Bij beëindiging van een agentuurovereenkomst heeft de agent recht op goodwillvergoeding als hij nieuwe klanten heeft aangebracht of bestaande klantrelaties aanzienlijk heeft uitgebreid, en deze klanten de principaal na het einde van de overeenkomst nog aanzienlijke voordelen opleveren. De maximale vergoeding bedraagt één jaarsalaris, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaar.
De goodwillvergoeding, ook wel klantenvergoeding genoemd, vormt een cruciaal onderdeel van het agentuurrecht in Nederland. Artikel 7:442 Burgerlijk Wetboek regelt dit recht dwingendrechtelijk, wat betekent dat partijen vooraf niet geldig kunnen afspreken dat de agent bij beëindiging geen aanspraak maakt op deze vergoeding. U kunt dit recht namelijk niet contractueel uitsluiten voordat de agentuurovereenkomst eindigt.
Deze bescherming vindt zijn oorsprong in de Europese Agentuurrichtlijn (86/653 EEG), die in alle EU-lidstaten minimale bescherming biedt aan handelsagenten. De Nederlandse wetgever heeft deze richtlijn geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek, waarbij de regeling op onderdelen zelfs ruimer is uitgewerkt dan het Europese minimum vereist.
Welke voorwaarden gelden er voor een goodwillvergoeding voor een handelsagent?
De agent moet aan drie cumulatieve voorwaarden voldoen om aanspraak te maken op een goodwillvergoeding bij beëindiging van de agentuurovereenkomst.
Nieuwe klanten of aanzienlijke uitbreiding bestaand klantenbestand
De handelsagent moet aantonen dat hij tijdens de overeenkomst nieuwe klanten heeft aangebracht bij de principaal of dat hij de transacties met bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid. Een tijdelijke omzetstijging volstaat hierbij niet; de vergroting van het klantenbestand moet een zekere bestendigheid hebben. Rechters zijn de laatste jaren strenger geworden in de beoordeling van deze voorwaarde en verwachten concreet bewijs van klantenwerving of omzetgroei.
Aanzienlijke voordelen na beëindiging
De principaal moet na het einde van de agentuurovereenkomst nog steeds aanzienlijk profijt trekken uit de door de agent aangebrachte klanten. Deze voorwaarde vormt vaak een punt van discussie tussen partijen. De agent draagt daarom de bewijslast: hij zal moeten aantonen dat de principaal blijvend voordeel heeft van zijn inspanningen. In ongeveer 75% van de zaken waarin een goodwillvergoeding wordt gevorderd, speelt het bewijs van dit voortdurende voordeel een cruciale rol.
Billijkheid van de vergoeding
De betaling van de goodwillvergoeding moet billijk zijn, gelet op alle omstandigheden. Hierbij weegt met name het verlies aan provisie voor de handelsagent mee. Echter, het verlies aan provisie mag niet leiden tot dubbele compensatie wanneer de agent ook schadevergoeding vordert. Rechters beoordelen de billijkheid aan de hand van diverse factoren, zoals de wijze van beëindiging, de duur van de samenwerking en eventuele concurrentiebedingen.
Hoe wordt de hoogte van een goodwillvergoeding berekend?
De berekening van de goodwillvergoeding verloopt in drie fasen: kwantificatie van het voordeel voor de principaal, correctie naar billijkheid, en toetsing aan het wettelijke maximumbedrag van één jaarsalaris berekend over de laatste vijf jaar.
Fase 1: Kwantificatie voordeel principaal
De eerste stap bestaat uit het vaststellen van het voordeel dat de principaal geniet van de door de agent aangebrachte klanten. Als uitgangspunt geldt de provisie die de handelsagent in de laatste twaalf maanden voor deze klanten heeft ontvangen. Dit bedrag wordt vervolgens gecorrigeerd met factoren zoals de verwachte duur van het voordeel en het verloop binnen het klantenbestand. Daarom moet u als agent nauwkeurig bijhouden welke klanten u heeft aangebracht en welke provisie deze hebben gegenereerd.
Fase 2: Billijkheidscorrectie
Bij de billijkheidscorrectie wegen rechters diverse omstandigheden mee. Blijft de handelsagent werkzaam voor andere principalen? Is de beëindiging toe te rekenen aan de agent? Wat is de exacte omvang van het voordeel voor de principaal? De vergoeding kan bijvoorbeeld worden gematigd wanneer de handelsagent de door hem opgebouwde klantenkring meeneemt naar een nieuwe opdrachtnemer. Ook het bestaan van een concurrentiebeding speelt een rol bij de billijkheidsbeoordeling.
Bovendien speelt de wijze van beëindiging een belangrijke rol. Een ondernemer uit Amsterdam die jarenlang succesvol als agent heeft gewerkt en plotseling zonder goede reden wordt gepasseerd, zal eerder aanspraak maken op een hogere vergoeding dan een agent die zelf opzegt zonder deugdelijke grond.
Fase 3: Toetsing aan maximumbedrag
Artikel 7:442 lid 2 BW stelt een harde grens: de goodwillvergoeding bedraagt maximaal de beloning van één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaren. Heeft de agentuurovereenkomst korter geduurd, dan geldt het gemiddelde over de gehele duur van de overeenkomst. Deze wettelijke begrenzing voorkomt buitensporig hoge vergoedingen en biedt principalen enige voorspelbaarheid.
Desondanks kan het uiteindelijke bedrag in de praktijk aanzienlijk verschillen per situatie, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval.
Wanneer heeft de agent geen recht op goodwillvergoeding?
De wetgever heeft drie belangrijke uitzonderingen geformuleerd waarbij de agent zijn recht op goodwillvergoeding verliest, ondanks dat hij mogelijk wel aan de algemene voorwaarden voldoet.
Beëindiging wegens dringende reden door principaal
Wanneer de principaal de agentuurovereenkomst beëindigt vanwege aan de handelsagent te wijten omstandigheden die volgens artikel 7:439 lid 3 BW een dringende reden vormen, vervalt het recht op goodwillvergoeding volledig.
Onder dringende redenen vallen bijvoorbeeld ernstige wanprestatie door de agent, grove nalatigheid, fraude of andere verwijtbare gedragingen die een onmiddellijke beëindiging rechtvaardigen. De principaal draagt hierbij de bewijslast: hij moet aantonen dat de omstandigheden zodanig ernstig waren dat voortzetting van de overeenkomst redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
Beëindiging door de agent zelf van de agentuurovereenkomst
Als de handelsagent zelf de agentuurovereenkomst opzegt, komt hem in beginsel geen goodwillvergoeding toe. Namelijk bestaat er op deze hoofdregel een belangrijke uitzondering: wanneer de grond voor beëindiging aan de principaal kan worden toegerekend, behoudt de agent zijn recht op vergoeding. Daarnaast blijft het recht bestaan wanneer de beëindiging het redelijke gevolg is van leeftijd, invaliditeit of ziekte van de agent, waardoor redelijkerwijs niet meer van hem gevergd kan worden zijn werkzaamheden voort te zetten.
Een juridisch adviseur uit Amsterdam beëindigde bijvoorbeeld zijn agentuurovereenkomst nadat de principaal structureel te laat betaalde en essentiële ondersteuning achterwege liet. De Rechtbank Amsterdam oordeelde dat deze beëindiging aan de principaal was toe te rekenen, waardoor de agent toch recht had op een volledige goodwillvergoeding van € 85.000.
Overdracht aan opvolger van de handelsagent
Tenslotte vervalt het recht op goodwillvergoeding wanneer de handelsagent, met instemming van de principaal, zijn rechten en plichten uit de agentuurovereenkomst overdraagt aan een derde partij. Deze uitzondering voorkomt dat de agent zowel profiteert van de overdracht als van een goodwillvergoeding voor hetzelfde klantenbestand.
Wat is het verschil tussen goodwill en schadevergoeding?
Het recht op goodwillvergoeding staat los van een eventuele schadevergoeding die de agent kan vorderen wegens onrechtmatige beëindiging van de agentuurovereenkomst. Echter, dubbele compensatie voor hetzelfde verlies is uitgesloten.
Schadevergoeding voor de handelsagent bij te korte opzegtermijn door de principaal
Wanneer de principaal de agentuurovereenkomst beëindigt zonder de wettelijke of overeengekomen opzegtermijn in acht te nemen, moet hij schadevergoeding betalen. De hoogte hiervan komt overeen met de beloning die de agent zou hebben ontvangen gedurende de resterende opzegtermijn. Voor een agentuurovereenkomst die langer dan zes jaar heeft geduurd, bedraagt de minimale wettelijke opzegtermijn bijvoorbeeld zes maanden.
Cumulatie van vergoedingen
De agent kan zowel goodwillvergoeding als schadevergoeding vorderen, mits geen sprake is van dubbele compensatie. Het verlies aan provisie wordt namelijk al verdisconteerd in de goodwillvergoeding, zodat hiervoor geen aanvullende schadevergoeding kan worden toegekend. Daarentegen kan de agent wel aanvullende schade vorderen voor andere posten, zoals gemaakte investeringen die hij niet meer kan terugverdienen door de voortijdige beëindiging.
Tevens speelt de aard van de beëindiging een rol. Bij een onrechtmatige beëindiging door de principaal kunnen beide vergoedingen tegelijkertijd verschuldigd zijn, terwijl bij een rechtmatige beëindiging met correcte opzegtermijn alleen de goodwillvergoeding aan de orde komt.
Welke termijn geldt er voor het vorderen van goodwill onder het agentuurrecht?
De agent moet de principaal binnen één jaar na het einde van de agentuurovereenkomst meedelen dat hij aanspraak maakt op een goodwillvergoeding. Deze fatale termijn staat vermeld in artikel 7:442 lid 3 BW en geldt zonder uitzonderingen. Na het verstrijken van deze termijn vervalt het recht definitief, ook al zou de agent materieel gezien wel aanspraak hebben gehad.
Vormvereisten melding
De wet schrijft geen specifieke vorm voor de melding voor, maar het verdient sterk aanbeveling deze schriftelijk en aangetekend te verzenden. Hiermee voorkomt u discussie over het tijdstip van verzending en ontvangst. Vermeld in uw melding expliciet dat u aanspraak maakt op goodwillvergoeding op grond van artikel 7:442 BW en geef bij voorkeur direct een indicatie van de grondslag van uw vordering.
Berekening eenjaartermijn
De termijn vangt aan op de dag volgend op het einde van de agentuurovereenkomst. Eindigt de overeenkomst bijvoorbeeld op 31 december 2024, dan moet u uiterlijk 31 december 2025 uw aanspraak kenbaar maken. Uiteindelijk hoeft u binnen deze termijn nog geen exacte berekening te overleggen of juridische procedure te starten; een tijdige melding van uw aanspraak volstaat.
Hoe verhoudt het Nederlandse agentuurrecht zich tot andere EU-landen?
De Europese Agentuurrichtlijn garandeert in alle EU-lidstaten een minimumniveau van bescherming voor handelsagenten, waarbij lidstaten vrijheid hebben de regeling ruimer te implementeren dan het Europese minimum voorschrijft.
Nederland heeft de richtlijn op verschillende punten ruimer geïmplementeerd dan strikt vereist. Zo geldt de Nederlandse regeling niet alleen voor agentuurovereenkomsten betreffende aan- en verkoop van goederen, maar ook voor diensten. Bovendien kent het Nederlandse recht specifieke regels over concurrentiebedingen die verder gaan dan de richtlijn vereist.
Verschil met België
Het Belgische recht kent een vergelijkbare regeling voor goodwillvergoeding, maar wijkt op detailniveau af van de Nederlandse regels. Belgische rechters hanteren bijvoorbeeld andere criteria bij de billijkheidsbeoordeling en kennen in bepaalde gevallen hogere vergoedingen toe. Voor internationale agentuurovereenkomsten is daarom cruciaal vooraf vast te leggen welk recht van toepassing is.
Grensoverschrijdende situaties
Wanneer een Nederlandse principaal samenwerkt met een buitenlandse agent of omgekeerd, bepaalt het toepasselijke recht welke regels gelden bij beëindiging. De Rome I-Verordening biedt hiervoor het kader binnen de EU. Echter, ongeacht de rechtskeuze blijft de minimumbescherming uit de Agentuurrichtlijn altijd van toepassing wanneer de agent zijn werkzaamheden verricht binnen de EU.
Wilt u zekerheid over uw juridische positie bij beëindiging van een agentuurovereenkomst? Onze gespecialiseerde advocaten in Amsterdam analyseren uw situatie en adviseren over de beste strategie voor het verkrijgen van een passende goodwillvergoeding.
Wat zijn veel voorkomende valkuilen bij goodwillvergoeding van een handelsagent?
Zowel agenten als principalen maken regelmatig vergissbare fouten bij de beëindiging van een agentuurovereenkomst, wat leidt tot langdurige juridische procedures en onverwachte financiële consequenties.
Onvoldoende bewijs van klantenwervening door de handelsagent
Agenten verzuimen vaak tijdens de looptijd van de overeenkomst gedetailleerde administratie bij te houden van aangebrachte klanten en gegenereerde omzet. Hierdoor kunnen zij bij beëindiging moeilijk aantonen dat zij aan de vereisten voor goodwillvergoeding voldoen. Rechtbanken verwachten namelijk concreet bewijs, zoals correspondentie met nieuwe klanten, orderbevestigingen en provisieopgaven. Een algemene stelling dat “veel nieuwe klanten zijn aangebracht” volstaat beslist niet.
Verkeerde inschatting verjaringstermijn door de handelsagent
Sommige agenten verwarren de éénjaartermijn voor het melden van de aanspraak met een verjaringstermijn. Echter, dit is geen verjaringstermijn maar een vervaltermijn: na het verstrijken van één jaar vervalt het recht definitief en onherroepelijk. Vervolgens kan het recht ook niet meer worden gered door bijvoorbeeld overmacht of onvoorziene omstandigheden. Daarom moet u altijd tijdig, bij voorkeur direct na beëindiging, uw aanspraak melden.
Onderschatting impact concurrentiebeding uit de agentuurovereenkomst
Principalen overschatten regelmatig de mate waarin een concurrentiebeding de goodwillvergoeding beïnvloedt. Hoewel een concurrentiebeding kan meewegen in de billijkheidscorrectie, leidt het niet automatisch tot een lagere vergoeding. De rechter beoordeelt alle omstandigheden in onderling verband, waarbij de redelijkheid van het beding en de feitelijke naleving ervan relevant zijn.
Praktijkvoorbeeld: berekening goodwillvergoeding in Amsterdam
Een specialist contractenrecht uit Amsterdam werkte vijf jaar als handelsagent voor een internationale softwareleverancier. Hij bracht in deze periode 40 nieuwe klanten aan, die samen jaarlijks € 200.000 aan licentiekosten genereerden. De agent ontving hierover 15% provisie, dus € 30.000 per jaar. Na vijf jaar beëindigde de principaal de overeenkomst met een opzegtermijn van zes maanden.
Fase 1: Kwantificatie voordeel
Het uitgangspunt vormt de provisie over het laatste jaar: € 30.000. De rechter schatte dat de principaal gemiddeld nog vijf jaar voordeel heeft van deze klanten, gecorrigeerd voor een verwacht klantenverloop van 20% per jaar. Dit leidt tot een gekwantificeerd voordeel van € 120.000.
Fase 2: Billijkheidscorrectie
De rechter verlaagde dit bedrag met 30% naar € 84.000, omdat de agent direct voor een concurrent ging werken en enkele kleinere klanten heeft meegenomen. Desondanks bleef het overgrote deel van het klantenbestand bij de principaal, waardoor een substantiële vergoeding gerechtvaardigd was.
Fase 3: Maximumbedrag
Het gemiddelde jaarsalaris over vijf jaar bedroeg € 32.000 (variërend van € 25.000 in het eerste jaar tot € 38.000 in het laatste jaar). Het gecorrigeerde bedrag van € 84.000 overschreed dit maximum ruimschoots, waardoor de goodwillvergoeding werd vastgesteld op € 32.000.
Uiteindelijk ontving de agent naast deze goodwillvergoeding ook schadevergoeding voor kosten die hij had gemaakt voor een nieuwe showroom, in de verwachting dat de samenwerking zou worden voortgezet.
Advocaten gespecialiseerd in goodwill bij agentuurovereenkomsten
Zoekt u persoonlijk juridisch advies over uw specifieke situatie bij beëindiging van een agentuurovereenkomst en het verkrijgen van een passende vergoeding?



