Meteen naar de inhoud

Aanvang verjaringstermijn bij een vordering tot schadevergoeding

In een recent arrest van de Hoge Raad is opnieuw ingegaan op de vraag wanneer de aanvang van de verjaringstermijn bij een vordering tot schadevergoeding gaat lopen. Wanneer een vordering is verjaard kan er geen juridisch afdwingbare verbintenis meer ontstaan met betrekking tot een schadeaanspraak. Onze procesadvocaten ontvangen vaker de vraag wanneer een vordering is verjaard en/of een vordering nog kan worden ‘gestuit’.  De aanvang van een verjaringstermijn bij een vordering tot schadevergoeding kan onder bepaalde omstandigheden complex zijn om vast te stellen. De specifieke omstandigheden van het geval spelen daarbij een belangrijke rol.

Wanneer verjaart een vordering tot vergoeding van schade?

Op basis van het Burgerlijk Wetboek verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. In ieder geval verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade (of tot betaling van een boete) door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis wanneer de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden.

Het gaat daarbij dus om een daadwerkelijke bekendheid en niet om een enkel vermoeden van schade of van welke persoon voor de schade aansprakelijk is. Dat is onvoldoende en is vaste rechtspraak van de Hoge Raad.

Stuiting van een vordering

Om een verjaringstermijn te verlengen kan de vordering worden gestuit. De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een zogeheten schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.

Onze advocaten procesrecht zullen wanneer een verjaringstermijn dreigt, te allen tijde adviseren een stuitingsbrief te sturen en hierbij te ondersteunen.  

Civiele procedure over verjaring

In de procedure bij de Hoge Raad (dit zag op een echtscheiding maar de conclusie kan in een breder verband gelden) speelde op dat onrechtmatig is gehandeld en dat de schuldenaar wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die daardoor is geleden. In cassatie bij de Hoge raad gaat het enkel over de vraag of de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde is verjaard door het verstrijken van de vijfjaarstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW.

De Hoge Raad over de verjaring en subjectieve vs. objectieve toetsingsmaatstaf

In cassatie wordt erover geklaagd dat het hof in de eerdere instantie ten onrechte een objectieve maatstaf heeft gehanteerd voor bekendheid met de schade in de zin van art. 3:310 lid 1 BW.

Dit is in de visie van de Hoge Raad onjuist.

“Art. 3:310 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon aldus worden opgevat dat het hier gaat om een daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade dan wel het enkele vermoeden welke persoon voor de schade aansprakelijk is, niet volstaat. De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Het antwoord op de vraag op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen, is afhankelijk van de relevante omstandigheden van het geval.”

Gerechtshof hanteerde onjuiste maatstaf bij de vraag over de verjaring

De Hoge Raad oordeelt dat tegen deze rechtsregel het hof een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. Het hof had de aanvang van de verjaringstermijn namelijk geënt op wat men ‘redelijkerwijs had kunnen en moeten begrijpen’ (rov. 3.3):

“Het hof heeft in rov. 5.7 overwogen dat de vrouw, althans haar adviseurs, uit de brief van 12 juni 2008 redelijkerwijs hadden kunnen of moeten begrijpen dat de man omstreeks 1 januari 2005, naast het voorschot van € 600.000,–, meer goodwillaanspraken had. Het hof volgt de vrouw niet in haar stelling dat de brief, beoordeeld naar de situatie van toen, wat betreft de hoogte van de toegekende goodwillaanspraken ook anders kan worden uitgelegd. Het hof heeft overwogen dat een redelijke uitleg van die brief meebrengt dat hieruit kan worden afgeleid dat de financiële banden zijn doorgesneden doordat de goodwillaanspraken zijn overgedragen aan Stichting Gesde. Dat de vrouw de brief anders heeft uitgelegd en dat zij daardoor in 2008 aan die brief en de overige door de man verstrekte stukken de conclusie heeft verbonden dat de goodwillaanspraken € 600.000,– bedroegen, moet daarom voor haar rekening blijven, aldus het hof.

Indien deze overwegingen van het hof aldus moeten worden begrepen dat voor het aanvangsmoment van de verjaring voldoende is dat de vrouw bekend had kunnen of moeten zijn met de schade, is het hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting.”

Benadeelde moet daadwerkelijk bekend zijn met schade en persoon

Voor een daadwerkelijke bekendheid bij de benadeelde moet bij de benadeelde voldoende zekerheid bestaan dát er schade is veroorzaakt. Dat hoeft volgens de Hoge Raad geen absolute zekerheid te zijn, maar kan ook niet zover reiken dat de benadeelde het ‘had behoren te weten’ en dus een objectieve maatstaf leidend moet zijn. Het gaat om de subjectieve maatstaf en bijkomend de omstandigheden van het geval.

Second opinion over aanvang verjaringstermijn bij een vordering tot schadevergoeding

Het kan zijn dat u eerder geadviseerd bent dat uw zaak niet meer actueel is omdat uw vordering zou zijn verjaard. Mogelijk kan een second opinion ertoe leiden dat uw vordering niet is verjaard en dat de aanvang van de verjaringstermijn voor het vorderen van schadevergoeding niet, of pas later is gaan lopen. Het gaat immers niet om een objectieve maatstaf, maar er moet op een subjectieve manier naar gekeken worden. Laat u hierover goed adviseren door een ervaren advocaat procesrecht.

Advocaat gespecialiseerd in verjaring

Wit u advies inwinnen over verjaring bij een aanspraak tot schadevergoeding? Neemt u dan contact op met de procesrecht advocaten Remko Roosjen of Sander van Someren Gréve bij MAAK advocaten. Wij kunnen u begeleiden bij het opstarten van een procedure of u adviseren bij de vraag of een vordering verjaard is.  U kunt ons bereiken onder de volgende contactgegevens:

+31 (0)20 – 210 31 38
remko.roosjen@maakadvocaten.nl

Remko Roosjen

Remko Roosjen

Als partner van MAAK en advocaat commercial law geeft Remko leiding aan aan het team Commerciële Geschillen en Contractenrecht. Remko is een gespecialiseerde advocaat contractenrecht en heeft een ruime ervaring in het voeren van procedures, waaronder voor de civiele rechter, in arbitrage en mediation. Remko is verbonden aan de specialisatievereniging voor Distributie, Franchise en Agentuur en doceert regelmatig over het snijvlak van commerciële contracten en productregelgeving. Lees meer over Remko op zijn persoonlijk profiel of op LinkedIn .