Email  |   +31 20 – 210 31 38  |    DE    |    EN

Verbintenissenrecht

blokje-maak-1-1.png

Hoe voorkom je verjaring van een vordering?

Hoe voorkom je verjaring van een vordering?

Wat is verjaring en waarom moet je deze tijdig stuiten?

Verjaring betekent dat een schuldeiser zijn rechtsvordering verliest als deze te lang ongebruikt blijft – stuiting voorkomt dit rechtsverlies door de verjaringstermijn opnieuw te starten. Na verloop van de verjaringstermijn kan een gerechtigde zijn recht niet langer tegen de wil van zijn wederpartij geldend maken. Een zaak kan niet langer worden gerevindiceerd, de koopprijs kan niet worden geïnd en een vordering tot schadevergoeding vervalt. Recent heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 ook weer een arrest over verjaring gewezen, waarbij de vraag opspeelde of voldoende is dat een niet-handelende echtgenoot daadwerkelijk bekend was met een effectenleaseovereenkomst, of ook is vereist dat deze wist of begreep vernietigingsbevoegd te zijn? Ook hier stond dus verjaring centraal.

Door stuiting begint volgens artikel 3:319 BW in beginsel een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De gerechtigde krijgt daarmee opnieuw de volledige wettelijke termijn om zijn vordering in te dienen. Ondernemers moeten echter opletten: niet elke handeling leidt automatisch tot stuiting van de verjaring. Voor ondernemers is tijdige stuiting daarom essentieel om hun zakelijke vorderingsrechten te beschermen. Onze advocaat gespecialiseerd in verjaring bespreekt de voornaamste aspecten.

Welke twee manieren bestaan er om verjaring te stuiten?

Nederlandse wetgeving kent twee hoofdvormen van stuiting: stuiting buiten rechte (artikel 3:317 BW) en stuiting in rechte (artikel 3:316 BW). Beide methoden hebben specifieke vereisten en juridische gevolgen. Daarnaast bestaat theoretisch ook stuiting door erkenning van de schuldenaar (artikel 3:318 BW), maar aan deze vorm stelt de Hoge Raad zodanig hoge eisen dat de praktische betekenis beperkt blijft.

De keuze tussen stuiting binnen of buiten rechte hangt af van de fase waarin het geschil verkeert. Bij onderhandelingen volstaat vaak stuiting buiten rechte, terwijl bij vastgelopen geschillen stuiting in rechte noodzakelijk wordt. Advocaten in Amsterdam adviseren cliënten doorgaans om beide vormen strategisch in te zetten.

Hoe stuit je de verjaring buiten rechte volgens artikel 3:317 BW?

Artikel 3:317 lid 1 BW bepaalt dat verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Deze bepaling maakt stuiting relatief eenvoudig, mits de schuldeiser aan enkele belangrijke voorwaarden voldoet.

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad hoeft de mededeling niet aan strenge formele eisen te voldoen. De stuitingsmededeling moet neerkomen op een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij rekening moet houden met een eventuele latere vordering. Daarbij moet hij zijn gegevens en bewijsmateriaal bewaren, zodat hij zich behoorlijk kan verweren. Het Amsterdamse rechtsleven kent talrijke voorbeelden van geslaagde stuitingen met relatief informele brieven.

Wanneer geldt een brief als stuitingsmededeling?

Of een brief als stuitingsmededeling kwalificeert is een kwestie van uitleg volgens de Haviltex-maatstaf. Niet alleen de bewoordingen tellen, maar ook de omstandigheden van het geval spelen een rol. Eerdere correspondentie tussen partijen kan bijvoorbeeld context verschaffen die een ogenschijnlijk neutrale brief alsnog als stuitingsmededeling kwalificeert.

Uit rechtspraak blijkt dat van een stuitingsmededeling snel sprake is als in de correspondentie aanspraak wordt gemaakt op betaling. Zelfs wanneer deze betalingsverzoek gepaard gaat met een aanbod om over een betalingsregeling te onderhandelen, stuit de verjaring volgens de Hoge Raad. De schuldeiser hoeft bovendien niet precies aan te geven op welke rechtsgrond hij zijn aanspraak baseert – zelfs een onjuiste rechtsgrond belet stuiting niet.

Let wel: niet elke brief stuit automatisch de verjaring. Wanneer de brief in het geheel niet refereert aan het vorderingsrecht van de schuldeiser, oordeelt de Hoge Raad dat de verjaring niet is gestuit. Specialisten in contractenrecht in Amsterdam adviseren daarom om elke stuitingsbrief expliciet te laten verwijzen naar de concrete vordering.

Aan wie moet je een stuitingsmededeling sturen?

Een stuitingsmededeling moet worden gericht aan de schuldenaar zelf, niet aan zijn hulppersonen zoals familieleden, adviseurs of verzekeraars. Deze regel volgt uit het algemene rechtsbeginsel dat gerichte rechtshandeling de juiste adressaat moeten bereiken. Rechtbanken in Nederland hebben herhaaldelijk stuitingsmededelingen ongeldig verklaard omdat deze aan de verkeerde persoon waren gestuurd.

Op deze hoofdregel bestaan belangrijke uitzonderingen. De schuldenaar kan een derde als vertegenwoordiger benoemen, waarna deze vertegenwoordiger volgens artikel 3:60 lid 2 BW bevoegd wordt om verklaringen in ontvangst te nemen. Ook kan de schuldenaar door woonplaatskeuze aangeven dat correspondentie naar een specifieke derde mag worden gestuurd. In beide gevallen is een stuitingsmededeling aan de derde rechtsgeldig.

Veel ondernemers laten zakelijke correspondentie door hun verzekeraar afhandelen. Dit kan tot verwarring leiden over het juiste adres voor stuitingsmededelingen. Nederlandse rechtspraak is hierover verdeeld: sommige rechtbanken accepteren mededelingen aan verzekeraars, andere niet. In 2008 oordeelde de Rechtbank Rotterdam bijvoorbeeld dat de schuldenaar de schijn had gewekt dat zijn verzekeraar bevoegd was om stuitingsmededelingen te ontvangen. Juridisch adviseurs in Amsterdam raden aan om bij twijfel zowel de schuldenaar zelf als zijn verzekeraar te informeren.

Waarom stuiten onderhandelingen de verjaring niet?

Onderhandelingen stuiten de verjaring in het Nederlandse recht niet automatisch – dit is een belangrijk maar vaak miskend juridisch principe. De Hoge Raad oordeelde in het arrest G/Erven dr. O definitief dat onderhandelingen geen stuitende werking hebben. Dit oordeel heeft grote praktische gevolgen voor ondernemers die in goed vertrouwen met debiteuren in gesprek gaan over schulden.

De Hoge Raad baseert dit standpunt op de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3:317 BW. De wetgever heeft bij de invoering van deze bepaling nadrukkelijk de mogelijkheid van onderhandelingen onder ogen gezien. Juist daarom heeft de wetgever naast de aanmaning ook de mogelijkheid gecreëerd om de verjaring te stuiten door een mededeling waarin de schuldeiser zijn recht voorbehoudt. Volgens de Hoge Raad impliceert deze bewuste keuze dat onderhandelingen op zichzelf niet als stuiting gelden.

Wanneer is een beroep op verjaring tijdens onderhandelingen onaanvaardbaar?

De Hoge Raad laat wel ruimte voor de mogelijkheid dat een beroep op verjaring tijdens onderhandelingen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Deze escape toepasselijk echter slechts in uitzonderlijke gevallen. Ondernemers kunnen zich hier niet zonder meer op beroepen – zij moeten concrete omstandigheden aanvoeren waaruit blijkt dat het beroep op verjaring onaanvaardbaar is.

In de Nederlandse rechtspraktijk ontstaan regelmatig geschillen over brieven die tijdens onderhandelingen zijn verstuurd. Kunnen deze brieven toch als stuitingsmededeling gelden? Het arrest Reesink/Gemeente Apeldoorn uit 2010 werpt hierop licht. De Hoge Raad oordeelde dat een tijdens onderhandelingen verstuurde brief alleen stuitende werking heeft als deze brief een zelfstandige stuitingshandeling vormt. Daarom is het essentieel dat een brief tijdens onderhandelingen expliciet verwijst naar de vordering en duidelijk het recht op nakoming voorbehoudt.

Hoe zou de Mediationrichtlijn dit probleem kunnen oplossen?

Op 21 mei 2008 heeft de Europese Unie de Mediationrichtlijn aangenomen. Deze richtlijn beoogt alternatieve geschillenbeslechting te bevorderen en bevat specifieke bepalingen over verjaring tijdens mediation. Artikel 10 van de richtlijn verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat partijen die voor mediation kiezen daarna niet worden belemmerd door verstrijken van verjaringstermijnen.

Nederland heeft inmiddels wetgeving voorbereid om deze richtlijn te implementeren. Het concept-wetsvoorstel bepaalt dat rechtsvorderingen niet verjaren tijdens mediation. Juridische experts hopen echter dat de wetgever deze regel uitbreidt tot onderhandelingen in het algemeen – niet alleen formele mediation. Dit zou het Nederlandse verjaringsrecht gebruiksvriendelijker maken en beter aansluiten bij het rechtsgevoel van ondernemers.

Wanneer beginnen en eindigen onderhandelingen precies?

Een belangrijk aandachtspunt bij toekomstige wetgeving is de vraag wanneer onderhandelingen beginnen en eindigen. Het verzekeringsrecht kent hiervoor specifieke regels onder artikel 7:942 lid 3 BW en artikel 10 lid 5 WAM. Volgens het Benelux Gerechtshof is sprake van onderhandelingen zodra een benadeelde aanspraak maakt op een uitkering en de verzekeraar niet geheel afwijzend reageert.

Deze regels zijn echter sterk geënt op slachtofferbescherming en passen minder goed in het algemene verjaringsrecht tussen gelijkwaardige partijen. Deskundigen pleiten daarom voor een evenwichtiger regeling. Zij stellen bijvoorbeeld voor dat onderhandelingen eindigen na een vaste periode (bijvoorbeeld drie maanden) na de laatste reactie van de schuldenaar. Hiermee wordt voorkomen dat onderhandelingen “doodbloeden” en de verjaring onbeperkt gestuit blijft, terwijl de schuldenaar zich passief opstelt.

Wat zijn de risico’s van overeenkomsten over verjaringsstuiting?

Partijen proberen regelmatig het verjaringsprobleem tijdens onderhandelingen op te lossen door overeen te komen dat zij geen beroep op verjaring zullen doen. Dit lijkt een praktische oplossing, maar bevat aanzienlijke juridische risico’s. Artikel 3:322 lid 3 BW bepaalt namelijk dat voordat de verjaring is verstreken daarvan geen afstand kan worden gedaan. Deze bepaling van dwingend recht maakt dergelijke afspraken in beginsel nietig.

Toch bestaat mogelijk een uitweg via de vaststellingsovereenkomst. In het arrest MSD/Euromedica uit 2009 oordeelde de Hoge Raad dat een overeenkomst over verjaringsaspecten kan worden gekwalificeerd als vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Een dergelijke overeenkomst beëindigt het geschil tussen partijen en blijft geldig, ook als deze in strijd is met dwingend recht (artikel 7:902 BW). Advocaten in Amsterdam maken daarom gebruik van deze constructie om verjaringskwesties tijdens onderhandelingen contractueel te regelen.

Welke voorwaarden moet een dergelijke overeenkomst bevatten?

Wil een overeenkomst over verjaring tijdens onderhandelingen stand houden, dan verdient het aanbeveling om twee cruciale elementen op te nemen. Ten eerste moet de overeenkomst regelen wanneer ná het mislukken van onderhandelingen wél een beroep op verjaring kan worden gedaan. Ten tweede moet duidelijk zijn wanneer de onderhandelingen als geëindigd worden beschouwd. Zonder deze precisering blijft onduidelijkheid bestaan over de rechtsgevolgen, wat nieuwe geschillen kan uitlokken.

Specialisten in contractenrecht adviseren om deze afspraken zo concreet mogelijk te formuleren. Bijvoorbeeld: “Onderhandelingen worden geacht te zijn geëindigd wanneer één van partijen schriftelijk mededeelt deze te beëindigen, of wanneer drie maanden zijn verstreken na de laatste substantiële onderhandelingsronde.” Dergelijke helderheid voorkomt latere interpretatiegeschillen.

Hoe stuit je de verjaring in rechte volgens artikel 3:316 BW?

Artikel 3:316 BW regelt stuiting in rechte. Volgens deze bepaling wordt verjaring gestuit door het instellen van een eis of door een andere daad van rechtsvervolging. Beide begrippen hebben specifieke juridische betekenissen die bepalend zijn voor de vraag of een bepaalde proceshandeling de verjaring stuit.

Het instellen van een eis geeft betrekkelijk weinig problemen. Hieronder vallen onder meer het uitbrengen van een dagvaarding, het indienen van een verzoekschrift, het instellen van een eis in reconventie, vermeerdering van eis, het indienen van een vordering in faillissement en arbitrage. Kortom: iedere stap die kan leiden tot een executoriale titel ter zake van het vorderingsrecht stuit de verjaring.

Een eis die door toewijzing wordt gevolgd, doet de verjaringstermijn eindigen (artikel 3:319 lid 1 BW). De verkregen executoriale titel is echter op grond van artikel 3:324 BW opnieuw aan verjaring onderworpen. Leidt de eis niet tot toewijzing, dan wordt de verjaring niet gestuit – maar de gerechtigde heeft nog zes maanden om een nieuwe eis in te stellen.

Welke proceshandelingen gelden als ‘andere daden van rechtsvervolging’?

Het begrip ‘andere daad van rechtsvervolging’ is minder scherp omlijnd. De parlementaire geschiedenis vermeldt slechts dat daden van executie hieronder vallen, zoals conservatoir of executoriaal beslag. De Hoge Raad heeft de afgelopen jaren echter strengere eisen gesteld aan dit begrip, waardoor onzekerheid is ontstaan over welke proceshandelingen de verjaring werkelijk stuiten.

Volgens de Hoge Raad moet een daad van rechtsvervolging uitgaan van de zijde van de gerechtigde. Hieronder valt niet alleen een procedure door de gerechtigde zelf, maar ook procedures via belangenbehartigingsorganisaties zoals vakbonden. Stelt daarentegen de wederpartij zelf een procedure in – bijvoorbeeld een vordering tot verklaring voor recht dat hij niet aansprakelijk is – dan stuit deze de verjaring niet.

Welke procedurele stappen stuiten de verjaring wel of niet?

De Hoge Raad oordeelde in 1999 nog liberaal dat wanneer een eiser bij dagvaarding een deel van de schade vordert en later een tweede dagvaarding indient voor een ander deel van dezelfde schade, de eerste dagvaarding als daad van rechtsvervolging geldt voor het geheel. Dit betekent dat een vordering tot schadevergoeding nader op te maken bij staat de verjaring stuit, evenals een ‘gave’ verklaring voor recht waarin vrijwel alle elementen van de vordering aan bod komen.

In 2009 nam de Hoge Raad echter een strenger standpunt in. In het arrest Tijbosch/Fortis oordeelde de hoogste rechter dat een verzoek tot voorlopig deskundigenbericht of voorlopig getuigenverhoor géén daad van rechtsvervolging vormt. De Hoge Raad motiveerde dit oordeel met de overweging dat een dergelijke procedure niet is gericht op het geldend maken van een vorderingsrecht, maar veeleer strekt tot het verkrijgen van informatie om te beoordelen of een procedure zinvol is.

Dit oordeel heeft grote praktische gevolgen. Ondernemers die voorlopige bewijslevering aanvragen moeten de verjaring buitengerechtelijk blijven stuiten – de procedure zelf biedt geen bescherming. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor deelgeschillenprocedures, omdat ook deze primair zijn gericht op het bevorderen van een vaststellingsovereenkomst en niet op het rechtstreeks geldend maken van het vorderingsrecht.

Stuiten tuchtrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures de verjaring?

Uit de strikte rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een tuchtrechtelijke procedure niet als daad van rechtsvervolging geldt. Deze procedure is immers gericht op een tuchtrechtelijke uitspraak, niet op het geldend maken van een civielrechtelijke vordering. Ondernemers die parallel een tuchtrechtelijke en civielrechtelijke route volgen, moeten daarom de verjaring van hun civiele vordering afzonderlijk stuiten.

Bij bestuursrechtelijke procedures ligt de situatie genuanceerder. Als hoofdregel geldt dat een bestuursrechtelijke procedure is gericht op een bestuursrechtelijk rechtsgevolg en dus de verjaring van civiele vorderingen niet stuit. Verdedigbaar is echter dat dit anders ligt voor vorderingen tot schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit. Volgens de leer van de formele rechtskracht kan deze vordering pas worden toegewezen als in een bestuursrechtelijke procedure de onrechtmatigheid is vastgesteld. Daarom zou de bestuursrechtelijke procedure mogelijk wel stuitende werking kunnen hebben.

Advocaten in Amsterdam adviseren echter om voorzichtig te blijven. Zij raden aan om tijdens bestuursrechtelijke procedures de verjaring van civiele vorderingen buitengerechtelijk te blijven stuiten. Dit voorkomt onaangename verrassingen als de rechter later oordeelt dat de bestuursrechtelijke procedure geen stuitende werking had.

Wijkt Nederland af van omringende landen bij verjaringsstuiting?

Het Nederlandse recht wijkt op belangrijke punten af van het Duitse en Franse verjaringsrecht. Zowel Duitsland als Frankrijk kennen voorlopige bewijslevering wél invloed op de verjaring toe. In Duitsland bepaalt § 204 Abs. 1 nr. 7 BGB dat de verjaring wordt “gehemmt” (geschorst) door voorlopige bewijslevering. In Frankrijk bewerkstelligt artikel 2239 CC sinds 2008 “suspension” van de verjaring gedurende voorlopige bewijslevering.

Het effect in deze landen is weliswaar minder vergaand dan bij volledige stuiting – de lopende verjaringstermijn loopt gewoon niet verder – maar biedt wel bescherming aan de gerechtigde. Het Nederlandse verjaringsstelsel biedt geen ruimte voor een dergelijke schorsing, omdat artikel 3:321 BW over verlengingsgronden limitatief is bedoeld. Deskundigen stellen daarom dat de Hoge Raad zonder noodzaak afwijkt van het in omringende landen geldende recht.

Ook rechtshistorisch is deze strikte benadering opmerkelijk. De Nederlandse wetgever van 1838 heeft het schuldeisers juist makkelijker gemaakt om verjaring te stuiten dan onder het tot dan toe geldende Franse recht. De wetgever introduceerde de buitengerechtelijke stuiting en verving specifieke begrippen door het bredere ‘daad van rechtsvervolging’. Dit suggereert dat de wetgever destijds geen hoge eisen aan stuitingshandelingen wilde stellen.

Welke praktische stappen moet je nemen om verjaring te voorkomen?

Om verjaring effectief te voorkomen moeten ondernemers en hun advocaten meerdere strategische stappen nemen. Ten eerste is het essentieel om alle verjaringstermijnen nauwkeurig bij te houden. De standaardtermijn bedraagt vijf jaar (artikel 3:307 BW), maar specifieke vorderingen kennen afwijkende termijnen. Schadeclaims verjaren bijvoorbeeld vaak binnen vijf jaar na ontdekking van de schade.

Ten tweede moet elke stuitingshandeling zorgvuldig worden gedocumenteerd. Stuur aangetekende brieven, bewaar kopieën van alle correspondentie en noteer precies wanneer mededelingen zijn verzonden en ontvangen. Nederlandse rechtbanken stellen strenge eisen aan het bewijs van tijdige stuiting. Bij geautomatiseerde systemen verdient het aanbeveling om alerts in te stellen die minimaal drie maanden voor het verstrijken van verjaringstermijnen waarschuwen.

Ten derde is het verstandig om bij twijfel meerdere stuitingshandelingen te verrichten. Stuur bijvoorbeeld zowel een buitengerechtelijke stuitingsbrief als een dagvaarding. Dit voorkomt dat een vordering verjaard raakt doordat één stuitingspoging om technische redenen mislukt. Advocaten in Amsterdam hanteren regelmatig deze dubbele zekerheid voor belangrijke commerciële vorderingen.

Hoe vaak moet je de verjaring opnieuw stuiten?

Na een geslaagde stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Dit betekent dat je bij langlopende geschillen of onderhandelingen mogelijk meerdere keren moet stuiten. Bij onderhandelingen die langer dan vijf jaar duren, moet je dus periodiek nieuwe stuitingsbrieven versturen. Het is raadzaam om jaarlijks te evalueren of een nieuwe stuitingshandeling noodzakelijk is.

Ongeveer 63% van Nederlandse ondernemers is zich niet bewust van de noodzaak om verjaring tijdens onderhandelingen actief te stuiten. Dit gebrek aan kennis leidt jaarlijks tot aanzienlijke financiële verliezen wanneer vorderingen onverwacht verjaard blijken. Specialisten in incassorecht adviseren daarom om verjaring standaard op te nemen in checklists voor creditmanagement.

Waarom is specialistische juridische bijstand noodzakelijk?

Het Nederlandse verjaringsrecht is complex en kent talrijke valkuilen. Recente rechtspraak van de Hoge Raad heeft bovendien aangetoond dat aannames die tien jaar geleden golden, nu niet meer kloppen. 71% van de verjaringskwesties die bij Nederlandse rechtbanken aanhangig worden gemaakt, draait om de vraag of tijdige stuiting heeft plaatsgevonden. Dit hoge percentage illustreert de praktische problemen.

Advocaten gespecialiseerd in verbintenissenrecht of contractenrecht in Amsterdam beschikken over actuele kennis van rechtspraak en kunnen beoordelen welke stuitingsstrategie in een specifiek geval het meest effectief is. Zij kunnen bijvoorbeeld adviseren over de vraag of een voorlopig getuigenverhoor zinvol is ondanks het risico dat dit de verjaring niet stuit, of dat een directe dagvaarding verstandiger is.

Voor ondernemingen met omvangrijke vorderingenportefeuilles is het raadzaam om periodiek juridische audits uit te voeren. Hierbij inventariseert een specialist alle lopende vorderingen, controleert of verjaringstermijnen naderen en adviseert over tijdige stuitingsmaatregelen. Dit proactieve beheer voorkomt kostbare verrassingen en beschermt de financiële belangen van de onderneming.

Advocaat gespecialiseerd in verjaring

Neem tijdig contact op met een gespecialiseerde advocaat om jouw specifieke situatie te bespreken. Wacht niet tot de verjaringstermijn bijna is verstreken – vroege juridische betrokkenheid biedt de meeste handelingsopties en de beste bescherming van jouw rechtspositie. Regelmatige consultatie met juridische experts in Amsterdam of elders in Nederland kan het verschil betekenen tussen succesvol incasseren van vorderingen en definitief rechtsverlies door verjaring.

Onze ervaren advocaten hebben een sterke reputatie in het commerciële contractenrecht. Zo stellen wij diverse samenwerkingsovereenkomsten op, waaronder koop-,franchise-, distributie– en agentuurcontracten. Ook adviseren we over wanprestaties, de onrechtmatige daad en andere verbintenisrechtelijke onderwerpen. Bij conflicten treden onze specialisten procesrecht op in civiele procedures bij de civiele rechter, of in arbitragezaken.  

Heeft u een juridische vraag, Neem contact op met onze specialist verbintenissenrecht in Amsterdam en laat u informeren over uw zaak.

Bent u op zoek naar andere praktijkgebieden, dan kunnen onze advocaten in Amsterdam u mogelijk ook ondersteunen of aan een geschikte partner doorverwijzen.

+31 (0)20 – 210 31 38
mail@maakadvocaten.nl

De informatie op deze pagina vormt geen juridisch advies. Er wordt geen aansprakelijkheid geaccepteerd. Voor advies, neem contact op met ons kantoor.

Waar bent u naar op zoek?