gevallen de meerderheid dwingen tot overname van zijn pakket via de uitkoopregeling (als de meerderheid een uitkoopbod heeft gedaan op de beurs en >95% kreeg, mag de minderheid een tegelijkertijd ingevoerde regeling benutten om zelf uitgekocht te worden – de omgekeerde uitkoop).

Bij aandeelhoudersgeschillen bieden de wet en rechtspraak dus een palet aan remedies: van open normen (art. 2:8 BW) en vernietiging van onbehoorlijke besluiten (art. 2:15 BW), via scheidingsprocedures (uitstoting/uittreding art. 2:336/343 BW) en ingrijpen bij wanbeleid (enquête art. 2:344 BW e.v.), tot een afkoopmechanisme voor restgeschillen (uitkoop art. 2:92a/201a BW). Deze instrumenten kunnen soms naast elkaar worden gebruikt. Zo zal een aandeelhoudersovereenkomst vaak bepalen dat eerst mediatie of arbitrage wordt geprobeerd (zie hieronder) en pas daarna de gang naar de rechter wordt gemaakt. Bovendien geldt dat partijen contractueel aanvullende regelingen kunnen treffen die voorgaan (bijvoorbeeld een in statuten opgenomen geschillenbeding moet men naleven voordat men de wettelijke regeling kan inroepen).

Alternatieve geschilbeslechting bij een aandeelhoudersgeschil: mediation, arbitrage, bindend advies

Procedures bij de Ondernemingskamer of rechtbank kunnen kostbaar, langdurig en destructief voor de onderlinge verhoudingen zijn. Daarom wordt bij aandeelhoudersgeschillen vaak gekeken naar alternatieve vormen van geschiloplossing die sneller, flexibeler of minder formalistisch zijn:

Mediation (bemiddeling) tussen aandeelhouders

Mediation is een vorm van conflictoplossing waarbij partijen onder begeleiding van een neutrale derde (de mediator) zelf tot een oplossing proberen te komen. Het is laagdrempelig, vertrouwelijk en kan de relatie zoveel mogelijk behouden. Als aandeelhouders nog met elkaar in gesprek kunnen, is mediation vaak de eerste aangewezen route. Voordelen zijn onder meer dat het proces sneller en goedkoper is dan procederen, en dat partijen zelf de uitkomst bepalen. In de praktijk wordt met een handvol sessies regelmatig een doorbraak bereikt; men noemt succespercentages van 80-90% bij voldoende bereidheid tot compromis.

Een mediation kan uiteenlopen van het herstellen van de werkrelatie (zodat men samen doorgaat) tot het faciliteren van een nette scheiding. De “mooiste” uitkomst is natuurlijk dat de aandeelhouders hun samenwerking voortzetten in betere verstandhouding. Echter, soms blijkt tijdens mediation dat uit elkaar gaan onvermijdelijk is – de mediator kan dan helpen de voorwaarden van vertrek uit te onderhandelen (denk aan afspraken over verkoop van aandelen, prijsbepaling, eventuele voortzetting door de ander). Omdat mediation vrijwillig is, vraagt het wel dat alle betrokkenen willen meewerken; als één partij onwillig is of de verhoudingen totaal verziekt zijn, biedt mediation mogelijk geen soelaas.

Arbitrage tussen aandeelhouders

Arbitrage houdt in dat een geschil wordt voorgelegd aan een of meer particuliere scheidsrechters (arbiters) in plaats van de overheidsrechter. In aandeelhoudersovereenkomsten wordt soms een arbitragebeding opgenomen, vooral bij internationale joint ventures of bij investeerders, omdat men een gespecialiseerde en vertrouwelijke procedure wenst. Arbitrage heeft als voordeel dat de procedure vertrouwelijk is (geen openbare zitting of uitspraak), de arbiters deskundig gekozen kunnen worden (bijvoorbeeld ervaren ondernemingsrechtjuristen of accountants voor waarderingskwesties) en dat er vaak sneller een uitspraak is dan via de gewone rechter. Bovendien is een arbitraal vonnis in principe definitief; hoger beroep is meestal niet aan de orde (tenzij partijen een beroepsarbitrage voorzien).

Een belangrijk aandachtspunt is de arbitrabiliteit: sommige vennootschapsrechtelijke kwesties lenen zich niet voor arbitrage als ze derden raken (bijvoorbeeld de geldigheid van statutenwijzigingen die derden binden). Maar een geschil tussen aandeelhouders onderling of tussen aandeelhouder en vennootschap over hun onderlinge rechten kan doorgaans wel via arbitrage worden beslist. In statuten kan men arbitrage ook voorschrijven; art. 2:337 BW erkent dat arbitrage of bindend advies een alternatief kan zijn voor de wettelijke geschillenregeling. Belangrijk is dat arbitrage een bindende uitspraak oplevert die via exequatur afdwingbaar is, vergelijkbaar met een vonnis. In de praktijk is arbitrage nuttig wanneer discretie en expertise gewenst zijn, maar het kan kostbaarder zijn (partijen betalen de arbiters) en het mist soms de mogelijkheid tot de specifieke maatregelen die de OK wel kan nemen (zoals enquête).

Beslechting van een aandeelhoudersgeschil met aandeelhouders

Bindend advies lijkt op arbitrage in die zin dat partijen een derde om een beslissing vragen, maar het is informeler geregeld (valt onder art. 7:900 BW e.v. als vaststellingsovereenkomst). Partijen spreken af dat het oordeel van de derde bindend is voor hun onderlinge verhouding. In aandeelhoudersgeschillen wordt bindend advies geregeld toegepast voor bijvoorbeeld waarderingskwesties (de waardebepaling van de aandelen bij uittreding geschiedt door een deskundige als bindend adviseur), of voor specifieke disputen waar men een snelle knoop doorhakt.

In statuten of aandeelhoudersovereenkomst kan expliciet bepaald zijn dat een conflict moet worden beslecht door bindend advies in plaats van de rechter. Een bindend adviseur kan bijvoorbeeld een M&A-adviseur zijn die beslist welke van twee biedende aandeelhouders de aandelen mag overnemen (solomons-oordeel), of een jurist die beoordeelt of een bepaald handelen in strijd is met de aandeelhoudersovereenkomst. Het grote voordeel is flexibiliteit en snelheid: de procedure kan op maat worden vormgegeven, en een bindend advies kan vaak snel worden verkregen. Ook hier geldt vertrouwelijkheid. Het nadeel kan zijn dat als de procedure niet goed is vastgelegd, er discussie kan ontstaan over de status van het advies (een ongeldig tot stand gekomen bindend advies kan door de rechter terzijde worden geschoven). Over het algemeen echter is een bindend advies volgens de wet final, zij het dat de gewone rechter heel beperkt kan toetsen (alleen bij zware gebreken, zie art. 7:904 BW). Met bindend advies behouden partijen meer controle en kunnen ze bijvoorbeeld bepalen wie de adviseur is en welke vraag exact wordt voorgelegd, wat handig kan zijn in familiebedrijven of gesloten settings waar men geen publieke procedure wil.

Naast deze formele ADR-vormen, bestaan ook informele methoden om tot een vergelijk te komen. Partijen kunnen bijvoorbeeld overeenkomen een deskundigenbeslissing te respecteren (bijvoorbeeld een accountant die beslist of er dividend kan worden uitgekeerd), of een mini-trial houden waarbij een derde een niet-bindend oordeel geeft om beweging in de zaak te krijgen. Ook wordt wel een “trusted third person” (vertrouwensman) aangesteld in families om te bemiddelen, wat lijkt op mediation maar dan meer vanuit de verhoudingen. Het belangrijkste is dat in veel aandeelhoudersovereenkomsten expliciet is bedongen dat eerst zo’n alternatieve route bewandeld moet worden, voordat men naar de rechter stapt. Dit om escalation te voorkomen en de deur op een kier te houden voor minnelijke oplossing.

 ADR bij aandeelhoudersgeschillen

 Het inschakelen van mediation, arbitrage of bindend advies kan vaak escalatie voorkomen en is met name zinvol als partijen de samenwerking mogelijk willen voortzetten of tenminste in goede verstandhouding uit elkaar willen gaan. Arbitrage en bindend advies kunnen ook deel uitmaken van de op maat gemaakte geschillenregeling in statuten of contract. Zo’n preventief beding voorkomt niet alleen dat men meteen naar de rechter rent, maar kan ook een procedure bij de OK of rechtbank helemaal overbodig maken als het geschil via ADR wordt opgelost. Uiteraard, als deze alternatieven falen, biedt de gang naar de Ondernemingskamer of civiele rechter alsnog een ultieme uitkomst.

Jurisprudentie over aandeelhoudersgeschillen

De Nederlandse rechtspraak heeft in de loop der jaren belangrijke vuistregels ontwikkeld voor aandeelhoudersgeschillen. Enkele toonaangevende uitspraken en hun betekenis:

  • Poot/ABP (HR 2 december 1994) – Dit arrest gaat over de vraag of een aandeelhouder vergoeding kan vorderen voor schade die eigenlijk de vennootschap is toegebracht (de zgn. afgeleide schade). De Hoge Raad stelde hier een duidelijke norm: een aandeelhouder kan in beginsel geen individuele schadevergoeding eisen voor waardevermindering van zijn aandelen veroorzaakt door benadeling van de vennootschap; alleen de vennootschap zelf heeft het recht die schade te claimen. Dat geldt ook als de aandeelhouder 100% heeft en directeur is – het vermogen van de vennootschap is juridisch afgescheiden van dat van de aandeelhouder. Slechts bij een specifiek jegens de aandeelhouder onzorgvuldige gedraging van een derde (of medeaandeelhouder/bestuurder) kan er een uitzonderingsgrond zijn waardoor tóch rechtstreeks jegens de aandeelhouder onrechtmatig is gehandeld. Deze uitspraak is richtinggevend omdat hij minderheidsaandeelhouders dwingt om acties als derivaten in te steken (bijvoorbeeld via een 2:8 BW redelijkheidstoets of enquête) in plaats van persoonlijke schadeclaims in te dienen voor vennootschapsschade. In latere jurisprudentie is dit bevestigd en alleen in zeer bijzondere gevallen verlaten (zoals bij bedrog specifiek gericht op de aandeelhouder).
  • Forumbank-arrest (HR 21 januari 1955) – Een klassiek arrest (NV Forumbank) dat nog steeds invloedrijk is: de algemene vergadering van aandeelhouders kan niet op eigen houtje inbreken op de wettelijke en statutaire taakverdeling binnen de vennootschap. In Forumbank probeerde de ava een bestuursbesluit te dicteren; de Hoge Raad vernietigde dat besluit en stelde dat de ava geen besluiten mag nemen die het bestuur in zijn bevoegdheid aantasten, anders dan de middelen die de wet biedt (zoals ontslag van bestuurders). Dit arrest wordt vaak genoemd om te benadrukken dat ook meerderheidsaandeelhouders gebonden zijn aan ** wettelijke grenzen** en niet alles kunnen afdwingen. In moderne termen: de meerderheid kan niet buiten de statuten om een minderheid buitenspel zetten door bijvoorbeeld zelf bestuurstaken over te nemen.
  • Van der Laan/Van Gog (HR 10 mei 1996) – In deze zaak (betreffende een familiebedrijf) bevestigde de Hoge Raad dat bij ernstige en duurzame ontwrichting in een BV ontbinding van de vennootschap een ultimum remedium kan zijn. Het ging om een BV met twee gezinnen als aandeelhouder, waar samenwerking onmogelijk werd. De les is dat in extreme deadlock-situaties de rechter ook kan besluiten de vennootschap te ontbinden op grond van gewichtige redenen (art. 2:19 lid 1 sub c BW in samenhang met art. 2:336/343 omstandigheden), hoewel dit zelden gebeurt omdat andere middelen (uitstoting/uittreding) voorrang hebben.
  • Ogem-arrest (HR 10 jan 1990) – Dit arrest (NJ 1990, 466) betrof de enquêteprocedure. De Hoge Raad bepaalde dat het enkele feit dat een vennootschap failliet is niet in de weg staat aan het uitspreken van wanbeleid over de periode daarvoor (in casu Ogem). Belangrijker nog: het maatschappelijk belang van het enquêterecht werd benadrukt – ook aandeelhouders die na een faillissement geen financieel belang meer hebben, kunnen tóch ontvankelijk zijn in een enquête vanwege het openbaar belang bij het vaststellen van wanbeleid. Dit arrest ligt ten grondslag aan de brede inzetbaarheid van het enquêterecht en illustreert dat aandeelhoudersgeschillen soms uitstijgen boven individuele belangen.
  • Versatel-arrest (HR 14 sept 2007) – Reeds genoemd bij de uitkoopregeling: de HR oordeelde dat een juridische fusie gebruikt mocht worden om overgebleven minderheidsaandeelhouders uit te kopen na een openbaar bod, en dat dit niet in strijd was met art. 2:8 BW of andere bepalingen, noch met onteigeningsbescherming uit het EVRM. Hiermee werd duidelijk dat een meerderheid gebruik mag maken van wettelijke mogelijkheden om een impasse met weigerachtige minderheidsaandeelhouders te doorbreken, zolang men de wettelijke procedures zorgvuldig volgt en een redelijke prijs betaalt. Het arrest geeft meerderheden vertrouwen dat zij uiteindelijk tot 100% eigendom kunnen komen, maar waarschuwt ook impliciet dat misbruik (bijvoorbeeld een fusie met enig doel minderheden lozen zonder goede prijs) niet is toegestaan.
  • Cancún-arrest (HR 4 april 2014) – Dit is een zeer invloedrijke beschikking inzake een joint venture (Cancun Holding) met twee 50% aandeelhouders, later 46/46/8%. Na onenigheid en verwatering van aandelen kwam de kwestie bij de OK en vervolgens de HR. De Hoge Raad formuleerde hier expliciet dat bij een joint venture-vennootschap het vennootschappelijk belang mede wordt bepaald door de aard en inhoud van de tussen de aandeelhouders gemaakte afspraken omtrent de samenwerking. Dit betekent dat waar twee (of meer) aandeelhouders een samenwerkingsverband zijn aangegaan met gelijkwaardige inbreng, men bij de beoordeling van gedrag en maatregelen rekening moet houden met die context. In Cancún had een van de partners een forse aandelenuitgifte aan zichzelf laten doen, waardoor de ander werd verwaterd; de HR keurde het wanbeleid-oordeel van de OK goed en benadrukte dat zulke handelingen in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid binnen die 50/50-relatie. Dit arrest is richtinggevend voor conflicten in joint ventures en deadlocks: het onderstreept de verplichting tot loyaliteit en samenwerking in vennootschappen die daarop gebouwd zijn, en het geeft minderheden in zo’n context een sterkere positie om zich te verzetten tegen handelen dat de balans verstoort.
  • Bosal/Van Zanden (OK 31 okt 2019) – Beschikking van de Ondernemingskamer (inzake Bosal dieselpartikelfilters) die vaak wordt aangehaald rond informatieplichten. Hier moest de OK oordelen over een minderheidsaandeelhouder (A) die informatie had geëist buiten de ava om, omdat de meerderheidsaandeelhouder/bestuurder via ingewikkelde constructies A’s belang dreigde te verwateren. De OK herhaalde dat normaliter buiten de ava geen individueel informatierecht bestaat, maar dat in bijzondere omstandigheden op grond van art. 2:8 BW wél een verplichting tot informatieverstrekking kan bestaan. In dit geval, waar de meerderheid zichzelf via preferente aandelen bevoordeelde ten koste van A, moest volledige openheid gegeven worden aan A over alle relevante transacties. Deze uitspraak bouwt voort op oudere jurisprudentie (o.a. Van Solinge en Intraco) en bevestigt dat transparantie een belangrijke voorwaarde is in verhoudingen met minderheidsaandeelhouders bij mogelijke belangenconflicten.
  • Ecodoor/Thor (fictief voorbeeld voor familiebedrijven) – Hoewel geen specifiek arrest onder deze naam bestaat, zijn er talloze uitspraken van rechtbanken en de OK in familiebedrijf-context. De rode draad in die jurisprudentie is dat rechters beseffen dat familieruzies vaak verharden en dat formele legaliteit niet alles zegt: men kijkt naar de feitelijke machtsverhoudingen en past art. 2:8 BW streng toe als één partij de ander onredelijk behandelt. Bijvoorbeeld, het Hof Amsterdam (OK) oordeelde eens in een broers-conflict dat bij familievennootschappen de lat voor onredelijk gedrag lager kan liggen: broers die samen een bedrijf hebben, mogen bepaalde informatie van elkaar verwachten en moeten elkaar met respect behandelen; geschonden vertrouwen kan reden zijn voor ingrijpen (bijv. aanstelling van een onafhankelijk bestuurder) zelfs als er geen duidelijke wetsschending is. Het motto is hier: “gelijke monniken, gelijke kappen” – familierechtspraak laat zien dat ook meerderheidsfamilieleden hun minderheidsverwanten behoorlijk moeten behandelen.

Naast deze zaken zijn er nog vele andere relevante uitspraken (bijv. Gideon/Exploring over tegenstrijdig belang bij aandeelhouder-bestuurders, ASMI over aandeelhoudersinvloed op strategie, RNA/Westfield over enquêtebevoegdheid van aandeelhouders na uitkoop, etc.). Het kader hierboven geeft echter de belangrijkste lijnen: bescherming van minderheden tegen afgeleide schade (Poot/ABP), beperkingen op ava-bevoegdheid (Forumbank), mogelijkheden tot scheiding of ontbinding bij impasse (Van der Laan/Van Gog), het brede bereik van enquête (Ogem), toelaatbare uitstoting via fusie mits fair (Versatel), samenwerkingsloyaliteit in JV’s (Cancún) en informatieplicht bij belangverstrengeling (Bosal/OK 2019).

Deze jurisprudentie vormt voor advocaten en rechters een referentiekader bij nieuwe geschillen. Ieder conflict is feitelijk uniek, maar argumenten zullen vaak ondersteund worden met verwijzingen naar bovenstaande precedenten om bijvoorbeeld te betogen dat bepaald gedrag in strijd is met redelijkheid en billijkheid of dat juist een bepaalde ingreep geoorloofd is gegeven eerdere uitspraken.

Preventie van aandeelhoudersgeschillen

Het spreekwoord “voorkomen is beter dan genezen” geldt bij aandeelhoudersgeschillen in het bijzonder. Het op voorhand inbouwen van goede afspraken en waarborgen kan veel ellende besparen. En als er toch een conflict ontstaat, zijn er praktische strategieën om escalatie te voorkomen of een snelle oplossing te faciliteren. Enkele belangrijke overwegingen:

Afspraken in statuten en aandeelhoudersovereenkomsten

 Een solide aandeelhoudersovereenkomst (of bij oprichting vastgelegde statutaire regeling) is cruciaal. Hierin kunnen aandeelhouders op maat regelen hoe te handelen bij onenigheid. Veel voorkomende bepalingen zijn bijvoorbeeld: een aanbiedingsplicht (als iemand zijn aandelen wil verkopen, moet hij ze eerst aan de mede-aandeelhouders aanbieden), afspraken over stemrecht en beschermingsconstructies, en uiteraard geschillenregelingen. In zo’n geschillenbeding spreken partijen af wat er gebeurt bij een conflict. Dat kan variëren van verplichte mediation tot aan bindend advies of arbitrage (zie ADR hierboven) in plaats van de gewone rechter. Ook de procedure voor waardering van aandelen bij een exit wordt idealiter vastgelegd: hoe wordt de prijs bepaald, door wie, per welke datum? Duidelijkheid op deze punten voorkomt dat een meningsverschil over waarde of proces ontaardt in een vechtconflict. Verder kan een aandeelhoudersovereenkomst vetorechten of versterkte meerderheden voor bepaalde besluiten bevatten, wat minoriteiten bescherming biedt en hen serieus bij het beleid betrekt – dit kan conflictsituaties verminderen omdat minderheden niet geheel worden overvleugeld. Voor de meerderheid is het omgekeerd verstandig om voorwaarden vast te leggen waaronder zij hun plannen kunnen doorzetten zonder telkens door een kleine aandeelhouder gegijzeld te worden (bijv. drag-along-recht bij verkoop). Kortom, contractual governance vooraf is essentieel: het verdeelt de macht evenwichtig en schetst spelregels voor lastige situaties.

Corporate governance en structuur

Onafhankelijk van formele contracten loont het om de governancestructuur van de vennootschap zó in te richten dat escalatie minder waarschijnlijk is. Enkele ideeën: benoem een onafhankelijke voorzitter van de RvC of RvA (Raad van Advies) in een familiebedrijf die bij spanningen kan bemiddelen. Zorg voor een oneven aantal bestuurders of een onafhankelijk derde bestuurder in een 50/50 joint venture, zodat bij onenigheid een patstelling voorkomen kan worden. Men kan ook stemovereenkomsten aangaan om bij bepaalde cruciale beslissingen altijd gezamenlijk op te treden, zodat niemand voor verrassingen komt te staan. In familiebedrijven kan een familiestatuut of familieforum helpen: hierin worden familieleden betrokken bij grote beslissingen en worden verwachtingen gemanaged (bijv. omtrent dividend of opvolging), zodat minder snel frustratie ontstaat. Ten slotte is financiële planning onderdeel van governance: als het bedrijf liquiditeit opzij zet voor eventuele uitkoop van een aandeelhouder of een keyman-verzekering sluit voor het geval een drijvende kracht wegvalt, dan voorkomt men dat een exit onbetaalbaar wordt en daardoor het conflict blijft sudderen.

Communicatie en transparantie binnen de vennootschap

Veel geschillen ontstaan of escaleren door gebrekkige communicatie. Het bestuur (of meerderheidsaandeelhouder) doet er verstandig aan proactief informatie te delen met minderheidsaandeelhouders, ook buiten de wettelijke minima om, zeker in moeilijke tijden of bij grote veranderingen. Hiermee neemt men alimentatie weg voor wantrouwen en gevoel van achterstelling. Bijvoorbeeld: betrek een minderheidsaandeelhouder tijdig bij het opstellen van een nieuw strategisch plan of licht uit waarom tijdelijk geen dividend wordt uitgekeerd (onderbouw met cijfers). Vanuit de minderheid is het belangrijk om zorgen kenbaar te maken op constructieve wijze en niet meteen met juridisch geschut te dreigen. Regelmatig formeel overleg (bv. kwartaalbijeenkomsten) en heldere notulen kunnen misverstanden voorkomen. In het digitale tijdperk kan men een besloten data-room of portal inrichten waar alle aandeelhouders relevante stukken kunnen inzien. Transparantie haalt de voedingsbodem voor geruchten en achterdocht weg. Dit klinkt misschien als een open deur, maar in de praktijk van familiebedrijven of MKB-BV’s wordt dit vaak onderschat en communiceert men te weinig, wat spanningen vergroot.

Exit-regelingen voor aandeelhouders (bij impasse of verandering)

Een doordachte exit-strategie afspreken kan toekomstige geschillen oplossen voordat ze ontstaan. Denk aan het opnemen van drag-along en tag-along clausules: als de meerderheid een goed bod krijgt, moet de minderheid meeverkopen (drag-along), en omgekeerd als de meerderheid verkoopt, mag de minderheid eisen mee te mogen verkopen tegen dezelfde prijs (tag-along), zodat niemand tegen zijn wil achterblijft. Ook meetrek- en meeverkooprechten kunnen zo’n transactie soepeler laten verlopen zonder dispuut. Voor deadlock-situaties zijn er speciale bedingen, bekend als “shotgun” of “Texas shoot-out”-clausules. Bijvoorbeeld: bij onoplosbare patstelling mag A een bod uitbrengen op de aandelen van B; B moet kiezen of hij dat bod accepteert (en zijn aandelen verkoopt) óf hetzelfde bod (of hoger) uitbrengt op de aandelen van A, waarmee A dan moet verkopen – net zo lang tot één partij verkoopt en de ander alles heeft. Zulke mechanismen zorgen ervoor dat er altijd een einde komt aan een deadlock, zij het dat ze financieel risicovol kunnen zijn (de partij met de diepste zakken wint vaak). Minder drastisch is een “Russische roulette”-clausule: partijen laten loten wie het eerst een koopprijs mag noemen waarop de ander moet beslissen te kopen of verkopen. Daarnaast bestaan “ruziesplitsing”-arrangementen: partijen verdelen het bedrijf of de activa zodanig dat ieder een deel voortzet (bijv. geografische splitsing of opdelen van merken). Dit is vooral bij familiebedrijven soms de elegantste oplossing: ieder gaat zijn eigen weg met een deel van de onderneming, waardoor de familievrede kan terugkeren. Kortom, door reeds bij de start of bij investeringsmomenten exit-afspraken te maken (of later, als de relatie goed is, alsnog vast te leggen), creëert men een pad naar oplossing mocht samenwerking onmogelijk worden.

Vroegtijdig ingrijpen en deskundige hulp bij een aandeelhoudersconflict

Ten slotte is een praktische overweging om niet te lang te wachten bij een zich aftekenend conflict. Hoe langer een ruzie doorsuddert, hoe meer posities verharden en hoe groter de schade (financieel én relationeel). Aandeelhouders doen er verstandig aan bij de eerste signalen van ernstige frictie een gesprek aan te gaan en eventueel een onafhankelijke derde (adviseur, accountant, mediator) te laten meekijken. Soms kan al in een vroeg stadium een herfinanciering, uitkoop of herallocatie van bevoegdheden worden geregeld die de escalatie voorkomt. Bestuurders in een conflictsituatie moeten vooral het vennootschappelijk belang voorop blijven stellen – zij lopen anders risico op persoonlijke aansprakelijkheid als het misgaat. In de praktijk zien we dat het dreigen met juridische stappen (zoals het sturen van een sommatiebrief die verwijst naar mogelijke enquête of uitstoting) kan werken als wake-up call voor de wederpartij, mits dit zorgvuldig en niet te vroeg gebeurt. Is de weg naar de rechter toch onvermijdelijk, dan is het raadzaam om specialisten in te schakelen: advocaten met ervaring in aandeelhoudersgeschillen, eventueel forensische accountants om financiële ongerechtigheden bloot te leggen, etc. Die kunnen ook helpen de juiste procedure te kiezen (gang naar Ondernemingskamer, kort geding, arbitrage, et cetera).

Advocatenkantoor gespecialiseerd in aandeelhoudersgeschillen

aandeelhoudersgeschillen zijn complex door de mix van juridische en menselijke factoren. Een gestructureerde aanpak met duidelijke afspraken vooraf, een houding van openheid en overleg, en – als het misgaat – het verstandig inzetten van wettelijke procedures of alternatieve geschilbeslechting, kan veel ellende besparen. Hoewel niet elk conflict te vermijden is, kan de schade beperkt worden door tijdig de juiste stappen te zetten. Met de komst van nieuwe wetgeving in 2025 is de gereedschapskist voor aandeelhoudersconflicten verder uitgebreid en versneld, wat hopelijk bijdraagt aan een efficiëntere afhandeling van deze geschillen in de praktijk. Uiteindelijk is het in ieders belang – aandeelhouders én de vennootschap – dat conflicten zo veel mogelijk worden voorkomen en, als ze toch ontstaan, adequaat en billijk worden opgelost.

Ons team van specialisten begeleidt partijen bij ondernemingsrechtelijke vraagstukken. Of u nu advies nodig heeft over de oprichting van een vennootschap, zakelijke contracten, aandeelhoudersgeschillen, of een fusie en overname overweegt, ons team van ervaren advocaten ondersteunt u graag. Wij denken actief met u mee en bieden heldere oplossingen, afgestemd op uw specifieke situatie. Neem vandaag nog contact met ons op en ontdek wat wij voor uw onderneming kunnen betekenen. Samen zetten we de volgende stap.

+31 (0)20 – 210 31 38
mail@maakadvocaten.nl
Contactpersoon: Jolmer de Haas

De informatie op deze pagina vormt geen juridisch advies. Er wordt geen aansprakelijkheid geaccepteerd.
Voor advies, neem contact op met ons kantoor.