Verticale prijsbinding, exclusiviteitsafspraken en gebiedsverdeling tussen leveranciers en distributeurs vallen onder het kartelverbod als ze de concurrentie merkbaar beperken. De Groepsvrijstellingsverordening voor verticale overeenkomsten biedt vrijstelling voor afspraken tussen partijen met een marktaandeel onder de 30%, mits hardcore beperkingen zoals vaste verkoopprijzen en absolute gebiedsbescherming ontbreken. Leveranciers mogen wel adviesprijzen hanteren, maximumprijzen stellen en actieve verkoop naar exclusieve gebieden verbieden.
Hoe beoordeelt de ACM afspraken tussen leveranciers en distributeurs?
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) beoordeelt verticale overeenkomsten primair op basis van artikel 6 Mededingingswet en artikel 101 VWEU. Afspraken tussen leveranciers en distributeurs zijn toegestaan wanneer ze niet leiden tot merkbare concurrentiebeperking of wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van de Groepsvrijstellingsverordening. Hierbij geldt een marktaandeeldrempel van maximaal 30% voor zowel leverancier als distributeur. Hardcore beperkingen zoals verticale prijsbinding en absolute gebiedsverdeling zijn echter categorisch verboden, ongeacht marktaandeel. De ACM heeft leveranciers in sectoren zoals babyproducten, elektronische sportapparaten en woninginrichting gewaarschuwd voor ongeoorloofde prijsafspraken, waarbij boetes van miljoenen euro’s werden opgelegd aan bedrijven zoals Samsung (€39 miljoen) en LG (€8 miljoen).
Welke afspraken over prijzen zijn toegestaan tussen leverancier en distributeur?
Een leverancier mag geen vaste of minimumverkoopprijs opleggen aan distributeurs, omdat dit de prijsconcurrentie tussen retailers uitschakelt. Zowel directe prijsbinding (“verkoop dit product voor €100”) als indirecte vormen—zoals het dreigen met leveringsstop bij prijsdumping of het koppelen van kortingen aan prijsniveaus—vallen onder deze verboden categorie.
Wel toegestaan zijn:
- Adviesverkoopprijzen zonder afdwingingsmechanisme
- Maximumverkoopprijzen, mits deze niet in de praktijk als vaste prijzen functioneren
- Tijdelijke vaste prijzen bij productintroducties of kortlopende promoties
- Verschillen in inkoopprijzen tussen online-only en offline-only distributeurs (geen dual pricing binnen dezelfde afnemer)
Het kartelverbod richt zich specifiek op afspraken die de distributeur beperken in zijn vrijheid om zelfstandig prijzen vast te stellen. De ACM heeft in 2024 verduidelijkt dat marktverdeling via prijsafspraken—waarbij bijvoorbeeld retailers in Amsterdam andere prijzen moeten hanteren dan in Rotterdam—eveneens verboden is.
Wanneer is dual pricing wel of niet toegestaan?
Dual pricing—het rekenen van verschillende groothandelsprijzen aan dezelfde distributeur voor online versus offline verkoop—vormt een hardcore beperking. Dit verbod geldt sinds de herziening van de Groepsvrijstelling in 2022. Een leverancier mag bijvoorbeeld niet een 10% hogere inkoopprijs vragen voor producten die een distributeur via zijn webshop verkoopt vergeleken met zijn fysieke winkel.
Daarentegen is het wel toegestaan om verschillende prijzen te hanteren tussen verschillende soorten afnemers, zoals pure webshops versus traditionele winkels. Het prijsverschil moet dan samenhangen met objectieve kostenverschillen in distributiekanalen—bijvoorbeeld lagere showroom-investeringen bij online-only retailers. De ACM beoordeelt hierbij of het prijsverschil proportioneel is aan daadwerkelijke kostenverschillen in voorraadbeheer, klantenservice en fysieke verkooppunten.
Leveranciers die showroominvesteringen willen stimuleren, kunnen distributeurs hiervoor een vaste vergoeding betalen in plaats van prijsverschillen te hanteren voor hetzelfde product bij dezelfde afnemer.
Wat zijn de regels voor gebiedsverdeling en exclusiviteit?
Exclusieve distributie—waarbij een leverancier per geografisch gebied of klantengroep een beperkt aantal distributeurs aanwijst—is in beginsel toegestaan onder de Groepsvrijstellingsverordening. De leverancier mag maximaal vijf distributeurs per gebied exclusief aanwijzen, waarbij het aantal in verhouding moet staan tot de grootte van het gebied en benodigde investeringen.
Welke beperkingen mag een leverancier opleggen aan exclusieve distributeurs?
De leverancier mag distributeurs verbieden actief te verkopen buiten hun toegewezen gebied. Actieve verkoop omvat gerichte marketingacties zoals:
- Directe mailings en e-mails naar klanten in andere gebieden
- Fysieke verkoopbezoeken buiten het toegewezen territorium
- Advertenties die specifiek gericht zijn op consumenten elders
- Landspecifieke domeinnamen en taalversies (behalve Engels)
Passieve verkoop mag nooit worden beperkt. Passieve verkoop ontstaat wanneer klanten op eigen initiatief contact opnemen met de distributeur, bijvoorbeeld via een generieke .com-website of na algemene online reclame. Een distributeur uit Den Haag moet dus klanten uit Amsterdam kunnen bedienen die uit eigen beweging bij hem bestellen, ook al heeft een andere distributeur exclusieve rechten voor Amsterdam.
Welke restricties op online verkoop zijn verboden?
Het kartelrecht beschouwt diverse online beperkingen als hardcore restricties:
- Een totaal verbod op internetverkoop
- Het opleggen van een vaste verhouding tussen online en offline omzet (bijvoorbeeld maximaal 25% online)
- Een volledig verbod op prijsvergelijkingswebsites, tenzij gebaseerd op objectieve kwaliteitscriteria
- Advertentiebeperkingen waarbij distributeurs niet mogen bieden op merknaam-gerelateerde zoektermen in hun gehele verkoopgebied
Wel toegestaan zijn:
- Verbod op verkoop via online marktplaatsen (zoals Amazon, Bol.com) ter bescherming van merkimago bij luxeproducten
- Kwaliteitseisen voor websites, zoals vereisten over productpresentatie en klantenservice
- Beperking van biedingen op merknaam-zoektermen uitsluitend in exclusieve gebieden van andere distributeurs
Het onderscheid tussen actieve en passieve online verkoop blijft cruciaal: een algemene webshop zonder geografische targeting vormt passieve verkoop en mag niet worden verboden.
Hoe werken non-concurrentiebedingen in distributieovereenkomsten?
Non-concurrentiebedingen beperken distributeurs in het voeren van concurrerende producten. Deze afspraken vallen onder de Groepsvrijstelling wanneer ze voldoen aan strikte voorwaarden omtrent duur, scope en marktaandeel.
Welke vormen van non-concurrentiebedingen bestaan er?
Het mededingingsrecht onderscheidt drie hoofdvormen:
1. Volledige non-concurrentie: De distributeur mag geen producten verkopen die concurreren met het assortiment van de leverancier. Deze beperking geldt maximaal vijf jaar bij overeenkomsten voor bepaalde tijd. Bij stilzwijgende verlenging moet de distributeur na vijf jaar daadwerkelijk kunnen heronderhandelen of zonder significante drempels kunnen opzeggen.
2. Exclusieve afnameverplichting: De distributeur neemt minimaal 80% van zijn totale behoefte aan het betreffende producttype af bij één leverancier. Deze kwantitatieve drempel bepaalt of sprake is van een non-concurrentiebeding in de zin van de Groepsvrijstelling.
3. Post-contractueel non-concurrentiebeding: Na beëindiging van de overeenkomst mag de distributeur tijdelijk geen concurrerende producten voeren. Deze beperking is toegestaan voor maximaal één jaar en uitsluitend voor het voormalige verkooppunt van de distributeur—niet voor andere locaties.
Wanneer vervalt de vrijstelling voor non-concurrentiebedingen?
De Groepsvrijstelling geldt niet automatisch voor non-concurrentiebedingen die:
- Langer dan vijf jaar duren zonder reële heronderhandelingsmogelijkheid
- Van toepassing blijven op meerdere verkooppunten na contractbeëindiging
- Betrekking hebben op producten buiten het oorspronkelijke leveringsassortiment
- Worden gecombineerd met andere beperkende afspraken die de 30%-drempel overschrijden
Franchiseovereenkomsten vormen een uitzondering: non-concurrentiebedingen mogen daar de volledige contractduur beslaan, omdat de franchisenemer gebruik maakt van know-how en handelsnaam van de franchisegever. Na beëindiging gelden echter dezelfde beperkingen als bij reguliere distributie.
Bij twijfel over de geldigheid moet de distributeur aantonen dat het beding onmisbaar is voor efficiëntieverbetering, een billijk deel van de voordelen toekomt aan consumenten, en voldoende concurrentie overblijft. Dit vereist objectieve marktanalyse en gedocumenteerde efficiëntiewinsten.
Welke sancties riskeren partijen bij overtreding van het kartelverbod?
Overtredingen van het kartelverbod leiden tot nietigheid van de betreffende contractbepalingen of zelfs de gehele overeenkomst. Daarnaast kunnen de ACM en Europese Commissie boetes opleggen tot 10% van de wereldwijde jaaromzet van de betrokken ondernemingen.
Hoe berekent de ACM boetes voor verticale prijsbinding?
De ACM hanteert bij boeteberekening een systematiek gebaseerd op de ernst van de overtreding, de duur en de omvang van de getroffen markt. Hardcore beperkingen zoals verticale prijsbinding kwalificeren als ernstige overtredingen met een verhoging van het basisbedrag tot 30%. De ACM berekent de boete als percentage van de relevante omzet (omzet van producten waarop de overtreding betrekking heeft) vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de overtreding duurde.
Bij verticale prijsbinding betrekt de ACM:
- Beïnvloedingsgraad: Hoe systematisch en dwingend was de prijsbinding?
- Marktdekkingspercentage: Welk deel van de distributeurs werd gebonden?
- Prijseffect: In welke mate werden prijzen kunstmatig verhoogd?
- Duur: Kortlopende overtredingen (< 1 jaar) krijgen lagere boetes
LG kreeg in 2023 een boete van €7,9 miljoen opgelegd voor prijsbeïnvloeding bij tv-verkoop gedurende drie jaar, waarbij 85% van de online retailers was betrokken. Samsung ontving eerder €39,5 miljoen voor vergelijkbaar gedrag over een langere periode met hogere marktdekking.
Kunnen benadeelde partijen schadevergoeding vorderen?
Distributeurs die schade lijden door onrechtmatige concurrentiebeperkingen kunnen op basis van artikel 6:193j BW schadevergoeding vorderen. Dit vereist aannemelijk maken van:
- Een definitieve vaststelling van de kartelovertreding door ACM of rechtbank
- Causaal verband tussen overtreding en geleden schade
- Concrete schadeposten zoals gederfde winst, extra kosten of verminderde marges
De bewijslast ligt bij de benadeelde partij, hoewel sinds implementatie van de Damages Directive in 2017 toegang tot bewijsmateriaal is vereenvoudigd. Schade door verticale prijsbinding manifesteert zich vaak als gemiste verkoopkansen door kunstmatig hoge prijzen of verlies van marktpositie aan concurrenten.
De verjaringstermijn bedraagt vijf jaar vanaf het moment dat de benadeelde partij bekend werd met de overtreding en de dader, met een absolute termijn van twintig jaar na de overtreding.
Hoe beoordeel je of een distributieovereenkomst voldoet aan de mededingingsregels?
Leveranciers en distributeurs kunnen zelf toetsen of hun overeenkomst voldoet aan het kartelverbod door een systematische analyse uit te voeren in vier stappen.
Stap 1: Bevat de overeenkomst een mededingingsbeperking?
Bepaal eerst of afspraken de vrijheid beperken van partijen om zelfstandig hun marktgedrag te bepalen. Mededingingsbeperkingen ontstaan bij:
- Beperkingen in prijsstelling (vast, minimum, korting-afhankelijk)
- Territoriale beperkingen (geografisch, per klantengroep)
- Afnameverplichtingen boven 80% van de behoefte
- Non-concurrentiebedingen tijdens of na de overeenkomst
- Beperkingen van online verkoop of advertentie-mogelijkheden
Let op: niet elke beperking is automatisch problematisch. De vraag is of de beperking merkbaar is en onder een verboden categorie valt.
Stap 2: Is sprake van een hardcore beperking?
Hardcore beperkingen maken de Groepsvrijstelling onmiddellijk ontoepasbaar op de gehele overeenkomst:
Verboden hardcore beperkingen:
- Vaste of minimum wederverkoopprijzen
- Dual pricing (verschillende groothandelsprijzen voor online/offline bij dezelfde afnemer)
- Absolute gebiedsbescherming (beperking passieve verkoop)
- Totaalverbod op internetverkoop
- Vaste online/offline omzetverhoudingen
- Algemeen verbod op prijsvergelijkingssites
Toegestane beperkingen:
- Adviesverkoopprijzen zonder sanctie
- Maximum verkoopprijzen
- Verbod actieve verkoop naar exclusieve gebieden
- Verbod online marktplaatsen bij luxeproducten
- Kwaliteitseisen voor webshops
Stap 3: Blijft het marktaandeel onder de 30%?
Bereken het marktaandeel op de relevante markt voor zowel leverancier (verkoopmarkt) als distributeur (inkoopmarkt). De 30%-drempel geldt cumulatief: beide partijen moeten afzonderlijk onder dit percentage blijven.
Bij marktafbakening zijn relevant:
- Productdimensie: Welke producten zijn substitueerbaar voor de consument?
- Geografische dimensie: Binnen welk gebied kunnen consumenten realistisch alternatieven kiezen?
- Tijdsdimensie: Veranderen marktaandelen significant binnen het boekjaar?
Overschrijding van 30% betekent niet automatisch een verbod, maar vereist individuele beoordeling onder de efficiëntie-uitzondering.
Stap 4: Voldoet de overeenkomst aan de efficiëntie-uitzondering?
Als de Groepsvrijstelling niet van toepassing is, kunnen partijen zich beroepen op artikel 101(3) VWEU. Dit vereist cumulatief:
1. Efficiëntieverbetering: De beperking moet leiden tot productie-, distributie- of technologische verbetering. Voorbeelden zijn bescherming tegen free-riding op service-investeringen, schaalvoordelen in distributie, of stimulering van markttoetreding.
2. Consumentenvoordeel: Minimaal een billijk deel van efficiency-winst moet consumenten bereiken via lagere prijzen, betere kwaliteit, groter aanbod of snellere levering.
3. Onmisbaarheid: De beperking moet strikt noodzakelijk zijn voor de efficiëntie. Minder beperkende alternatieven mogen niet beschikbaar zijn.
4. Restconcurrentie: Voldoende concurrentiedruk moet overblijven, zodat ondernemingen geprikkeld worden tot verdere verbeteringen.
De bewijslast voor deze vier voorwaarden ligt bij de partijen die zich op de uitzondering beroepen. Dit vereist gedocumenteerde marktanalyse, kostenberekeningen en bewijs van consumentenvoordeel.
Wat zijn de specifieke regels voor dual distribution?
Dual distribution ontstaat wanneer een leverancier zowel via distributeurs als rechtstreeks aan eindklanten verkoopt—bijvoorbeeld via een eigen webshop naast fysieke retailers. Deze constructie vereist extra waarborgen tegen ongeoorloofde informatie-uitwisseling.
Welke informatie-uitwisseling is toegestaan bij dual distribution?
De Groepsvrijstelling geldt uitsluitend voor informatie-uitwisseling die rechtstreeks verband houdt met uitvoering van de distributieovereenkomst en noodzakelijk is voor productie- of distributieverbetering. Toegestane informatie omvat:
- Productprestaties en technische specificaties
- Voorraadniveaus en levertijden
- Kwaliteitsklachten en productverbeteringen
- Algemene markttrends (niet klant-specifiek)
Verboden informatie-uitwisseling:
- Toekomstige verkoopprijzen of prijsstrategieën
- Klantspecifieke gegevens (namen, aankoopgeschiedenis, voorkeuren)
- Geplande promoties of kortingsacties
- Concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie zonder distributierelatie
Leveranciers moeten organisatorische maatregelen treffen: het interne team voor directe verkoop moet afgeschermd zijn van informatie die distributeurs verstrekken. Dit kan door separate IT-systemen, Chinese walls tussen afdelingen, en restrictieve toegangsrechten tot commerciële data.
Wat gebeurt er als dual distribution wordt gecombineerd met prijsafspraken?
Combinatie van dual distribution met prijsafspraken leidt vaak tot vermoeden van kartelvorming. De ACM onderzoekt dan of de leverancier informatie van distributeurs gebruikt om zijn eigen verkoopprijzen af te stemmen, of vice versa. Een voorbeeld: een leverancier die via zijn webshop dezelfde adviesprijzen hanteert als verplicht aan distributeurs, roept het vermoeden op van prijscoördinatie.
Het Super Bock-arrest van het Hof van Justitie verduidelijkte dat verticale prijsbinding vereist dat distributeurs bewust instemmen met opgelegde prijzen. Eenzijdige prijsadviezen zonder afdwinging vallen hier niet onder. Bij dual distribution is de grens echter smaller: actieve monitoring van distributeuren-prijzen met daaropvolgende “gesprekken” over prijsstelling kan als stilzwijgende prijsafspraak worden gekwalificeerd.
Welke marges krijgen leveranciers en distributeurs bij onderhandelingen?
Het contractenrecht vult mededingingsregels aan met bescherming tegen onredelijke bedingen en machtsmisbruik. Nederlandse rechtspraak biedt distributeurs beperkte bescherming bij contractbeëindiging, tenzij sprake is van een agentuurrelatie.
Wanneer is een distributeur een agent in mededingingsrechtelijke zin?
Een distributeur kwalificeert als agent wanneer hij als vertegenwoordiger van de leverancier (principaal) handelt en geen of minimale financiële en commerciële risico’s draagt. Relevante risico’s zijn:
- Voorraadrisico: Wordt de distributeur eigenaar van producten?
- Investeringsrisico: Doet hij marktspecifieke investeringen zonder compensatie?
- Klantrisico: Draagt hij risico van wanbetaling door eindklanten?
Op een distributeur die op commissiebasis werkt en voorraad mag retourneren, maar wel zelf investeert in een speciale showroom, website en producttraining zonder vergoeding, is het kartelverbod gewoon van toepassing. De investeringsrisico’s maken hem tot zelfstandige distributeur in plaats van agent.
Echte agentuurrelaties vallen buiten het kartelverbod omdat principaal en agent als één onderneming worden beschouwd. Nederlandse wetgeving beschermt agenten bij contractbeëindiging met specifieke vergoedingsregels die niet gelden voor distributeurs.
Hoe werken redelijke opzegtermijnen bij distributiecontracten?
Nederlandse wet kent geen vaste opzegtermijn voor distributieovereenkomsten. De rechter beoordeelt wat redelijk is op basis van:
- Duur van de samenwerking: Langere relaties rechtvaardigen langere opzegtermijnen
- Investeringen van distributeur: Specifieke investeringen in voorraad, training, marketing
- Aard van producten: Seizoensgebonden of technische producten vragen meer voorbereidingstijd
- Marktomstandigheden: Beschikbaarheid van alternatieve leveranciers
Een iconische zaak betrof een Frans wijnhuis dat na honderd jaar samenwerking opzegde. Het Hof oordeelde dat opzegging na zo’n lange periode een zwaarwegende reden vereist, ondanks formele opzegbevoegdheid in het contract. Distributeurs kunnen zich beroepen op redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW) om te lange opzegtermijnen aan te vechten of schadevergoeding te vorderen.
Verstandige contracten specificeren opzegtermijnen van 6 tot 12 maanden bij reguliere beëindiging, met kortere termijnen (1-3 maanden) bij contractbreuk of tekortschieten. Post-contractuele verplichtingen—zoals non-concurrentie, voorraadafname en klantenoverdracht—verdienen expliciete regeling.
