
Onlangs heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over productaansprakelijkheid, waarin de vraag aan de orde kwam wanneer een heupprothese bestaande uit verschillende onderdelen “in het verkeer is gebracht”. Deze vraag is van belang in het kader van het mogelijke tijdsverloop van een schadeclaim van een fabrikant (door de patiënt). Onze Amsterdamse advocaat voor aansprakelijkheidsrecht legt uit hoe het zit.
Het vervallen van een rechtsvordering tot schadevergoeding
Een chirurg heeft voor een heupprothese verschillende onderdelen gebruikt, die op verschillende tijdstippen in omloop zijn gebracht. De kwalificatie ‘in omloop gebracht’ is van belang bij de vraag of een recht op schadevergoeding van een benadeelde – hier een patiënt die een vordering tot vergoeding van schade door een gebrek in de heupprothese heeft ingesteld – nog kan bestaan gezien het tijdsverloop. Deze rechtsvordering verjaart na tien jaar vanaf de dag nadat de producent het voorwerp dat de schade heeft veroorzaakt in het verkeer heeft gebracht. In dit geval is de hamvraag voor de beoordeling van de vervaldatum van een rechtsvordering, of deze wordt beoordeeld op basis van de verschillende afzonderlijke onderdelen, of dat de beoordeling moet plaatsvinden op basis van de datum waarop het product uiteindelijk is voltooid (of geassembleerd). Onze advocaten aansprakelijkheidsrecht / productregulering (CE-markering) bespreken de belangrijkste inzichten uit deze zaak.
Wat betekent het in het verkeer brengen van een product voor het verstrijken van de productaansprakelijkheid periode?
Een product in het verkeer brengen betekent niets meer dan het product doorgeven aan de distributieketen. Het betekent dat het product het productieproces heeft doorlopen en de fabrikant heeft verlaten. Dit is niet altijd duidelijk, bijvoorbeeld bij bedrijven met moeder-dochterrelaties. In een zaak van het Europese Hof van Justitie (O’Byrne / Safoni) werd geoordeeld dat moet worden nagegaan of de entiteit in deze context daadwerkelijk deel uitmaakt van het productieproces van het betreffende product.[AB1]
Wat is het verschil tussen verjaring en verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding?
In de relevante paragraaf over productaansprakelijkheid en (hier) de verjaring en het verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding (specifiek artikel 6:191 BW) wordt zowel de verjaring als het verval van een rechtsvordering tot schadevergoeding besproken. Het vermeldt het volgende:
“De rechtsvordering tot schadevergoeding van de benadeelde jegens de producent op grond van artikel 185 lid 1 verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde met de schade, het gebrek en de identiteit van de producent bekend werd of bekend had moeten zijn.
Het recht van de benadeelde op vergoeding door de producent krachtens artikel 185, lid 1, verjaart door verloop van tien jaar na de aanvang van de dag volgende op die waarop de producent het goed dat de schade heeft veroorzaakt, in het verkeer heeft gebracht. Hetzelfde geldt voor het recht van een derde die mede aansprakelijk is voor de schade om verhaal te nemen op de producent.”
Als we het over verjaring hebben, verjaart het recht om te vorderen na het verstrijken van een bepaalde periode. In het geval van een schadeclaim kan deze na het verstrijken van de verjaring niet meer aan (bijvoorbeeld) de rechter worden voorgelegd, wat betekent dat het recht om je claim in te dienen is vervallen. Het verschil is dat een verjaringstermijn kan worden ‘gestuit’, waardoor rechten ondubbelzinnig kunnen worden voorbehouden (en er dus zelfs na 3 jaar nog kan worden geprocedeerd). Dit is niet mogelijk bij een vervaltermijn. De verval- en verjaringstermijnen zijn communicerende vaten. Laat je daarom goed adviseren door een advocaat wanneer je je bewust bent van geleden schade.
Gebrekkig product en productaansprakelijkheid
De vraag die voorlag was of de heupprothese een gebrekkig product was. De patiënt was die mening toegedaan omdat door de wrijving tussen twee onderdelen (de zogenaamde “kop” en “kom”) metaaldeeltjes vrijkwamen. Tot op het moment van de operatie was nog niet besloten welke specifieke kom en kop voor deze operatie zouden worden gebruikt. Uiteindelijk werd gekozen voor een MoM heupprothese met een kop en een kom die op verschillende data bij de importeur werden afgeleverd: de kop op 11 februari 2004, de kom op 7 augustus 2004.
Vordering patiënt: verklaring voor recht
De rechtsvordering van de patiënt was een verklaring voor recht, inhoudende dat zowel de fabrikant als de importeur aansprakelijk waren voor de geleden (en nog te bepalen) schade als gevolg van het vermeende gebrek in deze heupprothese. Een declaratoir vonnis wordt meestal ingesteld wanneer de werkelijke schade nog niet in omvang is vast te stellen, of complex is.
Zijn de producent en importeur aansprakelijk?
De producent en importeur verweren zich tegen de verklaring voor recht en stellen dat zij niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor eventuele schade. Daarbij beroepen de producent en de importeur zich (en dat is het belang van deze zaak) op de wettelijke verjaringstermijn (6:191 lid 2 BW). Slaagt dit verweer, dan vervallen de rechten van de patiënt en kunnen producent noch importeur aansprakelijk worden gesteld voor schade.
De crux van het betoog van de aansprakelijke producent en importeur is dat de kop van de heupprothese al meer dan tien jaar voor de dagtekening van de dagvaarding (waarmee de rechtszaak op 19 mei 2014 is aangespannen) in omloop was gebracht. Daarom stellen de fabrikant en importeur niet aansprakelijk te zijn voor schade door het product, gebrekkig of niet. In hoger beroep gaat het Hof niet mee in deze argumenten – het Hof vindt dat de heupprothese een ‘eindproduct’ is en dat gekeken moet worden naar de levering van de kom. Pas dan is het ‘eindproduct’ in het verkeer gebracht en is volgens het Hof de datum van de combinatie tussen kop en kom dus relevant. Volgens de uitleg van het Hof was de termijn voor de prothese niet verstreken omdat de kom binnen de termijn van tien jaar in het verkeer was gebracht.
De fabrikant en importeur legden de zaak vervolgens voor aan de Hoge Raad.
Hoge raad over de aanvang van de vervaltermijn van artikel 6:191 lid 2 BW
Allereerst is van belang dat de afdeling productaansprakelijkheid uitvoering geeft aan Richtlijn 85/374/EEG. In dat kader is ook van belang dat het Hof van Justitie van de EU het begrip ‘in het verkeer brengen’ al heeft uitgelegd.
Het begin van de vervaltermijn moet gebaseerd zijn op objectieve criteria. Het product is in het verkeer gebracht wanneer het “het productieproces van de producent heeft verlaten en een verkoopproces is ingegaan in een vorm waarin het aan het publiek wordt aangeboden voor gebruik of consumptie” (O’Byrne/Sanofi Pasteur).
Waarom is een producent op een bepaald moment niet langer aansprakelijk?
Het is verdedigbaar dat een producent op een gegeven moment niet meer aansprakelijk kan worden gesteld voor een geleverd product. De eerder genoemde Richtlijn zoomt hier ook op in. In essentie kan gesteld worden dat producten met het verstrijken van de tijd slijten, dat de essentiële veiligheidseisen in de loop der jaren veranderen en zich ontwikkelen en dat wetenschappelijke en technische kennis tot nieuwe inzichten kan leiden. De risicoaansprakelijkheid van de producent moet daarom ergens worden ingeperkt en risico’s moeten verzekerbaar blijven. Daarom is een termijn van tien jaar vastgesteld, met dien verstande dat door het instellen van een vordering een gebrekkig product de producent (of importeur) ook na tien jaar nog tot aansprakelijkheid kan dwingen.
Geen nieuwe vervaltermijn voor complexe producten
Indachtig de achtergrond van de productregelgeving oordeelt de Hoge Raad dat het niet juist is dat de assemblage van een heupprothese door de chirurg met behulp van verschillende onderdelen leidt tot een nieuwe peildatum met betrekking tot het ‘in het verkeer brengen’ van een product. Het gevolg zou zijn dat de assemblage van een heupprothese door de chirurg een nieuwe vervaldatum zou creëren met betrekking tot productaansprakelijkheid ten aanzien van de fabrikant en importeur.
Het Hof had dus niet mogen oordelen dat de geassembleerde prothese een (eind)product is en dat de vervaltermijn van dit product pas aanvangt bij het in het verkeer brengen van de koker, op grond van het feit dat de gestelde gebrekkigheid wordt veroorzaakt door een combinatie van de kop en de koker, en dat de koker als laatste in het verkeer is gebracht.
Als de koker nog steeds gebrekkig is, bijvoorbeeld door contact met de kop, wordt de aansprakelijkheid niet verminderd omdat de vervaltermijn voor de kop al is verstreken, aldus de Hoge Raad. Kortom, voor de patiënt is er nog steeds een kans om de geleden en nog te lijden schade volledig vergoed te krijgen.
Contact opnemen met een productaansprakelijkheid advocaat in Amsterdam?
Wilt u als fabrikant, importeur of distributeur meer weten over de reikwijdte van dit arrest en de betekenis ervan voor uw organisatie? Neem dan contact op met onze productaansprakelijkheid advocaat in Amsterdam Remko Roosjen.
Ons Amsterdamse advocatenkantoor op het gebied van product- en veiligheidsregelgeving helpt u graag met uw juridische uitdagingen en implementatie in uw bedrijfsprocessen. Het vervallen van een juridische schadeclaim is niet altijd duidelijk en wij helpen u graag.