
Wat is een softwareovereenkomst?
Een softwareovereenkomst is een juridische overeenkomst tussen twee partijen, waarbij de ene partij (de leverancier) software levert aan de andere partij (de afnemer). Deze overeenkomst kan verschillende vormen aannemen, zoals een licentieovereenkomst, een ontwikkelovereenkomst of een onderhoudsovereenkomst.Belangrijke elementen van een softwareovereenkomst zijn:Levering en gebruiksrechten: De overeenkomst specificeert welke rechten de afnemer krijgt met betrekking tot het gebruik van de software. Dit kan variëren van een eenvoudige gebruikslicentie tot uitgebreide exploitatierechten, inclusief het recht om de software verder te ontwikkelen.Betalingsverplichtingen: De afnemer moet een vergoeding betalen voor het gebruik van de software. Dit kan een eenmalige betaling zijn of periodieke betalingen, zoals maandelijkse huurprijzen.
Onderwerpen in een softwareovereenkomst
Een softwareovereenkomst is doorgaans een tamelijk uitgebreid contract met diverse bepalingen die van belang zijn. Zo zal er worden bepaald welk recht van toepassing is, welk forum beveogd is bij een geschil, en zal er op de verplichtingen van partijen worden ingegaan. Hieronder een drietal belangrijke bepalingen die altijd terugkomen.
Implementatie en onderhoud
Vaak bevat de overeenkomst bepalingen over de implementatie van de software en het onderhoud ervan. Dit kan door de leverancier zelf worden uitgevoerd of door een derde partij.
Geheimhouding
De overeenkomst kan bepalingen bevatten over de geheimhouding van de software en de bijbehorende informatie. Dit is belangrijk om de intellectuele eigendomsrechten van de leverancier te beschermen.
Aansprakelijkheid en garantie
De overeenkomst kan bepalingen bevatten over de aansprakelijkheid van de leverancier voor eventuele gebreken in de software en de garantie die wordt gegeven voor de werking van de software.
Een voorbeeld van een juridische uitspraak die relevant is voor softwareovereenkomsten is de zaak tussen Ricoh en DPN, waarin de rechtbank oordeelde over de betalingsverplichtingen en de implementatieproblemen van de software. Deze zaak was belangrijk omdat het duidelijk maakte dat de leverancier niet aansprakelijk was voor de implementatieproblemen, aangezien de implementatie door een derde partij zou worden uitgevoerd.
Een ander voorbeeld is de zaak tussen I-Design en [Gedaagde], waarin de rechtbank oordeelde dat er een overeenkomst van opdracht was gesloten en de opdrachtgever verplicht was tot betaling van de overeengekomen vergoeding. Deze elementen en voorbeelden geven een goed overzicht van wat een softwareovereenkomst inhoudt en welke juridische aspecten daarbij komen kijken.
Sluiten van de softwareovereenkomst (totstandkoming)
Aanbod en aanvaarding (Art. 6:217 BW)
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Bij softwarelicenties kan het aanbod bijvoorbeeld bestaan uit het presenteren van licentievoorwaarden of een offerte, en de aanvaarding uit het akkoord gaan (bijv. klikken op “Ik ga akkoord”). Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk schriftelijk; zij kunnen ook stilzwijgend uit gedragingen blijken. Voorbeeld: het installeren en gebruiken van de software nadat de voorwaarden zijn getoond, kan gelden als aanvaarding van de licentievoorwaarden.
Herroepelijkheid van aanbod van een softwareovereenkomst (Art. 6:219 BW)
Een aanbieder kan zijn aanbod intrekken zolang er geen aanvaarding is, tenzij het aanbod onherroepelijk is gemaakt (bijv. door een termijn te stellen). Bij softwarelicenties (zeker online) is vaak bepaald dat het aanbod vrijblijvend is. Let erop dat een te late aanvaarding volgens de wet geldt als een nieuw aanbod (Art. 6:221 BW).
Wil en vertrouwen bij een softwareovereenkomst (Art. 3:33 en 3:35 BW)
Er moet sprake zijn van wilsovereenstemming. Als de verklaarde wil afwijkt van de werkelijke wil (bijv. een kennelijke vergissing in de licentieprijs), geldt wat de wederpartij redelijkerwijs mocht begrijpen. In de praktijk betekent dit dat duidelijke fouten in het aanbod (zoals een licentie voor €0 door een typfout) niet altijd tot een geldige overeenkomst leiden, omdat de wederpartij hier niet op mag vertrouwen.
Dwaling bij een softwareovereenkomst (Art. 6:228 BW)
Als een partij bij het sluiten van de softwarelicentieovereenkomst dwaalt (een onjuiste voorstelling van zaken heeft) en bij een juiste voorstelling de overeenkomst niet (of niet onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gesloten, kan de overeenkomst vernietigbaar zijn wegens dwaling. Volgens de wet is daarvan o.a. sprake indien de dwaling te wijten is aan een onjuiste inlichting door de wederpartij of het verzwijgen van essentiële informatie die men had moeten geven. Voorbeeld: Als de leverancier ten onrechte stelt dat de software bepaalde functionaliteit heeft of voldoet aan een bepaalde eis, en de klant op basis daarvan de licentie sluit, kan de klant de overeenkomst wegen dwaling vernietigen. Let wel: geen dwaling als het een toekomstige omstandigheid betreft of als de dwaling op grond van de omstandigheden voor risico van de dwalende behoort te blijven (Art. 6:228 lid 2 BW).
Bedrog, bedreiging en misbruik van omstandigheden bij een softwareovereenkomst (Art. 3:44 BW)
Naast dwaling zijn dit andere gronden voor vernietigbaarheid. Bij bedrog geeft de wederpartij opzettelijk valse informatie of verzwijgt zij feiten om de ander de licentie te laten sluiten. Bedreiging (dwang) of misbruik van omstandigheden (bijvoorbeeld iemand onder druk zetten die in nood verkeert om een onvoordelige licentie te tekenen) kunnen ook leiden tot vernietiging ex Art. 3:44 BW. In softwarecontracten komen deze situaties minder vaak voor, maar ze zijn relevant bij de totstandkoming: een onder dwang of onder valse voorwendselen gesloten licentieovereenkomst is niet geldig.
Algemene voorwaarden naast een softwareovereenkomst (Art. 6:231–247 BW)
Softwarelicenties bevatten vaak algemene voorwaarden (EULA’s, licentievoorwaarden). Deze bepalingen uit het BW regelen hoe algemene voorwaarden deel gaan uitmaken van de overeenkomst:
- Terhandstelling (Art. 6:233 sub b jo. 6:234 BW): De gebruiker van de voorwaarden (softwareleverancier) moet de wederpartij vóór of bij het sluiten van de overeenkomst een redelijke mogelijkheid geven om de voorwaarden te lezen (bijv. toesturen, aanklikbare PDF, of beschikbaarheid op website). Als dit niet gebeurt, kan de wederpartij de voorwaarden vernietigen. In praktijk betekent dit dat licentievoorwaarden duidelijk toegankelijk moeten zijn voordat de klant akkoord geeft (denk aan een scrollbox met de EULA vóór installatie).
- Onredelijk bezwarende bedingen (Art. 6:233 sub a BW): Indien een beding in de licentievoorwaarden onredelijk bezwarend is, kan de wederpartij het vernietigen. Voor consumenten zijn in de wet een zwarte lijst (Art. 6:236 BW) en grijze lijst (Art. 6:237 BW) opgenomen. Zo is bijvoorbeeld een bepaling die de consument zijn wettelijke rechten ontneemt niet toegestaan. Een clause die de bevoegdheid van de consument om de overeenkomst te ontbinden uitsluit, staat op de zwarte lijst en is van rechtswege nietig. In B2B-relaties is de toetsing terughoudender, maar ook daar kan een extreem onevenwichtige clausule in strijd met de redelijkheid en billijkheid (Art. 6:248 lid 2 BW) onaanvaardbaar worden geacht.
- Battle of forms: Bij softwarelicenties onderhandelen partijen niet altijd over iedere bepaling. Als beide partijen naar hun eigen algemene voorwaarden verwijzen (bijvoorbeeld een klant met inkoopvoorwaarden vs. de leverancier met licentievoorwaarden), ontstaat onduidelijkheid welke set prevaleert. Volgens jurisprudentie en Art. 6:225 lid 3 BW geldt dat bij strijdige algemene voorwaarden in beginsel de laatste verwijzing voor de acceptatie doorslaggevend is, tenzij de gebruiker uitdrukkelijk de toepassing van de andere voorwaarden afwijst. Praktijktip: Maak in de offerte of orderbevestiging expliciet welke voorwaarden van toepassing zijn, om discussies te voorkomen.
Elektronisch contracteren (Art. 6:227a, 6:227b BW)
Veel softwarelicenties worden online gesloten. De wet stelt aanvullende eisen voor overeenkomsten langs elektronische weg. Zo moet de aanbieder duidelijke informatie verstrekken over het contracteerproces voordat de elektronische overeenkomst tot stand komt (Art. 6:227b lid 1 BW). Denk aan informatie over de te doorlopen stappen, de mogelijkheid om invoerfouten te corrigeren, de taal van de overeenkomst etc.
Ook moet de leverancier bij een elektronische overeenkomst de ontvangst van de bestelling bevestigen (Art. 6:227c BW) – bijvoorbeeld via een e-mail met bevestiging van de licentieorder – anders is de klant niet gebonden voordat die bevestiging er is. Bij consumentenlicenties op afstand gelden bovendien de regels inzake koop op afstand (Art. 6:230g e.v. BW), waaronder het herroepingsrecht (Art. 6:230o BW: 14 dagen bedenktijd) tenzij een uitzondering van toepassing is (voor digitale inhoud kan de consument afstand doen van dit recht als hij instemt met directe levering).
Aandachtspunten bij sluiten: Zorg voor een duidelijk aanbod (bijvoorbeeld een offerte of licentieovereenkomst waarin essentialia staan: prijs, duur, gebruiksrechten) en een ondubbelzinnige aanvaarding. Voorkom misverstanden om dwaling te vermijden: informeer de wederpartij correct over functionaliteiten en beperkingen van de software. Neem algemene voorwaarden op de juiste wijze op: verstrek ze tijdig en laat de wederpartij ze uitdrukkelijk accepteren. Bij online licenties: voldoe aan de informatieplichten en bevestig de overeenkomst, om geldige totstandkoming te verzekeren en geschillen over de geldigheid van de EULA te voorkomen.
Nakoming van de overeenkomst (levering, gebruik en aansprakelijkheid)
Levering van de software
De kernverplichting van de licentiegever (softwareleverancier) is het ter beschikking stellen van de software aan de licentienemer. Onder Nederlands recht moet de verkoper/leverancier bij een koop de zaak leveren (Art. 7:9 BW). In het geval van software betekent dit doorgaans het leveren van een kopie of downloadlink, een licentiecode of anderszins toegang geven tot het programma.
Bij een licentie is er vaak geen fysieke zaak, maar bij een perpetuele softwarelicentie tegen betaling heeft de Hoge Raad bepaald dat het als een koop kan worden beschouwd. In het Beeldbrigade-arrest oordeelde de Hoge Raad dat op een standaardsoftware-licentie voor onbepaalde duur (tegen éénmalige betaling) het wettelijk kooprecht van toepassing is. Dit betekent onder meer dat de software “geleverd” moet worden en vrij moet zijn van rechten van derden (analoog aan Art. 7:15 BW: de koper mag ongestoord het softwaregebruik genieten zonder dat bijvoorbeeld een derde rechthebbende de gebruiksrechten betwist).
Levering houdt in de praktijk ook in dat de leverancier ervoor moet zorgen dat de licentienemer de software kan installeren en gebruiken zoals overeengekomen (bijv. het tijdig verstrekken van activatiecodes, opleveren van toegang of installatiebestanden).
Gebruiksrechten en intellectuele eigendom
Een softwarelicentie verleent een gebruiksrecht (licentie) onder bepaalde voorwaarden. Hoewel intellectuele eigendomswetgeving (zoals de Auteurswet) bepaalt dat de auteur exclusieve rechten heeft, is het civielrechtelijke aspect dat de licentiegever contractueel toestemming geeft tot gebruik. Het is een wederkerige overeenkomst: de licentiegever verleent het gebruiksrecht en de licentienemer betaalt of voldoet aan voorwaarden.
Wettelijk is vastgelegd dat een licentie voor onbepaalde tijd en tegen betaling de licentienemer zelfs het recht geeft de software door te verkopen (doorlevering), ondanks een contractueel verbod – dit volgt uit het UsedSoft-arrest van het Hof van Justitie. Voor de nakoming betekent dit dat de licentiegever moet zorgen dat de licentienemer de overeengekomen gebruiksrechten daadwerkelijk kan uitoefenen (bijvoorbeeld niet intrekken van licentiesleutels tijdens de looptijd zonder grond). Schendt de leverancier de gebruiksrechten (bijv. door de licentie vroegtijdig te beëindigen in strijd met het contract), dan levert dit een tekortkoming in de nakoming op.
Conformiteit van de software (Art. 7:17 BW)
Conformiteitseis: de geleverde software moet aan de overeenkomst beantwoorden. Dit houdt in dat de software de eigenschappen bezit die de licentienemer op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Bij een koop van standaardsoftware wil dat zeggen dat de software geschikt is voor normaal gebruik en de eigenschappen heeft die voor een dergelijk product gebruikelijk zijn, evenals eventuele specifieke eigenschappen die zijn toegezegd. Art. 7:17 BW bepaalt dat een zaak niet conform is als zij niet de eigenschappen bezit die de koper mocht verwachten, mede gelet op de aard van de zaak en uitingen van de verkoper.
Toepassing bij software
op grond van genoemd arrest moeten standaardsoftwarelicenties voor onbepaalde tijd tegen betaling voldoen aan deze conformiteitseisen. De software moet dus functioneren zoals beschreven en mag geen gebreken vertonen die normaal gebruik verhinderen. Voorbeelden: Als in de overeenkomst staat dat de software bepaalde functies heeft (bijv. compatibiliteit met Windows 11 of een bepaalde module), dan moet de software dat ook daadwerkelijk kunnen. Als de software door ernstige bugs of beveiligingsproblemen niet normaal bruikbaar is, voldoet zij niet aan de redelijke verwachtingen – dit is non-conformiteit. De licentienemer kan in zo’n geval op grond van de wet reparatie (bij software: een update/patch) of vervanging eisen, voor zover toepasselijk (Art. 7:21 BW bij koop). Als herstel uitblijft, kan men eventueel de prijs verminderen of de overeenkomst ontbinden wegens tekortkoming. Let op dat bij maatwerksoftware de overeenkomst meestal een overeenkomst van aanneming van werk of opdracht is, waarbij conformiteit zich vertaalt in voldoen aan de specificaties. In alle gevallen is duidelijk afspreken van verwachtingen cruciaal om discussies over conformiteit te voorkomen.
Garanties in de softwareovereenkomst
Soms wordt in softwarecontracten een garantie gegeven (bijv. “90 dagen vrij van materiële defects”). Wettelijk komt dit samen met conformiteit. Voor consumenten is sinds 2022 bovendien de implementatie van de EU-richtlijn digitale inhoud van kracht, waardoor digitale producten een wettelijke conformiteitsgarantie hebben. In Boek 7 BW zijn hierover speciale regels opgenomen (Art. 7:50 e.v. BW voor digitale producten, in lijn met 7:17).
De praktijk betekent dat een leverancier in het eerste jaar na levering van consumentensoftware geacht wordt te bewijzen dat een defect niet al bestond bij levering, indien de consument klaagt (omkering bewijslast, Art. 7:18 lid 2 BW). Voor zakelijke licenties kan contractueel de garantie en aansprakelijkheid beperkter zijn, maar fundamentele tekortkomingen blijven onder de wettelijke conformiteit en wanprestatie-regels vallen.
Aansprakelijkheid bij tekortkoming softwareovereenkomst (wanprestatie)
Als een partij haar contractuele verplichtingen niet nakomt, spreekt men van wanprestatie (tekortkoming in de nakoming). Artikel 6:74 BW bepaalt dat elke tekortkoming de schuldenaar verplicht de schade te vergoeden die de schuldeiser daardoor lijdt, tenzij de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend. Er is pas sprake van schadeplichtigheid bij wanprestatie als de tekortkoming toerekenbaar is (d.w.z. door schuld of risico van de schuldenaar). Bijvoorbeeld: als de software niet functioneert omdat de leverancier een essentiële module niet heeft geleverd, is dat een toerekenbare tekortkoming die schadevergoeding kan opleveren. De wet onderscheidt verschillende scenario’s:
- De schuldenaar komt helemaal niet na (bijv. software wordt nooit geleverd).
- Gedeeltelijke niet-nakoming (een deel van de functionaliteit ontbreekt).
- Niet behoorlijke nakoming (de software werkt, maar niet zoals overeengekomen of met ernstige gebreken).
In al deze gevallen is er een tekortkoming. De gedupeerde partij (bijv. de licentienemer die niet krijgt waar hij recht op heeft) kan dan in beginsel schadevergoeding vorderen (Art. 6:74 BW) én eventueel andere remedies zoals ontbinding in gang zetten (zie hieronder bij beëindiging).
Overmacht (Art. 6:75 BW)
Niet elke tekortkoming leidt tot aansprakelijkheid. Een tekortkoming is niet toerekenbaar aan de schuldenaar als sprake is van overmacht. Art. 6:75 BW omschrijft dat een tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend als zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Met andere woorden: als de leverancier de licentie niet kan nakomen door een omstandigheid buiten zijn invloed (bijv. een cyberaanval of overheidsverbod op export van de technologie), kan hij een beroep op overmacht doen. Gevolg is dat de wederpartij geen schadevergoeding kan eisen. Let op: Overmacht bevrijdt van aansprakelijkheid, maar niet altijd van de verplichting zelf; bij tijdelijke overmacht wordt nakoming opgeschort. Bijvoorbeeld, een storing in de cloudomgeving kan overmacht zijn voor de leverancier; hij is dan tijdelijk niet in verzuim, maar moet wel zo snel mogelijk presteren zodra het kan. Contractueel worden vaak overmachtsclausules opgenomen die specifieke gebeurtenissen als overmacht aanmerken (denk aan “force majeure”-clausules voor storingen, pandemieën, etc.).
Risicoaansprakelijkheid voor hulppersonen en zaken (Art. 6:76 en 6:77 BW)
De leverancier kan bij de uitvoering derden inschakelen of zaken gebruiken. Wettelijk geldt dat hij aansprakelijk is voor gedragingen van hulppersonen die hij bij de nakoming gebruikt, alsof hij zelf de tekortkoming beging (Art. 6:76 BW). Bijvoorbeeld: de leverancier besteedt het implementeren van de software uit aan een subcontractor; als die wanprestatie pleegt, is de hoofdleverancier aansprakelijk naar de klant.
Art. 6:77 BW bepaalt voorts dat als men bij de uitvoering gebruikmaakt van een zaak (bijv. een bepaalde softwarecomponent of tool) die ongeschikt is en daardoor een tekortkoming veroorzaakt, dit in beginsel ook voor rekening van de schuldenaar komt, tenzij het onredelijk zou zijn dit aan hem toe te rekenen. In softwaretermen: gebruikt de leverancier een derde-party bibliotheek in het product en blijkt die een ernstig lek te hebben, dan moet de leverancier dit oplossen en is hij aansprakelijk voor de gevolgen, tenzij hij kan aantonen dat zelfs een zorgvuldig handelende leverancier dit niet had kunnen voorkomen.
Specifieke wetsartikelen bij kwalificatie als koop of huur
Zoals genoemd kan een softwarelicentie juridisch gezien soms als koop kwalificeren. In dat geval gelden de regels van koopovereenkomst in Boek 7 BW. Naast conformiteit (7:17) zijn van belang:
- Art. 7:19 BW: de koper mag bij levering onderzoeken of het geleverde aan de overeenkomst beantwoordt (bij software betekent dit testen/installeren bij oplevering).
- Art. 7:23 BW: de klachtplicht. Een afnemer moet binnen bekwame tijd klagen over gebreken nadat hij deze heeft ontdekt, anders kan hij zijn rechten verspelen. In een softwarecontext: als de gebruiker bugs of tekortkomingen ontdekt, moet hij dit tijdig melden aan de leverancier.
- Art. 7:21 BW: bij non-conformiteit heeft de koper recht op herstel of vervanging, tenzij dat niet van de verkoper gevergd kan worden. Softwareherstel is meestal het verstrekken van patches of updates.
- Art. 7:24 BW: bij consumentenkoop is de leverancier aansprakelijk voor bijkomende schade door een non-conform product, binnen bepaalde grenzen.
- Art. 7:15 BW: vrijwaring voor recht van derden – de licentie moet vrij van rechten van derden verleend worden. Dit speelt als bijvoorbeeld de software inbreuk maakt op iemands auteursrechten: de leverancier schiet dan tekort, omdat de klant niet het ongestoorde genot van de software heeft (hij kan mogelijk zelfs aangesproken worden door die derde). Een zorgvuldig licentiecontract bevat vaak een vrijwaringsbepaling: de leverancier vrijwaart de klant tegen claims van derden wegens IP-inbreuk.
Is een softwareovereenkomst een duurovereenkomst of huurovereenkomst?
Daarnaast kan een softwarelicentie op abonnementsbasis (bijv. SaaS of jaarlijkse licentie) kenmerken van een duurovereenkomst hebben. Sommige juristen vergelijken een tijdgebonden licentie met huur. Hoewel software geen “zaak” is in fysieke zin, heeft de Hoge Raad zich wel eens uitgelaten dat huurrecht niet direct van toepassing is op softwarelicenties. Toch is het leerzaam te kijken naar overeenkomsten van huur (Art. 7:201 e.v. BW) als analogie: Zo definieert Art. 7:204 BW een gebrek bij huur als een staat of eigenschap waardoor het gehuurde niet het genot kan verschaffen dat de huurder mag verwachten. Dit begrip “gebrek” is ruimer dan wat in ICT-contracten vaak contractueel als “fout” wordt gedefinieerd. Ook verplicht Art. 7:206 BW de verhuurder om gebreken te verhelpen (reparatieplicht).
Praktijkvoorbeeld: Als een softwareleverancier een licentie “verhuurt” (bijv. tegen periodieke betaling) en de software blijkt een bug te bevatten die normaal gebruik verhindert, dan zou men naar analogie kunnen zeggen dat dit een gebrek is dat de leverancier moet verhelpen zonder extra kosten. Hoewel niet alle huurregels dwingend van toepassing zijn (omdat software geen stoffelijke zaak is), kunnen ze in de redelijkheid en billijkheid wel als inspiratie dienen. In elk geval kan de licentienemer bij ernstige gebreken nakoming eisen of eventueel ontbinding/prijsvermindering verzoeken (overeenkomstig huurrecht Art. 7:210 BW of algemene wanprestatieleer).
Risico’s en voorbeelden bij nakoming
In de praktijk zien we risico’s als tegenvallende functionaliteit of vertraging in levering. Bijvoorbeeld, een bedrijf sluit een licentie voor boekhoudsoftware, maar bij installatie blijkt het pakket essentiële functies te missen of vol bugs te zitten – dat is non-conformiteit, en de afnemer kan herstel eisen. Ook kan het zijn dat de leverancier afhankelijk is van een derde (bijv. een cloudplatform); valt die uit, dan moet de leverancier toch zorgen voor een alternatief of loopt hij risico op wanprestatie (6:76 BW).
Aansprakelijkheid is vaak contractueel beperkt in licenties (denk aan uitsluiting van gevolgschade, plafond op directe schadevergoeding). Dergelijke beperkingen zijn in B2B toegestaan, maar in consumentenrelaties gematigd door de zwarte/grijze lijst. Zelfs in B2B kunnen bepaalde uitsluitingen onredelijk zijn (Art. 6:233 sub a BW of 6:248 BW). Kortom, de leverancier doet er goed aan zijn verplichtingen na te komen zoals beloofd, omdat bij tekortkoming het wettelijke regime streng kan zijn: bij toerekenbare tekortkoming schadeplicht (6:74), risico van ontbinding (6:265), en mogelijk imagoschade of verlies van klanten.
Beëindiging van de softwareovereenkomst (opzegging, ontbinding, wanprestatie)
- “Beëindiging” vs. opzegging/ontbinding – Juridisch gesproken kennen we verschillende manieren waarop een overeenkomst kan eindigen. De term beëindiging op zich is niet strikt gedefinieerd in de wet en kan zowel opzegging als ontbinding inhouden. Het is belangrijk dit te onderscheiden:
- Opzegging is het beëindigen voor de toekomst door een daartoe bevoegde partij, zonder dat per se een tekortkoming vereist is.
- Ontbinding is het ontbinden wegens wanprestatie met terugwerkende kracht (voor zover al uitgevoerd moeten prestaties ongedaan gemaakt worden, Art. 6:271 BW).
- Vernietiging (bijv. wegens dwaling of bedrog) werkt zelfs terug tot het begin, omdat de overeenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan, maar dat valt eigenlijk onder de fase van gebrekkige totstandkoming. In deze context richten we ons op opzegging en ontbinding als wijzen van beëindiging van een geldig tot stand gekomen licentie.
Opzegging van een duurovereenkomst
Een softwarelicentie kan voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd zijn aangegaan. Voor overeenkomsten voor bepaalde tijd (bijv. een licentie van 1 jaar) geldt dat deze in principe eindigt na het verstrijken van die termijn. Tussentijdse opzegging is dan alleen mogelijk als het contract of de wet dat toestaat.
Soms is in het contract een tussentijdse opzegmogelijkheid bedongen (met bijvoorbeeld een opzegtermijn of opzeggingsvergoeding); zo niet, dan zit men doorgaans vast aan de overeengekomen duur. Voor onbepaalde tijd aangegane licentieovereenkomsten (een duurovereenkomst zonder einddatum) is in de wet geen expliciete algemene opzeggingsregeling opgenomen.
Volgens vaste jurisprudentie kan een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel altijd worden opgezegd, ook als daarover niets is afgesproken. Wel kunnen de redelijkheid en billijkheid (Art. 6:248 BW) eisen stellen aan zo’n opzegging. Dit betekent dat de opzeggende partij rekening moet houden met de belangen van de wederpartij. Aandachtspunten:
- Vaak moet een redelijke opzegtermijn in acht worden genomen, zodat de wederpartij zich kan aanpassen. Wat redelijk is, hangt af van de omstandigheden (duur van de relatie, investeringen gedaan, afhankelijkheid, etc.). Bijvoorbeeld, als een softwareleverancier een abonnementslicentie abrupt per direct zou beëindigen, kan dat onrechtmatig zijn; een termijn van enkele maanden kan dan redelijk zijn.
- In sommige gevallen kan zelfs een zwaarwegende grond nodig zijn voor opzegging, of moet een aanbod tot schadeloosstelling worden gedaan, als de gevolgen voor de wederpartij anders te ernstig zijn. Dit komt uit jurisprudentie (bijv. HR T-Mobile/Stone 2009 en latere arresten) waarin is overwogen dat een onvoorwaardelijk opzeggingsrecht kan worden beperkt door de redelijkheid en billijkheid. Voorbeeld: Een distributeur investeert in het opbouwen van een markt voor de software; de leverancier kan de distributieovereenkomst (duurovereenkomst) niet zomaar opzeggen zonder redelijke termijn of vergoeding van onverdiende kosten.
- Voor bepaalde contractstypen heeft de wet wel opzegbepalingen: bijv. opdracht (Art. 7:408 BW) kan een opdrachtgever te allen tijde opzeggen (mits vaak met betaling van het reeds verrichte en eventuele schadevergoeding als het onredelijk laat is). Als een softwarelicentie onderdeel is van een bredere overeenkomst van opdracht (bv. implementatie + gebruiksrecht), kunnen zulke bepalingen spelen.
- Automatische verlenging: In software-licenties voor bepaalde tijd staat vaak een clausule dat de licentie stilzwijgend verlengd wordt, tenzij tijdig opgezegd. Let op de Wet van Dam voor consumenten: bepaalde langlopende automatische verlengingen zijn beperkt of vereisen mogelijkheid tot maandelijkse opzegging na eerste termijn. In B2B is dat minder strikt, maar good practice is om niet te lange verlengtermijnen zonder opzegmogelijkheid te hanteren (bv. automatische verlenging met telkens 1 jaar, met opzegtermijn van 1 maand is gebruikelijk).
Ontbinding softwareovereenkomst wegens wanprestatie (Art. 6:265 BW)
Ontbinding is de wettelijke remedie bij een tekortkoming in de nakoming. Art. 6:265 lid 1 BW bepaalt uitdrukkelijk: “Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.”
Met andere woorden: als één partij zijn contractuele verplichting schendt, mag de ander in principe de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden, behalve als het gaat om een hele geringe tekortkoming. Er is dus een tenzij-clausule voor bagatellen: een licentienemer kan niet de hele licentie ontbinden vanwege een volstrekt minimaal gebrek (bijv. een zeer kleine bug die vrijwel geen impact heeft).
De wet eist verder dat, voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is, ontbinding pas kan plaatsvinden nadat de schuldenaar in verzuim is geraakt (Art. 6:265 lid 2 BW). Dit betekent praktisch dat bij veel wanprestatie-situaties eerst een ingebrekestelling moet worden gestuurd en een redelijke hersteltermijn moet verstrijken, voordat men mag ontbinden.
- Verzuim en ingebrekestelling (Art. 6:81–83 BW) – Verzuim houdt in dat de schuldenaar (de partij die tekortschiet) een extra drempel heeft overschreden: hij is nalatig gebleven na een aanmaning of voldoet aan een van de gevallen van 6:83 BW. Samengevat:
- Regel (Art. 6:82 BW): De crediteur (bijv. licentienemer die levering verwacht) moet de schuldenaar schriftelijk aanmanen en daarbij een redelijke termijn voor nakoming stellen. Blijft nakoming binnen die termijn uit, dan treedt verzuim in. Die aanmaning heet ingebrekestelling en moet duidelijk maken welke prestatie verlangd wordt en dat men schadevergoeding eist bij uitblijven. Bijvoorbeeld, als een softwareleverancier te laat is met het opleveren van een module, stuurt de klant een ingebrekestelling: “Lever binnen 14 dagen alsnog versie X, anders bent u in verzuim en houden wij ons het recht voor te ontbinden.”
- Uitzonderingen (Art. 6:83 BW): In sommige gevallen ontstaat verzuim automatisch zonder ingebrekestelling. Die gevallen zijn: (a) een fatale termijn is overschreden – bijv. de licentie was uiterlijk per 1 januari nodig, die datum is verstreken; (b) er is schade door vertraging en een aanmaning zou nutteloos zijn – bijv. als de oplevering op een bepaalde datum essentieel was en gemist is; (c) de schuldenaar heeft zelf aangegeven of laten blijken dat hij niet zal nakomen. In softwarecontracten wordt vaak met fatale termijnen gewerkt voor oplevering van fases; als zo’n termijn als “tijd is essentieel” is bedongen, is overschrijding ervan meteen wanprestatie met verzuim.
- Blijvend onmogelijke nakoming: Wanneer presteren permanent onmogelijk is, is een ingebrekestelling niet vereist (Art. 6:82 lid 2 BW, vernuanceerd in jurisprudentie). Bijvoorbeeld, als de softwarecode verloren is gegaan of een bepaalde editie nooit geleverd kan worden, heeft aanmanen geen zin. Dan is er direct verzuim en kan ontbinding meteen plaatsvinden.
Gedeeltelijke ontbinding softwareovereenkomst
- Ontbinding kan geheel of gedeeltelijk plaatsvinden (Art. 6:265 lid 1 BW). Gedeeltelijke ontbinding houdt in een evenredige vermindering van wederzijdse prestaties (Art. 6:270 BW). In de praktijk bij software: als de overeenkomst meerdere modules of diensten omvat, kan men ervoor kiezen alleen het deel te ontbinden dat betrekking heeft op het tekortschietende onderdeel. Bijvoorbeeld, een pakketdeal van software + support: bij ernstige tekortkoming enkel in de supportverlening zou men de supportovereenkomst kunnen ontbinden (eventueel met reductie van vergoeding), terwijl de licentie voor de software zelf in stand blijft. Dit moet wel logisch gescheiden kunnen worden. De wet voorziet erin dat de gevolgen proportioneel verdeeld worden.
- Gevolgen van ontbinding (Art. 6:271 BW e.v.) – Bij een rechtsgeldige ontbinding worden partijen bevrijd van toekomstige verplichtingen en moeten reeds uitgevoerde prestaties ongedaan gemaakt worden. Dit betekent dat men over en weer moet teruggeven wat al ontvangen was: de pre-contractuele status quo herstellen. In een softwarelicentie-situatie houdt dit in:
- De licentienemer moet stoppen met het gebruik van de software en eventueel fysieke dragers teruggeven of software deïnstalleren (het gebruiksrecht vervalt).
- De leverancier moet de ontvangen licentievergoeding (of een evenredig deel) terugbetalen aan de klant.
- Als volledige ongedaanmaking niet mogelijk is (bij diensten of geleverde prestaties die al “verbruikt” zijn, zoals onderhoud dat al is gepleegd), treedt Art. 6:272 BW in werking: er moet dan een waardevergoeding worden betaald in plaats van teruggave. Die waarde wordt bepaald op het moment van ontvangst. Is de prestatie gebrekkig uitgevoerd, dan wordt de waardevergoeding verminderd naar rato van de verminderde waarde. In concreto: heeft de klant bijvoorbeeld 6 maanden van een 12-maanden softwareabonnement gebruikt voordat hij ontbond wegens ernstige gebreken, dan hoeft hij wellicht alleen voor de 6 genoten maanden te betalen (waardevergoeding), en krijgt hij het overige terug.
- Vaak wijken contracten hiervan af. Partijen kunnen afspraken maken om bij ontbinding bepaalde gevolgen anders te regelen (tenzij bij consumenten sommige dwingendrechtelijke regels zich daartegen verzetten). In IT-contracten wordt bijvoorbeeld regelmatig bedongen dat wat al geleverd is niet hoeft te worden teruggedraaid, zodat ontbinding in feite werkt als opzegging. Ook kan in de overeenkomst staan dat ontbinding alleen kan na rechterlijke tussenkomst, of dat eerst een escalatieprocedure doorlopen moet worden – dergelijke clausules zijn toegestaan, zij het dat men ontbinding niet volledig kan uitsluiten in consumentenrelaties (zie zwarte lijst, Art. 6:236 sub b BW verbiedt uitsluiten ontbindingsrecht voor de wederpartij).
Wanstand en schadevergoeding
- Ontbinding sluit een recht op schadevergoeding niet uit. Op grond van Art. 6:277 BW kan de ontbindende partij vergoeding vorderen van schade die hij lijdt doordat geen wederzijdse nakoming meer plaatsvindt (bijv. kosten om een vervangende software aan te schaffen tegen hogere prijs). Ontbinding wegens wanprestatie vereist wel dat aan de vereisten (tekortkoming & verzuim) is voldaan. Vaak zal men eerst ontbinden en daarna eventueel de schade vorderen apart, of beide in één keer in rechte vorderen.
Beëindiging “voor onbepaalde tijd” (duurcontract zonder einddatum)
Dit is grotendeels behandeld onder opzegging. Samenvattend: een overeenkomst voor onbepaalde tijd kan in beginsel worden beëindigd door opzegging met inachtneming van een redelijke termijn en redelijkheid en billijkheid. Indien een licentieovereenkomst stilzwijgend voor onbepaalde tijd doorloopt (bijvoorbeeld na een initiële termijn zonder expliciete verlengafspraak), doet de licentiegever er verstandig aan alsnog contractueel een opzegregeling overeen te komen. Zo niet, dan moet hij terugvallen op de open norm van art. 6:248 BW om te bepalen hoe opzegging mag plaatsvinden.
Vaak leidt dit ertoe dat de rechter een redelijke opzegtermijn invult (bijvoorbeeld enkele maanden tot een jaar, afhankelijk van de duur van de samenwerking en investeringen) of in uitzonderlijke gevallen de opzegging onrechtmatig acht zonder dringend grond of vergoeding. Voor de licentienemer (klant) is er overigens doorgaans ook de mogelijkheid om op te zeggen bij onbepaalde duur, wat gunstig is als hij wil wisselen van leverancier of de software niet meer nodig heeft – ook dan dient een redelijke termijn in acht te worden genomen, vooral als de leverancier investeringen heeft gedaan.
Beëindiging in de praktijk
In softwarelicentiecontracten worden vaak clausules opgenomen die expliciet regelen hoe de overeenkomst eindigt:
- Opzegbedingen: bijvoorbeeld “ieder der partijen kan na het eerste jaar met een opzegtermijn van 3 maanden schriftelijk opzeggen”. Dergelijke bedingen zijn leidend, mits ze niet onredelijk zijn tegenover consumenten.
- Ontbindingsclausules (wanprestatie): vaak staat in het contract dat bij bepaalde schendingen de leverancier het recht heeft de licentie te beëindigen (bijv. bij niet-betaling van licentievergoeding of inbreuk op de licentievoorwaarden door de klant, zoals ongeoorloofd kopiëren). Let wel dat zo’n contractuele bepaling de wettelijke ontbinding niet vervangt maar specificeert; in principe blijft Art. 6:265 BW gelden. Wel kan men in B2B overeenkomen dat voor bepaalde kleinere tekortkomingen ontbinding is uitgesloten of een remedie is beperkt, maar een fundamentele wanprestatie blijft ontbindbaar.
- Faillissement of surseance: Veel EULA’s bepalen dat de licentie eindigt bij faillissement van de licentienemer. Wettelijk is dit niet automatisch zo, maar een faillissementscurator heeft op grond van Art. 37 Faillissementswet wel een keuzemogelijkheid om wederkerige overeenkomsten gestand te doen of niet. In praktijk leidt faillissement van één partij vaak tot beëindiging van lopende overeenkomsten, hetzij door opzegging door de curator of door een beding.
- Vernietiging achteraf: Mocht na verloop van tijd blijken dat de overeenkomst destijds onder dwaling, bedrog etc. is gesloten, dan kan vernietiging worden ingeroepen (terugwerkende kracht). Dit is zeldzaam bij softwarelicenties, maar denkbaar als bijvoorbeeld blijkt dat de software steelt van intellectueel eigendom van een derde en de klant bij weten daarvan nooit de licentie had afgenomen – men zou dan eventueel dwaling kunnen stellen. Vernietiging leidt tot ongedaanmaking (Art. 3:53 BW), vergelijkbaar met ontbinding, maar baseert op gebrekkige wil bij sluiten in plaats van wanprestatie na sluiten.
Praktijkvoorbeelden en slotopmerkingen: Bij wanprestatie: Stel een bedrijf huurt een cloudgebaseerde software (SaaS) en de dienst ligt er elke week uren uit, terwijl uptime van 99% was beloofd. Na herhaalde klachten stuurt het bedrijf een ingebrekestelling. De leverancier verhelpt het probleem niet – dit is een ernstige tekortkoming die ontbinding kan rechtvaardigen. Het bedrijf kan de overeenkomst ontbinden en overstappen, en mogelijk schadevergoeding vorderen voor de downtime (bijv. gederfde omzet). Een ander voorbeeld: een licentienemer betaalt de facturen niet tijdig. De leverancier mag dan zijn verplichtingen opschorten (Art. 6:262 BW, exceptio non adempleti contractus) of na aanmaning ontbinden en de licentie intrekken. Veel licentieovereenkomsten bevatten ook bepalingen over wat er bij einde moet gebeuren: bijv. verwijdering van vertrouwelijke gegevens, retour sturen van hardware tokens, en het Beeindigen van gebruik van de software. Deze liggen in lijn met het wettelijke beginsel van ongedaanmaking na ontbinding.
Tot slot is het aan te raden bij het opstellen van softwarelicentieovereenkomsten expliciet te regelen hoe sluiting, nakoming en beëindiging verlopen. Gebruik duidelijke juridische terminologie in het contract (onderscheid tussen opzegging en ontbinding) en wees je bewust van de relevante wettelijke kaders: van aanbod tot aanvaarding in de totstandkoming, via conformiteit en aansprakelijkheid in de uitvoeringsfase, tot de rechtsgeldige manieren om de samenwerking te beëindigen. Door de wettelijke bepalingen uit Boek 6 en Boek 7 BW in acht te nemen – en waar nodig contractueel aan te vullen – kunnen partijen hun rechten en plichten rond softwarelicenties duidelijk afbakenen en geschillen voorkomen.
Advocaat gespecialiseerd in licentieovereenkomsten
Het is aan te raden bij het opstellen van softwarelicentieovereenkomsten expliciet te regelen hoe sluiting, nakoming en beëindiging verlopen. Gebruik duidelijke juridische terminologie in het contract (onderscheid tussen opzegging en ontbinding) en wees je bewust van de relevante wettelijke kaders: van aanbod tot aanvaarding in de totstandkoming, via conformiteit en aansprakelijkheid in de uitvoeringsfase, tot de rechtsgeldige manieren om de samenwerking te beëindigen. Door de wettelijke bepalingen uit Boek 6 en Boek 7 BW in acht te nemen – en waar nodig contractueel aan te vullen – kunnen partijen hun rechten en plichten rond softwarelicenties duidelijk afbakenen en geschillen voorkomen.