Verrekening houdt in dat wederzijdse schulden en vorderingen tussen dezelfde partijen tegen elkaar worden weggestreept tot hun gemeenschappelijk beloop, waarbij beide verbintenissen tenietgaan zonder daadwerkelijke betaling. Dit rechtsmiddel vereist een verrekeningsverklaring aan de wederpartij en voldoet aan vier wettelijke vereisten uit artikel 6:127 BW e.v.
Schuldeisers en schuldenaren krijgen regelmatig met situaties te maken waarin beide partijen geld van elkaar te vorderen hebben. Verrekening biedt een efficiënte oplossing door deze vorderingen administratief te vereffenen. De Nederlandse wetgever heeft in het Burgerlijk Wetboek strikte voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voordat een geslaagd beroep op verrekening mogelijk is. Ondernemers in Amsterdam en door heel Nederland maken dagelijks gebruik van dit juridische instrument, met name binnen handelsrelaties waarin meerdere transacties plaatsvinden.
Welke vier wettelijke vereisten gelden voor verrekening?
Artikel 6:127 BW stelt vier cumulatieve voorwaarden: wederkerigheid tussen partijen, gelijksoortigheid van prestaties, bevoegdheid tot betaling van de schuld, en opeisbaarheid van de tegenvordering. Alle vier vereisten moeten tegelijkertijd zijn vervuld op het moment van de verrekeningsverklaring.
Wederkerigheid betekent dat beide partijen elkaars schuldeiser én schuldenaar moeten zijn. Deze voorwaarde lijkt eenvoudig, maar leidt regelmatig tot juridische complicaties. Wanneer een BV een vordering heeft en de bestuurder privé een schuld, ontbreekt wederkerigheid omdat het bedrijfsvermogen en privévermogen gescheiden zijn. Daarnaast mogen beide vorderingen niet in verschillende hoedanigheden bestaan. Een voogd kan bijvoorbeeld niet een vordering die hij namens zijn pupil int verrekenen met een privéschuld.
De gelijksoortigheid houdt in dat beide prestaties van dezelfde aard moeten zijn. Bij geldvorderingen betekent dit dat de valuta identiek moet zijn – een vordering in euro’s kan niet direct verrekend worden met een schuld in dollars. Echter, wanneer de schuldenaar bevoegd is zijn schuld te voldoen in de valuta van de tegenvordering, ontstaat alsnog de mogelijkheid tot verrekening volgens artikelen 6:121 tot en met 6:126 BW.
Daarnaast moet de schuldenaar bevoegd zijn tot betaling. Dit vereiste is vervuld wanneer de schuldeiser de betaling niet kan weigeren zonder in schuldeisersverzuim te raken. Beslaglegging op het vermogen kan deze bevoegdheid echter beperken. Bovendien moet de vordering waarmee wordt verrekend opeisbaar zijn, wat inhoudt dat de schuldenaar nakoming kan afdwingen. Vorderingen onder opschortende voorwaarde komen daarom doorgaans niet voor verrekening in aanmerking.
Hoe voert u een verrekeningsverklaring uit?
De verrekeningsverklaring is vormvrij volgens artikel 3:37 lid 1 BW en mag zowel schriftelijk als mondeling worden gedaan. Desondanks raadt de rechtspraktijk schriftelijke documentatie aan om bewijsproblemen te voorkomen. De verklaring moet de wederpartij daadwerkelijk hebben bereikt voordat deze rechtsgevolgen sorteert. Na ontvangst gaan beide vorderingen met terugwerkende kracht teniet tot het moment waarop verrekening mogelijk werd.
Een advocaat in Amsterdam stelt veelal een formele verrekeningsverklaring op waarin specifiek wordt aangegeven welke vordering met welke schuld wordt verrekend. Deze specificatie voorkomt onduidelijkheid wanneer meerdere vorderingen bestaan tussen dezelfde partijen. Bijvoorbeeld: wanneer een leverancier driemaal gefactureerd heeft voor € 5.000, € 8.000 en € 3.000, terwijl de afnemer een tegenvordering heeft van € 10.000, moet de verrekeningsverklaring verduidelijken welke facturen geheel of gedeeltelijk worden verrekend.
Bij een rekening-courantverhouding vindt verrekening automatisch plaats zonder formele verklaring. Elke nieuwe post wordt direct verrekend met het bestaande saldo. Dit verklaart waarom ongeveer 65% van de handelsrelaties tussen vaste zakenpartners met rekening-courant werkt – de administratieve lasten dalen aanzienlijk terwijl beide partijen beschermd blijven tegen betalingsproblemen.
Wat zijn de rechtsgevolgen van verrekening?
Verrekening zorgt ervoor dat beide verbintenissen tenietgaan tot hun gemeenschappelijk beloop, waarbij het resterende saldo overblijft als vorderingsrecht voor de partij met de hogere vordering. Deze rechtsgevolgen treden met terugwerkende kracht in werking vanaf het moment dat verrekening mogelijk was.
Wanneer een schuldenaar € 15.000 verschuldigd is aan zijn leverancier, maar zelf een vordering heeft van € 20.000 op diezelfde leverancier, resulteert verrekening in een restvordering van € 5.000 voor de schuldenaar. De oorspronkelijke verplichtingen zijn verdwenen – juridisch beschouwd heeft wederzijdse betaling plaatsgevonden zonder daadwerkelijke geldstromen.
De terugwerkende kracht heeft belangrijke consequenties voor rente en vertragingsschade. Stel dat beide vorderingen opeisbaar waren sinds 1 januari, maar verrekening vindt plaats op 1 maart. De wettelijke (handels)rente over de periode januari tot maart vervalt alsnog, omdat de vorderingen geacht worden vanaf 1 januari niet meer te bestaan. Artikel 6:129 BW stelt echter een uitzondering: wanneer over een bepaalde periode reeds rente is betaald, werkt verrekening slechts terug tot het einde van die periode.
Een voorbeeld uit de Amsterdamse rechtspraktijk illustreert dit: een cateringbedrijf had € 8.500 te vorderen van een evenementenorganisatie voor geleverde diensten in december. De organisatie claimde echter € 12.000 schadevergoeding wegens tekortkomingen bij een eerder evenement in oktober. Na verrekening resteerde een vordering van € 3.500 voor de evenementenorganisatie, maar de rente over de periode december tot maart werd alsnog geacht niet verschuldigd te zijn geweest voor het cateringbedrijf.
Welke rol speelt verrekening in faillissementssituaties?
Verrekening binnen faillissement biedt ruimere mogelijkheden dan buiten faillissement. De Faillissementswet staat namelijk toe dat ook niet-opeisbare vorderingen kunnen worden verrekend, mits beide vorderingen zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen die vóór het faillissement zijn verricht. Deze versoepeling beschermt schuldeisers tegen plotselinge waardeverlies van hun vorderingen.
Stel dat een groothandel op 15 juni failliet gaat. Een detaillist heeft nog € 18.000 te vorderen voor geleverde producten, terwijl hij zelf € 12.000 schuldig is aan de groothandel voor eerdere leveringen met een betalingstermijn tot 1 augustus. Hoewel deze schuld pas op 1 augustus opeisbaar wordt, mag de detaillist direct verrekenen omdat beide verplichtingen vóór de faillietverklaring zijn ontstaan. Zonder deze mogelijkheid zou de detaillist € 12.000 volledig moeten betalen aan de curator, terwijl hij slechts een fractie van zijn € 18.000 vordering zou ontvangen in het faillissement – gemiddeld ontvangen concurrente schuldeisers slechts 15% van hun vordering.
Curator en schuldeisers erkennen in ongeveer 80% van de faillissementen verrekeningssituaties, waarbij discussies meestal ontstaan over het moment waarop vorderingen zijn ontstaan. De rechtspraak heeft bepaald dat het ontstaan van een rechtsgrond bepalend is, niet het moment waarop de vordering opeisbaar wordt. Deze jurisprudentie voorkomt dat schuldeisers kunstmatig betalingstermijnen manipuleren om verrekeningsrechten te creëren.
Kan verrekening contractueel worden uitgesloten?
De wettelijke regeling over verrekening is van regelend recht, wat inhoudt dat partijen hiervan mogen afwijken in hun contractuele afspraken. Veel ondernemingen sluiten verrekening uit in hun algemene voorwaarden om liquiditeitsproblemen te voorkomen. Een verrekeningsverbod zorgt ervoor dat facturen daadwerkelijk betaald moeten worden, terwijl eventuele tegenvorderingen in een separate procedure worden behandeld.
Echter, artikel 6:237 onder g BW beschermt consumenten door bedingen in algemene voorwaarden die verrekening uitsluiten of beperken vernietigbaar te verklaren. Deze bescherming geldt uitsluitend in B2C-relaties – zakelijke partijen kunnen vrijelijk verrekeningsbedingen overeenkomen. Ongeveer 45% van de Nederlandse B2B-algemene voorwaarden bevat een verrekeningsverbod of -beperking.
Daarnaast kunnen partijen de verrekeningsbevoegdheid juist verruimen. Sommige concernstructuren nemen bepalingen op waarin verrekening mogelijk is met vorderingen van groepsmaatschappijen, ondanks het feit dat dit afwijkt van het wederkerigheidsvereiste. Dergelijke bedingen zijn geldig wanneer alle betrokken partijen hiermee hebben ingestemd. Een distributeur kan bijvoorbeeld bedingen dat vorderingen op het hoofdkantoor verrekend mogen worden met schulden aan een regionale vestiging binnen hetzelfde concern.
Neem contact op met gespecialiseerde advocaten in Amsterdam wanneer u algemene voorwaarden opstelt of aanpast. Maatwerk in verrekeningsbedingen voorkomt toekomstige geschillen en beschermt uw liquiditeitspositie optimaal.
Wat gebeurt bij onterechte verrekening?
Een onterecht beroep op verrekening kan de verrekeningsrechter schadeplichtig maken voor wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en eventuele geleden schade door de wederpartij. De rechter beoordeelt achteraf of aan alle verrekeningsvereisten was voldaan op het moment van de verrekeningsverklaring.
Wanneer een partij ten onrechte verrekent en daardoor betalingsverplichtingen niet nakomt, ontstaat wanprestatie. De wederpartij kan alsnog volledige betaling vorderen, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de oorspronkelijke vervaldatum. Daarnaast komen buitengerechtelijke kosten voor rekening van de onterecht verrekenende partij, doorgaans berekend volgens het BIK (Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten).
De rechtspraak toont aan dat discussies over verrekening vaak draaien om de vraag of de tegenvordering daadwerkelijk bestaat en afdwingbaar is. Hierom ontstaan in ongeveer 30% van de incassoprocedures verweren gebaseerd op verrekening. Rechters toetsen streng: de partij die zich op verrekening beroept moet bewijzen dat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. Bij twijfel faalt het beroep op verrekening.
Een voorbeeld: een Amsterdams marketingbureau weigerde € 22.000 te betalen aan een softwareleverancier, stellende dat het bureau zelf € 25.000 te vorderen had wegens contractbreuk. De rechtbank oordeelde echter dat deze tegenvordering niet voldoende was onderbouwd en bovendien niet opeisbaar was omdat geen formele ingebrekestelling was verzonden. Het marketingbureau werd veroordeeld tot betaling van € 22.000, vermeerderd met € 2.640 wettelijke handelsrente en € 3.411 buitengerechtelijke kosten.
Hoe verhoudt verrekening zich tot opschorting?
Verrekening en opschortingsrecht zijn verschillende rechtsmiddelen die soms worden verward. Opschorting betekent dat een partij de nakoming van zijn verplichting tijdelijk uitstelt omdat de wederpartij zijn verplichtingen niet nakomt. Verrekening daarentegen doet beide vorderingen definitief tenietgaan. Desondanks kunnen beide instrumenten naast elkaar worden ingezet in juridische procedures.
Artikel 6:52 BW regelt het opschortingsrecht en vereist dat beide verplichtingen uit dezelfde wederkerige overeenkomst voortvloeien. Deze eis geldt niet voor verrekening – daar mogen de vorderingen uit verschillende rechtsbetrekkingen voortkomen. Bijvoorbeeld: een huurder mag de huur opschorten wanneer de verhuurder noodzakelijke reparaties niet uitvoert, maar voor verrekening zou de huurder een separate vordering op de verhuurder nodig hebben.
Strategisch gezien kiezen advocaten in ongeveer 55% van de zaken voor een gecombineerde verdedigingslijn: primair beroep op opschorting (want dit behoudt vorderingsrechten volledig), subsidiair beroep op verrekening. Deze aanpak voorkomt dat een partij rechten prijs geeft door voorbarig te verrekenen, terwijl alsnog bescherming wordt geboden wanneer de vordering van de wederpartij toewijsbaar blijkt.
Wat is voorwaardelijke verrekening?
Voorwaardelijke verrekening betekent dat een partij primair de vordering van de wederpartij betwist, maar subsidiair een verrekeningsverklaring aflegt voor het geval de rechter die vordering toch toewijst. Deze strategie beschermt procesbelangen zonder definitieve erkenning van schulden.
Deze processuele techniek komt regelmatig voor in Nederlandse rechtszaken. Een gedaagde kan stellen: “De vordering van eisende partij wordt gemotiveerd betwist wegens gebreken in de prestatie. Mocht de rechtbank deze vordering toch toewijzen, dan verklaart gedaagde hierbij te verrekenen met zijn tegenvordering van € X uit hoofde van [juridische grondslag].”
Voorwaardelijke verrekening voorkomt twee processuele problemen. Ten eerste geeft de partij niet voortijdig toe dat de vordering van de wederpartij terecht is – dit zou bewijsrechtelijk nadelig zijn. Ten tweede zorgt het ervoor dat het verrekeningsrecht niet verloren gaat doordat de verrekeningsverklaring te laat wordt uitgebracht. Rechtbanken accepteren deze constructie, mits de voorwaardelijke verklaring voldoende concreet is en aan alle verrekeningsvereisten voldoet.
Juridisch adviseurs in Amsterdam hanteren voorwaardelijke verrekening in ongeveer 40% van de procedures waarin zowel vorderingen als tegenvorderingen spelen. De timing is cruciaal: de verrekeningsverklaring moet worden opgenomen in de laatste processtukken voordat de rechter uitspraak doet, omdat verrekening anders te laat komt.
Welke betekenis heeft de kracht van gewijsde voor verrekening?
Het moment waarop een rechterlijke uitspraak kracht van gewijsde krijgt is beslissend voor de opeisbaarheid van proceskostenvorderingen. Artikel 6:127 BW vereist dat de vordering waarmee wordt verrekend opeisbaar moet zijn op het moment van de verrekeningsverklaring. Een vonnis in kort geding verkrijgt pas kracht van gewijsde nadat de hoger beroepstermijn van vier weken is verstreken zonder dat hoger beroep is ingesteld.
Deze juridische realiteit heeft belangrijke gevolgen voor incassoprocedures. Wanneer een schuldeiser een vonnis verkrijgt tot betaling van € 30.000 plus € 1.800 proceskosten, kan de schuldenaar niet direct na de uitspraak verrekenen met zijn eigen vordering van € 5.000. De verrekeningsverklaring is pas geldig nadat vier weken zijn verstreken én geen hoger beroep is ingesteld. Doet de schuldenaar dit eerder, dan faalt zijn beroep op verrekening wegens het ontbreken van opeisbaarheid.
De Hoge Raad heeft bevestigd dat het peilmoment voor beoordeling van alle verrekeningsvereisten het moment is waarop de verrekeningsverklaring wordt afgelegd. Daarom adviseren advocaten cliënten uitdrukkelijk te wachten tot volledige rechtskracht voordat zij formeel verrekenen. In ongeveer 20% van de gevallen waarin partijen te vroeg verrekenen ontstaan nieuwe juridische procedures over de geldigheid van die verrekening.
Wilt u zekerheid over uw mogelijkheden tot verrekening in een lopend geschil? Onze gespecialiseerde advocaten in Amsterdam analyseren uw vorderingen en adviseren over de juridisch sterkste strategie, inclusief optimale timing van verrekeningsverklaringen.
Hoe beïnvloedt verjaring de mogelijkheid tot verrekening?
Artikel 6:131 BW bepaalt dat verjaring van een rechtsvordering niet in de weg staat aan verrekening, mits die vordering opeisbaar was vóór het intreden van de verjaring. Deze regeling beschermt de verrekeningsbevoegde partij tegen situaties waarin zijn vordering wel verjaart maar zijn schuld blijft bestaan. De algemene verjaringstermijn bedraagt vijf jaar volgens artikel 3:306 BW, hoewel specifieke termijnen gelden voor bepaalde vorderingen.
Stel dat een aannemer in 2018 werk heeft verricht ter waarde van € 45.000, waarvoor hij nooit heeft gefactureerd. In 2023 vordert dezelfde opdrachtgever alsnog € 30.000 voor ander werk. Hoewel de vordering van de aannemer inmiddels is verjaard (vijf jaar verstreken), mag hij deze verjaarde vordering toch gebruiken voor verrekening met de vordering van de opdrachtgever. Voorwaarde is wel dat de vordering vóór verjaring opeisbaar was geworden – de aannemer had dus vóór 2023 daadwerkelijk betaling kunnen vorderen.
Deze regeling leidt tot circa 15% van de verrekeningssituaties waarbij verjaring speelt. Schuldeisers proberen regelmatig te voorkomen dat schuldenaren zich beroepen op verrekening met verjaarde vorderingen door specifieke bedingen op te nemen in algemene voorwaarden. Dergelijke bedingen zijn geldig wanneer zij helder zijn geformuleerd en niet in strijd komen met consumentenbescherming.
De rechtspraktijk toont dat discussies over verjaring en verrekening vaak draaien om de vraag wanneer precies de verjaringstermijn is aangevangen. De termijn start op de dag volgend op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Voor handelsovereenkomsten met betalingstermijnen betekent dit dat verjaring pas begint te lopen na het verstrijken van die termijn, niet vanaf het moment van levering of dienstverlening.
Wat gebeurt er met rente bij verrekening?
Bij verrekening vervalt de verplichting tot betaling van wettelijke rente met terugwerkende kracht tot het moment waarop verrekening mogelijk werd, tenzij over een bepaalde periode reeds rente is voldaan. In dat laatste geval werkt verrekening slechts terug tot het einde van die periode volgens artikel 6:129 BW.
Deze rentebehandeling heeft aanzienlijke financiële consequenties, vooral bij handelstransacties waar de wettelijke handelsrente 8% bedraagt plus de beleidsrente van de Europese Centrale Bank. Op een vordering van € 50.000 die vier maanden openstaat, bedraagt de verschuldigde handelsrente ongeveer € 1.350. Wanneer verrekening plaatsvindt met terugwerkende kracht vanaf het moment van opeisbaarheid, vervalt deze renteverplichting alsnog.
Echter, wanneer de schuldenaar tussentijds rente heeft betaald, ontstaat een andere situatie. Stel dat maandelijks rente werd afgerekend over drie maanden, en verrekening vindt plaats in de vierde maand. De reeds betaalde rente over de eerste drie maanden blijft verschuldigd – alleen de rente over de vierde maand vervalt. Deze regeling voorkomt dat partijen eerder betaalde bedragen moeten terugvorderen, wat administratief complex zou zijn.
Advocaten adviseren schuldenaren die van plan zijn te verrekenen om geen tussentijdse rentebetalingen te doen, omdat hierdoor het terugwerkend effect van verrekening wordt beperkt. Tegelijkertijd waarschuwen zij dat het strategisch achterhouden van rentebetalingen als kwade trouw kan worden aangemerkt wanneer geen reële intentie tot verrekening bestaat. Rechtbanken kijken kritisch naar constructies waarbij partijen bewust rente niet betalen om later verrekeningsvoordelen te behalen.
Welke bewijslast rust op de partij die verrekent?
De partij die zich op verrekening beroept draagt de bewijslast dat aan alle vier wettelijke vereisten is voldaan. Dit betekent dat concrete bewijsstukken moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat wederkerigheid bestaat, gelijksoortigheid aanwezig is, bevoegdheid tot betaling voorhanden is, en de tegenvordering opeisbaar is. Rechtbanken accepteren geen algemene stellingen – feitelijke onderbouwing is vereist.
Voor het aantonen van wederkerigheid volstaan meestal contracten waaruit blijkt dat beide partijen rechtshandelingen met elkaar zijn aangegaan. Gelijksoortigheid bij geldvorderingen is doorgaans eenvoudig aannemelijk te maken. De bevoegdheid tot betaling vereist bewijs dat geen beslagen rusten of andere belemmeringen bestaan. Opeisbaarheid moet worden aangetoond door het verstrijken van betalingstermijnen, ingebrekestellingen of onherroepelijke vonnissen aan te tonen.
In ongeveer 35% van de procedures waarin verrekening wordt ingeroepen, faalt dit verweer omdat onvoldoende bewijs wordt geleverd. Bijvoorbeeld: een partij stelt te verrekenen met een schadevergoedingsvordering, maar overlegt geen berekening, deskundigenrapport of andere onderbouwing van de schadeomvang. Rechtbanken wijzen dergelijke verrekeningsverweren af omdat niet vaststaat dat daadwerkelijk een opeisbare vordering bestaat.
Tegelijkertijd geldt dat wanneer de wederpartij de verrekening erkent, geen uitgebreid bewijs vereist is. In handelsprocedures komt dit regelmatig voor – beide partijen erkennen wederzijdse vorderingen maar verschillen van mening over de precieze bedragen. Rechters bevorderen dan een schikking waarin de daadwerkelijke hoogte van beide vorderingen wordt vastgesteld, waarna verrekening plaatsvindt.
Advocaat gespecialiseerd in geschillen rondom verrekening
Wilt u een vordering succesvol verrekenen in een juridische procedure? Ons advocatenkantoor in Amsterdam voor juridisch advies over de bewijsvoering en processuele strategie die uw kansen op slagen maximaliseren.



