De aansprakelijkheid van een producent blijft vaak de gemoederen bezighouden. Het jaar 2020 biedt direct een noemenswaardig arrest van de Hoge Raad ter zake aansprakelijkheid van een producent voor machines en (onder meer) veiligheidsnormen onder de productregelgeving (Machinerichtlijn en ATEX-Richtlijn). Deze zaak gaat in de kern over een gebrekkige en een (door interne oververhitting) ontplofte elektrische (soldeer)machine en de aansprakelijkheid van een producent in dat kader.
producent aansprakelijk?
De meest prangende vraag die voorligt is of de producent (op grond van onrechtmatige daad) aansprakelijk is voor de geleden schade, hoofdzakelijk de verwoesting van een (aangrenzend) pand door deze ontstane brand. Deze zaak biedt voor onze praktijk (advocaten voor spelers binnen op de maakindustrie) interessante inzichten over de stelplicht en bewijslast bij de aansprakelijkheid van een producent (hier over de zogenoemde omkeringsregel), ontwerpfouten, veiligheidsnormen en een beoordeling aan de Machinerichtlijn en ATEX-richtlijn. Onze advocaat CE-markering en Aansprakelijkheid bespreekt de feiten van de zaak en de voornaamste aspecten waar deze kwestie (juridisch) scharniert.
Aansprakelijkheid DUITSE PRODUCENT
Producent ATF GmbH heeft een soldeermachine van het model “Wave Soldering System ATF 11.25” geproduceerd en in maart 2002 in het verkeer gebracht. Met deze soldeermachine worden elektrische componenten op een printplaat gesoldeerd. Met behulp van een loopband voert de printplaat door de verschillende gedeelten van de soldeermachine. In het zogeheten spraygedeelte wordt onder druk vernevelde flux aangebracht op het te solderen oppervlak. Aansluitend ondergaat de printplaat een warmtebehandeling, waarna hij naar een bak met vloeibare tin (het ‘soldeerbad’) wordt gevoerd. Na afkoeling is het soldeerproces afgerond. Op het moment van produceren beschikte de soldeermachine over 1 afzuigpunt ter plaatse van het soldeerbad. Flux bestaat voor 80% uit de zeer vluchtige en brandbare stof isopropanol. De flux wordt vanuit een onder in de soldeermachine geplaatste voorraadtank naar een daar schuin boven gelegen fluxbad gepompt. Het fluxbad is voorzien van een overloop met terugvoer naar de voorraadtank. Onder de voorraadtank bevindt zich een open lekbak.
KOOPOVEREENKOMST met Duitse GmbH
Een Nederlandse vennootschap heeft in 2006 een soldeermachine bij ATF gekocht. De directeur van de Nederlandse koper heeft de soldeermachine op 20 december 2006 voor het eerst operationeel in gebruik genomen. Vanwege ‘onvoldoende soldering’ is op advies van een monteur van de leverancier het zogeheten fluxbad handmatig bijgevuld. De tweede soldeergang verliep goed. Kort nadat een derde soldeergang in werking was gezet, is in de soldeermachine brand ontstaan. Het gevolg van deze brand is desastreus gebleken: de bedrijfsruimte van de Nederlandse onderneming en de daaraan verbonden woning (van de directeur) zijn volledig verwoest.
AANSPRAKELIJKHEID ATF: PROCEDURE BIJ DE RECHTBANK
De verzekeraar – die de directeur van het bedrijf heeft vergoed – is een civiele procedure voor de rechter gestart voor de uit de brandschade voortvloeiende schade (ca. 8 ton). De grondslag van de vordering is een onrechtmatige daad, inhoudende dat ATF onrechtmatig heeft gehandeld jegens de koper als gebruiker van de soldeermachine. Dit door als fabrikant een machine in het verkeer te brengen die door een ontwerpfout niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed en bij normaal gebruik schade veroorzaakte. Volgens de verzekeraar is de ontwerpfout erin gelegen dat de voorraadtank met flux en de lekbak niet fysiek waren gescheiden van de rest van de machine en niet waren voorzien van een separate afzuiging om te voorkomen dat vrijkomende fluxdampen langs het hete oppervlak van de droogsectie en het soldeerbad zouden worden gezogen met het risico van zelfontbranding.
RECHTBANK WIJST VORDERING AF (GEEN AANSPRAKELIJKHEID PRODUCENT)
De rechtbank heeft de vordering van de verzekeraar afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brand is ontstaan als gevolg van een opeenstapeling van bedieningsfouten van de bediener, die niet kunnen worden aangemerkt als een ‘redelijkerwijs voorspelbaar verkeerd gebruik of een te voorziene abnormale omstandigheid waarmee ATF rekening had behoren te houden, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de soldeermachine niet de veiligheid bood die men daarvan mocht verwachten’.
HOGER BEROEP: GERECHTSHOF BEKRACHTIGT VONNIS RECHTBANK (GEEN AANSPRAKELIJKHEID PRODUCENT)
Het gerechtshof heeft in het eerste tussenarrest voorshands aangenomen dat de brand mede is veroorzaakt door de grote hoeveelheden vrijkomende fluxdampen uit de lekbak.
Het hof heeft aansluitend een deskundige aangezocht en hieraan de vragen voorgelegd of:
- de soldeermachine ten tijde van het in het verkeer brengen daarvan, mede gelet op de toepasselijke regelgeving, voldoende veilig was?
- of de wijze van bijvullen door de betrokkene te beschouwen is als redelijkerwijs te verwachten gebruik?
- wat de invloed is geweest van het feit dat de machine vlak voor de installatie is gewijzigd door vervanging van de soldeerpot door een exemplaar dat geschikt is voor loodvrije soldeer? En verder,
- of de deskundige de aanname van het hof over de oorzaak van de brand juist acht?
Op grond van voormelde beschouwing van de deskundige is het hof van oordeel dat de vervanging van de soldeerpot een wezenlijke wijziging van de soldeermachine betrof. In de kern moest hier een soldeerpot worden vervangen door een soldeerpot geschikt voor loodvrij soldeer. De smelttemperatuur ligt hoger dan die van loodhoudend soldeer. Dit leidde ertoe dat de zogeheten soldeerpot als de printplaat hoger moesten worden voorverwarmd. De temperatuur die het verwarmingselement bereikt zal altijd hoger moeten zijn dan de temperatuur die het te verwarmen medium moet verkrijgen en dit stond niet meer in de goede verhouding tot elkaar. Gelet op de zelfontbrandingstemperatuur van flux kunnen de verwarmingselementen leiden tot ontbranding van deze fluxdampen. Het hof stelt vast dat de verwarmingselementen de fluxdampen hebben ontstoken zodra de temperatuur in de machine door de verwarmingselementen hoger werd dan de zelfontbrandingstemperatuur van de fluxdampen.
CE-MARKERING, SUBSTANTIËLE WIJZIGING MACHINE EN DE MACHINERICHTLIJN
Onze advocaat CE-markering Martin Krüger wordt vaker de vraag voorgelegd of er bij het aanpassen van machines sprake is van een “substantiële wijziging”. Niet alleen in onderhavige zaak met een soldeermachine, maar ook bij software aanpassingen zien we dit terug en fixeert de discussie zich op de vraag of er sprake is van een substantiële wijziging. Wanneer sprake is van een substantiële wijziging, zou – kort samengevat – de conformiteitsprocedure opnieuw moeten worden doorlopen.
MACHINERICHTLIJN EN NIEUWE CE-MARKERING?
Wat voor het in gebruik nemen van de machine had moeten gebeuren is een nieuwe risicoanalyse en controle op de essentiële gezondheids- en veiligheidseisen én bij een dergelijke substantiële wijziging had voor het in gebruik nemen een nieuwe (!) een CE-markering moeten plaatsvinden. De discussie over de vraag wat wel/niet een ‘substantiële wijziging’ is, is niet altijd even eenvoudig.
SUBSTANTIËLE WIJZIGING, OORZAAK EN STELPLICHT
In deze zaak over de aansprakelijkheid van een producent komt het hof tot het oordeel dat er wél sprake is van een substantiële wijziging, maar niet kan worden uitgesloten dat de substantiële wijziging van de machine, die niet door ATF is verricht, de oorzaak van de brand in de machine is geweest. Dit bezien (en tot de kern samengevat), overweegt het hof dat de schade toegebrachte partij (de verzekeraar) niet heeft gesteld en dat ook niet is gebleken dat, voordat de soldeerpot werd vervangen, de temperaturen in de machine opliepen tot het zelfontbrandingspunt van fluxdampen. Voorts overweegt het hof dat van ATF niet mocht worden verwacht dat zij bij het ontwerp en in het verkeer brengen van de soldeermachine rekening hield met een wijziging van de soldeermachine door een derde die tot gevolg zou hebben dat de temperaturen in de machine zouden oplopen tot het zelfontbrandingspunt van fluxdampen. Het hof concludeert dat – gelet op voorgaande overwegingen – geen oorzakelijk verband wordt vastgesteld tussen het ontwerp van de machine door ATF en het ontstaan van de brand in 2006.
CASSATIE | HOGE RAAD OVER ONTWERPFOUT EN (ANTICIPEREN OP) SUBSTANTIËLE WIJZIGING
Deze zaak over de aansprakelijkheid van een producent komt bij de Hoge Raad. Tot de kern teruggebracht wordt een aantal bezwaren (middelen) tegen het oordeel van het hof aangevoerd, strekkende tot het gevolg dat dit arrest zou moeten worden vernietigd (en moet worden terugverwezen naar een ander hof). De middelen houden samengevat in dat:
- het hof in zijn oordeel dat geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen het in het verkeer brengen van de soldeermachine door ATF en de brand, onvoldoende heeft gemotiveerd. Dit omdat het hof in het geheel niet is ingegaan op de stelling van de verzekeraar dat de machine bij het in het verkeer brengen een ‘ontwerpfout’ bevatte en niet aan de geldende veiligheidseisen voldeed doordat de inrichting van de machine niet voorkwam dat de vrijgekomen fluxdampen langs het hete oppervlak van de machine werden gezogen. Volgens het onderdeel heeft de deskundige deze stellingname in zijn rapport onderschreven;
- dat het geen het hof in zijn arrest heeft overwogen over de oppervlaktetemperaturen in de machine voor en na de wijziging, onverlet laat dat de machine, juist met het oog op het risico van ontbranding/ontploffing van fluxdampen, zo had moeten zijn ontworpen dat de dampen in het geheel niet in contact konden komen met de verwarmingselementen en dat, anders dan het hof in heeft overwogen, ATF vanwege dat risico ook rekening had behoren te houden met een wijziging die tot verhoging van de temperaturen in de machine zou leiden;
- dat uit het deskundigenbericht en de stellingen van de verzekeraar niet blijkt dat de temperaturen in de machine voor de wijziging reeds opliepen tot de zelfontbrandingstemperatuur van flux.
HOGE RAAD: MACHINE IN STRIJD MET MACHINERICHTLIJN EN ATEX-RICHTLIJN
De door het hof benoemde deskundige heeft in zijn rapport aangegeven dat het feit dat ten tijde van het in het verkeer brengen van de soldeermachine de verwarmingselementen daarvan niet waren afgeschermd tegen fluxdampen, impliceert dat de machine niet was beschermd tegen intern ontploffingsgevaar.
Het is op deze basis dat de machine niet voldeed aan de destijds hier toepasselijke Europese richtlijn 98/37/EG (de Machinerichtlijn) en de verwarmingsunit van de machine niet voldeed aan de hier toepasselijke Europese richtlijn 94/9/EG (de ATEX-richtlijn).
Hieruit kan geen andere conclusie worden afgeleid dat de deskundige de stelling van de verzekeraar onderschrijft dat de soldeermachine gebrekkig was en niet aan de toepasselijke veiligheidseisen voldeed, doordat de fluxdampen in aanraking konden komen met de verwarmingselementen.
HOGE RAAD: VOORAFGAAND AAN VERVANGING ONDERDEEL WAS GEBREK AANWEZIG
Aanvullend stelt de Hoge Raad dat de substantiële wijziging van de soldeerpot hier niet is waar de zaak (in de eerste plaats) scharniert. In lijn met de deskundige over de temperaturen in de machine, deelt de Hoge Raad de visie dat het gebrek veel meer wijst in de richting dat voorafgaand aan de vervanging van de soldeerpot, de temperatuur van de verwarmingselementen ook al kon oplopen tot de zelfontbrandingstemperatuur van flux. Wanneer dat niet zo zou zijn had dit van het hof een nadere motivering behoefd. De verhoging van de ingestelde temperatuur was verder tamelijk gering ten opzichte van de veel hogere temperatuur die de verwarmingselementen moesten bereiken om de flux tot ontbranding te kunnen brengen, en was zelfs zeer gering ten opzichte van de oppervlaktetemperatuur die verwarmingselementen volgens de deskundige kunnen bereiken. Kortom, het ontbreken van het causaal verband is onvoldoende gemotiveerd tussen het ontwerp van de soldeermachine door ATF en hert ontstaan van de brand.
Advocaat over OMKERINGSREGEL en onrechtmatige daad
Bij de Hoge Raad wordt ten slotte aangevoerd dat de zogeheten omkeringsregel van de bewijslast zou moeten worden toegepast. Het beroep op deze omkeringsregel houdt in dat het aan de partij is waartegen de aanspraak geldt, om te stellen en te bewijzen dat de geleden schade ook zonder zijn gedraging zou zijn ontstaan. Kortom, dat geen oorzakelijk verband bestaat tussen de schade en gedraging. De producent dient derhalve te stellen en bewijzen dat de schade komt door de substantiële wijziging (buiten ATF om) en niet door de vastgestelde ontwerpfout. Hiermee kan de aansprakelijkheid van een producent dan worden afgewend.
De verzekeraar stelt dat ATF de normen zou hebben geschonden welke voortspruiten uit de Machinerichtlijn en de ATEX-richtlijn. Deze norm zou er in er in de kern op neerkomen dat de verwarmingselementen in een soldeermachine als deze moeten zijn afgeschermd tegen brandbare dampen (hier flux). Deze norm beoogt bescherming te bieden tegen het risico/gevaar van een ontbranding.
Zoals is vastgesteld door de ingeschakelde deskundige komt de brand voort uit een interne ontploffing. Onder die omstandigheden kon het hof volgens de Hoge Raad niet de vordering afwijzen op het enkele feit dat niet kan worden uitgesloten dat de wijziging van de machine de oorzaak van de brand in de machine is geweest. Op basis daarvan had het hof, als er nog onzekerheid bestond over het zogeheten causale (condicio sine qua non-) verband tussen de schending van de norm en de schade, deze omkeringsregel dienen toe te passen, zodat ATF had moeten bewijzen dat de schade niet door de ontwerpfout is ontstaan. To be continued!
Advocaat gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht
Wilt u meer advies inwinnen over productaansprakelijkheid, aansprakelijkheid in algemene zin, of heeft u een andere vraag over productregelgeving, neemt u dan contact op met onze advocaat gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht, Remko Roosjen.